VVD


8-4-2008

30380 Het gebruik van het BSN in de zorg

30380 Het gebruik van het BSN in de zorg Plenaire behandeling op 4 december 2007 VVD fractie P. Swenker

Zolang ik me kan herinneren is er in de gezondheid gesproken over het patiëntendossier en geprobeerd om te komen tot stroomlijning, harmonisering en sinds de negentiger jaren over digitalisering van dit dossier. Door zorgaanbieders onderling, hetgeen soms al tot Babylonische spraakverwarring leidde, door commissies, door instituten en iedereen was en is het erover eens dat het een goede zaak zou zijn dat er één dossier komt. Ook de VVD fractie.

Maar meestal was het probleem de stand van de techniek, de gemeenschappelijke taal de beveiliging, wie inzage mocht hebben en wie verantwoordelijk was voor hetgeen er in het patiënten dossier stond.

En helaas is dit nu nog steeds aan de orde, ook vandaag.

Als je het te simpel formuleert, bewerkstelligt dit wetsvoorstel dat het sofi-nummer wordt vervangen door het BSN nummer en dat met name de zorgaanbieder moet controleren of het burgerservicenummer correspondeert met de persoon die hij tegenover zich ziet. Vervolgens legt hij zijn bevindingen over de patiënt digitaal vast onder dit nummer.

Het zijn echter tienduizenden beroepsbeoefenaren, honderden instellingen en een paar handen vol zorgverzekeraars die via dit nummer niet alleen informatie gaan vastleggen maar ook uitwisselen en verwerken.

Voor de VVD fractie zijn in dit debat van belang:


1. De coördinatie en nadere invulling van de randvoorwaarden door de Staatssecretaris van

Binnenlandse Zaken


2.De doelbinding is gerelateerd aan de zorgverzekeringen en naar de mening van de VVD fractie te ruim geformuleerd als het om het oorspronkelijke doel gaat namelijk de privacy bescherming.


3. Het elektronische systeem en de beveiliging ervan


4. Wie heeft zeggenschap over en is verantwoordelijk voor de gegevens die in het elektronisch patiënten dossier staan


5. Op welke wijze kan de patiënt zijn gegevens inzien en correctie van foute gegevens realiseren

Ik zal deze punten stuk voor stuk expliciteren


1. De relatie met het BSN

In de Memorie van toelichting stelt de Minister dat voor de uitgifte en beheer van het BSN in publieke handen is en dat ten aanzien van het beheer stringente randvoorwaarden worden gesteld. Bij de behandeling van het BSN afgelopen zomer is door de Staatssecretaris van Binnenlandse zaken gesteld dat zij een coördinerende rol heeft ten aanzien van de verschillende sectoren en zij heeft toegezegd binnen drie maanden te komen met een kadernotitie. De VVD fractie vindt het van belang te weten wat er nu gecoördineerd wordt en wat de sector zelf al dan niet afwijkend regelt DE VVD fractie is buitengewoon teleurgesteld over het antwoord van de minister dat de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken nu haar toezegging zodanig herformuleert dat deze notitie pas 3 maanden na invoering van de BSN wet komt. De Staatssecretaris heeft in het onderhavige debat niet dit niet gezegd maar ook duidelijk gesteld dat het 3 maanden na het onderhavige debat zou zijn.

Duidelijk is wel geworden uit het antwoord van de Minister dat er geen inhoudelijke coördinatie zal plaatsvinden en dat wij het met zijn kaderstelling moeten doen

Voor de VVD fractie is het derhalve des te belangrijker het antwoord van de minister op de vragen die onze fractie hierover heeft


2. De doelbinding aan zorgverzekering

In artikel 4 staat dat de zorgverlener het nummer alleen mag gebruiken om in het kader van verlening van zorg, persoonsgegevens van de cliënt te verwerken.

Er wordt niet verwezen naar de Behandelovereenkomst.

De zinsnede in artikel 4 "in het kader van de zorgverlening" roept de vraag op welke ruimte dit inhoudt.

Hoe breed mag de informatie over de patiënt zijn.

Onlangs in een ander verband kwam het in te voeren elektronisch kinddossier aan de orde waarin vele gegevens komen te staan die niet betrekking hebben op het kind zelf.

Houdt "het kader" in artikel 4 ook in dat er ook bijvoorbeeld gegevens over de huiselijke of familiale omstandigheden staan, over de werksituatie of andere niet medische zaken? Zaken die wellicht voor de huisarts nuttig zijn om te weten maar toch eigenlijk niet voor een tandarts of orthodontist en toch ook niet voor de apotheker om maar eens twee voorbeelden te noemen. Als de huisarts dergelijke gegevens invoert in het dossier, worden deze dan vervolgens ook zichtbaar op het scherm van de andere zorgverleners en last but not least bij

de zorgverzekeraar, die het al helemaal niets aangaat?

Een tweede vraag in dit verband is, welke behandel gegevens ter inzage worden gegeven. Als ik als tachtigjarige een nieuwe heup nodig heb en de orthopeed vraagt mijn gegevens op, krijgt hij die dan inclusief alle kinderziektes die ik letterlijk heb gehad? Ofwel een groot aantal gegevens behoeven helemaal niet meer relevant te zijn voor het medische probleem dat ik heb

Hoe wordt voorkomen dat niet, of niet meer relevante gegevens blijven mee circuleren in het dossier?

Een derde vraag is of ook behandelingen in het kader van een aanvullende verzekering of zorg die niet verzekerd is worden opgenomen in het dossier. In hoeverre vallen deze onder de waarborgen en daarop betrekking hebbende regelgeving die gelden voor de zorg vallende onder de Zorgverzekeringswet of AWBZ

De Minister gaat uit van het "vertrouwensmodel" dat in feite de kadernotitie voor de zorg zou moeten zijn

Dan gaat het onder meer over de verificatie door de zorgverlener van persoon en nummer. Maar een zorgverlener mag het BSN nummer wel overnemen van een andere zorgverlener of zorgverzekeraar, kennelijk zonder te verifiëren. Als daar dus een fout in zit kan dit het begin zijn van een keten van ellende.

Vervolgens moeten gebruikers zich identificeren en authenticeren als zij gegevens opvragen.

Gebruikers moeten een UZI pas hebben en vragen de gegevens op bij het landelijk schakelpunt dat ook boek houdt van degenen die inzage hebben gevraagd.

Ook hier een vraag van functionaliteit, zo mogelijk nog belangrijker: wie krijgt een UZI pas voor wat?.

Uitgangspunt is dat alleen degene die bij de behandeling is betrokken inzage dient te krijgen in het dossier. Als alle BIG registreerden een UZI pas krijgen zonder beperkingen wat let hen dan om, misschien nog wel met goede bedoelingen, eens te kijken hoe het medisch gezien met hun buurman gaat?

Weliswaar kan achteraf gecontroleerd worden of de gebruiker terecht inzage had maar het is maar zeer de vraag of deze controle praktisch uitvoerbaar, laat staan effectief kan worden geregeld aangezien er jaarlijks miljoenen aanvragen zullen zijn. Bovendien, zo stelt de Minister is het schakelpunt een uitvoerende organisatie die zich dus kennelijk, en waarschijnlijk terecht, niet bemoeit met de inhoud van de dossiers. Dus dit schakelpunt kan niet controleren of de aanvrager terecht inzage vraagt.

Met andere woorden als controle daadwerkelijk iets wil voorstellen dan wordt de bemensing van dit schakelpunt een van de grotere werkgelegenheidsprojecten. Iets waarbij de VVD fractie dan ook grote vraagtekens bij plaatst. Graag antwoord van de Minister hoe dit geheel geen gigantische bureaucratie wordt maar anderzijds ook geen wassen neus. Kortom welke waarborgen zijn die voorkomen dat mensen met een UZI pas die niet rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van een patiënt toegang krijgen tot diens gegevens?


3.De beveiliging van het systeem

In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de Minister dat de NEN 7510 aangeeft wat een passende beveiliging is. Gebruikers mogen kennelijk ook een eigen systeem gebruiken mits deze een vergelijkbaar niveau van beveiliging hebben. Met dus onmiddellijke de vraag of de systemen dan nog wel met elkaar communiceren.

Ik begreep dat als ik in een van de eerste pilots van het EPD had gezeten met mijn lengte van 1.70 meter en in een ander systeem met 170 cm er plotseling twee personen waren met mijn identiteit. Ik ga er weliswaar vanuit dat vele fouten zijn gecorrigeerd en dat men volop bezig is met standaardisering. Maar er zijn tienduizenden behandelingen bij tienduizenden beroepsbeoefenaren en een van de grote problemen is nu altijd precies geweest dat de verschillende categorieën van zorgverleners zeer gehecht zijn aan hun eigen jargon en wijze van communicatie. Hoe voorkomt de Minister nu dat er niet dezelfde ellende ontstaat zoals in het begin bij de invoering van de DBC's?.

Wie heeft de zeggenschap over en is verantwoordelijk voor de elektronische gegevens en op welke wijze kan de patiënt inzage krijgen in zijn gegevens en controleren of er fouten in zitten en het meest belangrijke hoe kan hij ervoor zorgen dat deze dan gecorrigeerd worden.

De Minister wijst in dit verband op de behandelingsovereenkomst waarin een en ander is vastgelegd. Tot nu toe liggen de gegevens bij de betrokken behandelaar en kan de patiënt zich rechtstreeks wenden tot de behandelaar, eventuele feitelijke onjuistheden laten corrigeren en als er een meningsverschil is kan hij zijn eigen zienswijze als aanvulling in het dossier laten opnemen. In feite kun je dan spreken van een één op één relatie tussen behandelaar en patiënt

Echter als verschillende behandelaars in een keten hun gegevens samenvoegen wordt het voor de patiënt lastig te overzien tot wie hij zich moet wenden. Tot wie moet hij zich dan wenden om correctie te laten plaatsvinden van foutieve gegevens en hoe kan hij zijn eigen verhaal kwijt als hij het niet eens is met wat er in het dossier staat?

In de nadere Memorie van Antwoord geeft de Minister aan dat burgers terecht kunnen bij het burgerservicepunt als zij menen dat er een fout is gemaakt bij de registratie van zijn persoonsgegevens. Terecht kunnen bij een instantie geeft nog geen garantie dat fouten ook worden gecorrigeerd. Het servicepunt kan waarschijnlijk zelf geen correcties doorvoeren . Hoe weet de burger nu of er ook daadwerkelijk iets gebeurt met zijn klacht.

Immers het CPB heeft meegedeeld dat zij geen individuele klachten meer behandeld en ook de Inspectie doet dit slechts alleen als er andere meer structurele zaken aan de orde zijn

Bij een echte inhoudelijke medische klacht kan de patiënt naar de klachtencommissie gaan of naar de tuchtrechter. Maar die gaan weer niet over het burgerservice nummer. Bovendien zijn er klachtencommissies per categorie van zorgaanbieders, zoals huisartsen, ziekenhuizen. Wat nu als er ergens in de keten iets fout gaat en het moeilijk traceerbaar is wie nu verantwoordelijk was voor de fout. Hoe wordt dit geregeld?

Krijgen de leden van de klachten commissie en de tuchtcolleges overigens nu allemaal ook een UZI pas?

Tot slot wat gebeurt er als hij niet wil dat zijn gegevens in zijn EPD worden opgeslagen.

En hoe kan hij dit controleren. Dat deze ook echt niet zijn verwerkt?

Graag antwoord op al deze vragen van de Minister.

Al met al hangt dit wetsvoorstel dus zeer nauw samen met het elektronische patiëntendossiers en hoe dit er uit gaat zien.

In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de Minister dat hij de vragen over het EPD nog niet kon beantwoorden omdat het wetsontwerp nog bij de Raad van State lag.

Dat is begrijpelijk maar wel betreurenswaardig omdat dit wetsontwerp het vehikel is waarmee de echte inhoud namelijk de patiënten gegevens elektronisch vervoerd worden.

Als je onvoldoende weet hoe de inhoud eruit ziet is het lastig te beoordelen of het vervoermiddel goed zal functioneren.

Nu zal de Minister ongetwijfeld antwoorden dat op het ogenblik het sofi nummer ook al wordt gehanteerd en dat er in verschillende wetten zoals bijvoorbeeld de zorgverzekeringswet er al waarborgen voor de privacy bescherming zijn vastgelegd. Maar dat is niet het goede antwoord volgens de VVD fractie. Enerzijds wordt het sofi nummer niet voor niets vervangen door het burgerservice nummer waarbij uitdrukkelijk de waarborgen en beveiliging beter moeten worden geregeld. Anderzijds zullen een zeer groot aantal veranderingen, met name toevoegingen plaatsvinden in de vorm van het EPD en de Minister geeft ook zelf aan dat het Wetsontwerp EPD wijzigingen zal aanbrengen in het onderhavige wetsontwerp.

De VVD fractie vraagt zich dan ook ernstig af of zij niet eerst veel meer duidelijkheid moet hebben ten aanzien van het EPD wetsvoorstel alvorens een goede beoordeling van dit wetsvoorstel te kunnen geven.