Vlaamse Overheid

kinderopvang in Vlaanderen?

Hoe verloopt het zoekproces van ouders naar kinderopvang in Vlaanderen?

Steven Vanackere Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

dinsdag 15 april 2008

Het vinden van een geschikte opvang is de zorg van veel ouders. De Vlaamse overheid heeft kinderopvang dan ook hoog op de agenda gezet. Dankzij een onderzoek dat Kind en Gezin in opdracht van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Steven Vanackere uitvoerde, kan voor de eerste keer gedetailleerd wetenschappelijk cijfermateriaal gegeven worden over het zoekproces van ouders naar kinderopvang in Vlaanderen.

De ouders zijn over het algemeen zeer tevreden over het resultaat van hun zoektocht. Het gaat dan over het totaalpakket: de startdatum, de afstand, de bereikbaarheid, de openingsuren, het type opvang en het aantal dagen opvang.

Uit het onderzoek blijkt dat 90,2 % van de ouders opvang vindt, 9,8% van de ouders vindt er geen. Bij de grote meerderheid (76,4%) start de opvang op het gewenste tijdstip en voor de gevraagde opvangperiode. Voor 10,8% van de ondervraagde ouders start de opvang later dan gewenst. 3% van de ouders krijgt een plaats maar voor een kleiner aantal opvangdagen dan gewenst.

Een bijkomend argument voor minister Vanackere om extra in te zetten op gesubsidieerde kinderopvang is de vaststelling dat alleenstaanden, werklozen en laaggeschoolden moeilijker opvang vinden. 36% van alleenstaande ouders vindt geen opvang. Voor samenwonenden is dat slechts 10%. 44% van de ouders zonder job vindt geen kinderopvang tegenover 6% van de ouders met een job. 22% van de lagergeschoolde ouders vindt geen opvang. Van de hoger opgeleiden vindt 7% geen opvang.

Vooral die ouders die reeds bij het prille begin van de zwangerschap naar opvang beginnen zoeken, vinden plaats. Dit heeft vooral gevolgen voor kwetsbare groepen, bijvoorbeeld werkloze ouders die plots werk vinden en dringend opvang nodig hebben.

Bij het vinden van een plaats speelt de socio-economische situatie van het gezin een grote rol. Voor de duur van het zoekproces was dat niet het geval. Alleenstaanden, lager geschoolden en allochtonen moeten niet langer zoeken. Het valt wel op dat als de twee ouders werken er sneller een oplossing uit de bus komt.

Van de ouders die plaats vinden, heeft de helft binnen de 2 maanden opvang gevonden. 16% van deze ouders zoekt langer dan 6 maanden. Twee derden van de ouders ervaren het als een moeilijk tot zeer moeilijk proces. Gemiddeld moeten ze 13 opvangvoorzieningen contacteren vooraleer ze een opvangplaats vinden. Hoe landelijker de omgeving, hoe sneller iemand opvang vindt. Ouders op het platteland zoeken eerder opvang bij onthaalouders.

Bijna alle ouders zoeken kinderopvang om te kunnen werken (96%) of om een opleiding te volgen (4%). Bij 16,6% van alle geïnterviewde ouders zijn er gevolgen voor het werk of de opleiding omdat ze geen opvang vinden of omdat de opvang te laat start of op onvoldoende dagen beschikbaar is

Slechts een minderheid kan bij de grootouders terecht. Grootouders springen dan vooral in om onvolledige formele opvang aan te vullen en veel minder om een volledige opvang te doen.

Het onderzoek geeft ook informatie over het opnamebeleid van de voorzieningen. De resultaten geven aan dat de toegankelijkheid kan geoptimaliseerd worden. Het blijkt voor de voorzieningen niet evident om gevolg te geven aan de voorrangsregels die regelgevend werden overeengekomen, met name voorrang voor kinderen van alleenstaande ouders, van ouders met een laag inkomen, van ouders met kinderen die in een crisissituatie leven of van ouders die omwille van werkomstandigheden opvang nodig hebben. Ook blijken de kinderopvangvoorzieningen moeilijkheden te ervaren om deeltijdse plaatsen op te vullen. Dit gebeurt bij 46% van de erkende kinderdagverblijven en bij 66% van de diensten voor onthaalouders.

De diensten voor onthaalouders vangen relatief meer kinderen van alleenstaande ouders en van ouders met een laag inkomen op dan de erkende kinderdagverblijven. De kinderen komen ook minder frequent naar de opvang bij een onthaalouder en vaker met wisselende dagen en uren. In erkende kinderdagverblijven vinden we deze kansengroepen wel meer terug in de grootsteden. De opvang van allochtone kinderen wordt bevorderd als er allochtone onthaalouders of begeleiders actief zijn.

Minister Vanackere trekt hieruit 5 beleidsconclusies, waaraan hij met de sector wilt aan werken.

Ten eerste heeft hij de capaciteit in de inkomensgerelateerde opvang uitgebreid met 1100 plaatsen. Ten tweede zal hij zorgen dat de capaciteit daar terechtkomt waar ze in functie van de doelgroepen het meest nodig is, vooral voor kinderen onder de 3 jaar van eenoudergezinnen. Voorts wil hij in samenwerking met de sector zorgen dat deze doelgroep ook effectief aan opvang geraakt door kritisch naar het opnamebeleid te kijken die nu gehanteerd wordt. Verder wil hij ook de bestaande plaatsen optimaliseren door de bezettingsgraad op te trekken tot 80 % en de deeltijdse plaatsen beter af te stemmen. En ten slotte wil hij ook de lokale en regionale afstemming verbeteren. Dit kan via het lokaal overleg kinderopvang en de lokale beleidsplannen.

Voor meer persinformatie kunt u terecht bij:

Harry Vanbuel
Tel: 02 552 64 89
GSM: 0475 89 49 25
Email: persdienst.vanackere@vlaanderen.be