Woonbond
08-04-2008
Het Oosten moet 'onredelijk bezwarende' contractsbepaling schrappen
De Amsterdamse woningcorporatie Het Oosten mag in de algemene
voorwaarden van haar huurcontract niet langer de bepaling opnemen dat
huurders van woningen in 'gemengde' complexen - met huurders én
eigenaar-bewoners - niet mogen meestemmen over een wijziging in het
servicekostenpakket en dat de huurders gebonden zijn aan zo'n
wijziging als daartoe door de gezamenlijke eigenaren (de VvE) wordt
besloten. Dat heeft het Gerechtshof in Den Haag beslist in een
beroepszaak die door Zicht op Het Oosten, de huurdersorganisatie van
de corporatie, was aangespannen.
Het Hof heeft beslist dat de door de huurdersorganisatie aangevochten
bepaling in strijd is met de dwingendrechtelijke inhoud van artikel
7:261, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin staat dat de
huurder gebonden is aan een wijziging als die betrekking heeft op
leveringen of diensten die alleen aan een aantal huurders gezamenlijk
kunnen worden geleverd en minstens 70% van de huurders daarmee heeft
ingestemd.
Omdat deze bepaling van dwingend recht is, mag daar, bijvoorbeeld in
algemene voorwaarden bij het huurcontract, niet van worden afgeweken.
En dat is wat Het Oosten met de betwiste contractsbepaling juist
probeerde te bereiken, zogenaamd om een 'botsing' tussen het
appartementsrecht en het huurrecht te voorkomen. Het Hof oordeelt
echter dat de bepaling in de algemene voorwaarden in strijd is met
dwingend recht en daarmee 'onredelijk bezwarend' voor de huurders. Het
Oosten wordt daarom verboden de bepaling nog langer te gebruiken en de
corporatie moet haar huurders daarover ook op 'adequate wijze'
voorlichten. Tevens wordt Het Oosten veroordeeld in de kosten van de
procedure.