Ontwikkelingsrelatie met Pakistan gedeeltelijk hervat
08 apr 2008 | Minister Koenders zal de ontwikkelingsrelatie met
Pakistan gedeeltelijk hervatten. Aanleiding hiervoor is het aantreden
van de democratisch gekozen regering van premier Gilani eind maart. De
Nederlandse regering schortte de ontwikkelingsrelatie op nadat op 3
november 2007 in Pakistan de noodtoestand werd uitgeroepen.
Een van de eerste besluiten van de nieuwe Pakistaanse premier Gilani
was de vrijlating van de rechters die sinds november vorig jaar onder
huisarrest stonden. Koenders noemt de huidige ontwikkeling: "...een
goede eerste stap op weg naar herstel van de rechtsstaat in Pakistan.
Nederland heeft veel krediet bij democratische krachten vanwege het
stopzetten van de hulp tijdens de machtsgreep van president
Musharraf". Definitief herstel van de ontwikkelingsrelatie is
afhankelijk van verder herstel van de democratie en de plannen van de
nieuwe regering.
De ontwikkelingsprogramma's die worden hervat zijn vooral gericht op
onderwijs, milieu, goed bestuur en mensenrechten. Ze worden deels
uitgevoerd in samenwerking met de overheid. De Nederlandse ambassade
in Islamabad heeft van de minister de opdracht gekregen een nieuw
meerjarenplan te schrijven. Het is nog niet duidelijk wat de omvang
van het nieuwe programma zal zijn, maar voor het uitvoeren van
bestaande programma's is de komende jaren een bedrag van 40 miljoen
euro gereserveerd.
Pakistan is, net als Afghanistan, ingedeeld in de categorie
'Veiligheid en Ontwikkeling', één van de beleidsprioriteiten in de
nota 'Een zaak van iedereen' van minister Koenders. "Een democratisch
en stabiel Pakistan vormt op lange termijn tevens een bijdrage aan de
oplossing van het conflict in Afghanistan en de veiligheid in
Nederland," aldus de minister.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
De vlag van Pakistan
Gerelateerde informatie
* Algemene informatie Pakistan
Zie ook
* Het nieuwsbericht van 5 november 2007
Ministerie van Buitenlandse Zaken