Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Toespraak Minister Vogelaar in Mevlanamoskee

16-04-2008

Minister Vogelaar op conferentie in de Rotterdamse Mevlanamoskee

12 april 2008

Goedemiddag,

In de eerste plaats mijn dank aan het moskeebestuur voor de gastvrijheid. Dank ook aan de bestuursleden van alle maatschappelijke en religieuze organisaties die ik heb gesproken. En natuurlijk aan de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur en de deelraad.

Het is heel bijzonder om elkaar hier weer te treffen.

En dat in een moskee die eerder is uitgekozen tot het mooiste gebouw van Rotterdam. Dat moet u wel een heel bijzonder gevoel geven. Dat dàt gewoon kàn.

Anderen hebben vandaag al gesproken over de directe aanleiding van deze bijeenkomst: de film van de heer Wilders.

Ik zal daar heel kort iets over zeggen.
Maar ik wil het vooral ook hebben over hoe we in Nederland de komende jaren verder kunnen gaan. Naar mijn idee moet dat gebeuren op basis van respect. Met vertrouwen in elkaar en in openheid.

Dat zijn belangrijke uitgangspunten

De afgelopen maanden hebben we ons zorgen gemaakt. Zowel u als ik als de hele regering. Zorgen over wat ons te wachten stond.

De regering heeft ervoor gekozen niet passief af te wachten, maar tijdig het gesprek met tal van religieuze en levensbeschouwelijke organisaties aan te gaan. Niet alleen met moslimorganisaties. Dit om tot uitdrukking te brengen dat onze zorgen breed werden gedeeld.

Doel was om van gedachten te wisselen over de zeer lastige afwegingen en beslissingen waar de regering voor stond.

U kent het standpunt van het kabinet. De minister-president is daar de afgelopen maanden heel duidelijk over geweest. Zowel binnenslands, als richting moslimlanden en moslims in het buitenland. Want ook dat is heel belangrijk.

In de film wordt de islam gelijk gesteld aan het plegen van gruweldaden. Ik kan het niet vaak genoeg herhalen: het kabinet verwerpt die voorstelling van zaken. Net als u en heel veel andere moslims in Nederland

Het is een absoluut valse voorstelling van zaken. Het is een beeld van een groep mensen die de islam misbruikt om gruwelijke dingen te doen.

Wat ermee wordt beoogd, is het aanwakkeren van tegenstellingen tussen mensen. En de enige manier waarop we daar tegenwicht aan kunnen bieden, is door ons niet tegen elkaar te laten uitspelen.

Maar elkaar juist op te zoeken. Elkaar de hand te reiken. En met elkaar het gesprek aan te gaan. Alleen zo kunnen we stapje voor stapje verder komen in de samenleving.

Neem de geschiedenis van ons land. Daaruit blijkt, dat we gewend zijn aan het vreedzaam samenleven van mensen die allerlei verschillende geloven hebben. We hebben al eeuwen protestanten, katholieken, joden en niet-gelovigen in Nederland. En al meer dan 25 jaar een grote moslimgemeenschap.

Natuurlijk is er nu ongemak in de samenleving over hoe we in deze nieuwe situatie op een goede manier met elkaar kunnen leren samenleven

Maar ik kan u verzekeren zie de Nederlandse geschiedenis dat is al eerder voorgekomen.
Er is ook een tijd geweest waarin protestanten en katholieken slechts met moeite samen wisten te leven.

Ik ben nog opgevoed met het gezegde: twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen. Ook toen al ging het vreedzaam samenleven niet vanzelf. Nu is het echter de gewoonste zaak van de wereld. Precies zoals het hoort.

Daarbij is één ding heel belangrijk: in een land van minderheden want dat is Nederland kan de ene groep niet zijn wil, mening of opvatting opleggen aan de andere groep. Dat kan niet.

Dat leert ons problemen op te lossen en meningsverschillen te overbruggen. Vooral door met elkaar te praten en te overleggen. Nederland is een land van vergaderen, praten en proberen tot oplossingen te komen.

We hebben geleerd dat vrijheid en respect hand in hand moeten gaan.

Daarom is het kabinet trots en blij met de reactie van de moslimgemeenschap in Nederland

Ik heb samen met mijn collega van Justitie Hirsch Ballin gesproken met verschillende religieuze, levensbeschouwelijke en migrantenorganisaties.
Waaronder de uwe.

We hebben de dag na het verschijnen van de film met elkaar om tafel gezeten. Ik heb toen uw organisaties gecomplimenteerd.

U weet heel goed weet wat er leeft in uw achterban. In de maanden voor verschijning had u al gezegd: wij denken dat onze achterban begrijpt hoe ze hierop moeten reageren. Waardig, zonder zich te laten provoceren. En zo is het ook gegaan.

Bestuursleden die weten wat er leeft in hun achterban, zijn in staat te spreken met gezag.

Dat is een lang proces geweest. U heeft daar met elkaar ook over gesproken. En u heeft contact gezocht met de Nederlandse samenleving.

Daarom denk ik dat de film, ondanks de vreselijke teneur, ook een positieve kant heeft gehad. Namelijk dat we trots kunnen zijn op hoe we dit met elkaar hebben aangepakt.

Vooruitkijkend is dat het belangrijkst: dat we dààr op voortbouwen. Dat we dat weten vast te houden. Dat we ons niet tegen elkaar laten uitspelen.

Dat betekent ook dat we over moeilijke onderwerpen op een open manier blijven praten. Ook als die onderwerpen heel gevoelig liggen. Zoals ik al zei: we hebben als Nederland op dat punt een naam hoog te houden.

We hebben geleerd ook zaken te accepteren die we ongemakkelijk vinden. Wie gelijk behandeld wil worden, moet immers een ander ook gelijk behandelen.
Wie voor zichzelf vrijheid opeist, moet die ook aan een ander gunnen. Dat zijn verworvenheden, die misschien vanzelfsprekend lijken, maar wat we allemaal weten, is dat ze dat niet zijn. Die vrijheid zullen we steeds weer opnieuw samen moeten verdedigen.

We hechten allemaal aan de gelijkheid van man en vrouw. Niet alleen in woord, maar ook in daad.

We hechten in Nederland aan het recht van homoseksuelen om vrij te kunnen leven. Of om een huwelijk aan te gaan.

We hechten aan de vrijheid van meningsuiting. Ook al erger je je soms blauw aan de manier waarop mensen van die vrijheid gebruik maken.

En we hechten natuurlijk aan de vrijheid van godsdienst. Anders zou deze prachtige moskee er niet kunnen staan. En die hoort in Nederland. Want u woont in Nederland en u heeft het recht op ruimte om uw geloof te belijden.

De vrijheid het eigen geloof te beleven, betekent dat er ook ruimte moet zijn voor mensen om niet te geloven.

Wat we op dit moment zien in Nederland maar ook daarbuiten is dat heel veel mensen bang zijn. Ze voelen zich onveilig. Ze voelen zich niet meer thuis in de vertrouwde samenleving waarin ze opgegroeid zijn.

Mensen zijn bang dat hun eigen manier van leven verandert. Dat de wereld om hen heen zo sterk verandert dat hun levenswijze onder druk staat.

En de afgelopen jaren is in Nederland die angst verbonden geraakt met de islam.

De mensen die de gruweldaden in de film van Wilders hebben gepleegd - de terroristische aanslagen misbruiken de islam. Maar de aanslagen voeden wel de angst die mensen voelen voor de islam.

De afgelopen jaren hebben in Nederland een aantal populistische politici dat vuurtje van de islam-angst bij mensen aangewakkerd.

Dat kunnen we niet accepteren. Daar moeten we onze stem tegen verheffen. En dat moeten we samen doen.
Dat is ontzettend belangrijk.

Ook de regering en andere groepen in de Nederlandse samenleving moeten de handen inéénslaan.

Het was heel mooi dat de bisschop van Rotterdam op de bijeenkomst daags na de verschijning zei: ja, ik wil hier tegen opstaan. De geschiedenis leert ons dat als één groep in de samenleving in het verdomhoekje wordt gezet, andere groepen datzelfde risico lopen. Daarom raakt het niet alleen de ene groep, de moslims, maar ons allemaal. We moeten dat goed voor ogen houden.

Dat betekent twee dingen:

1. Dat we aan de ene kant onze stem moeten verheffen tegen mensen die gruweldaden verrichten en de islam daartoe misbruiken


2. En dat we aan de andere kant onze stem verheffen tegen mensen die haat zaaien.

Dat is ons gemeenschappelijk belang.

Wij willen allemaal dat onze kinderen een veilige toekomst hebben hier in Nederland en dat ze hun steentje aan onze samenleving kunnen bijdragen.

We mogen dus niet met de ruggen naar elkaar gaan staan, maar we moeten de tegenstellingen die er zijn zien te overbruggen. Elkaar beter leren kennen.

Daarom is het ook zo goed dat u zegt: we moeten veel actiever het gesprek aangaan met de Nederlandse samenleving.

Want dat hebben we denk ik verkeerd gedaan. Onbedoeld hebben we misschien te veel langs elkaar heen geleefd.

Dat moeten we zien te veranderen.

Ik geloof absoluut in een Nederlandse samenleving waarin iedereen - echt iedereen - meetelt en meedoet.

Of dat nu op het werk is, op school, bij de opvoeding van uw kinderen of als vrijwilliger in de moskee, het buurtcentrum of elders.

En daarin is dat kan ik als minister niet genoeg benadrukken de taal ontzettend belangrijk.

Als je elkaar wilt ontmoeten. Als je met elkaar in gesprek wilt gaan. Dan is het belangrijk om dezelfde taal te spreken. Anders is het heel moeilijk om elkaar te begrijpen.

Als minister investeer ik de komende jaren heel veel in mogelijkheden om de Nederlandse taal te leren. Ik hoop dan ook dat velen van u uw vrouwen, uw kinderen -
voorzover ze de Nederlandse taal niet of onvoldoende spreken, van die mogelijkheden gebruik zullen maken.

Waar ergeren mensen zich aan? Wat verwachten we van elkaar? Daar moeten we open met elkaar over kunnen praten. Natuurlijk is wederzijds respect belangrijk, juist als je gevoelige onderwerpen wilt bespreken. En daar heeft het de afgelopen tijd - zeker als je kijkt naar het publieke debat - aan ontbroken.

Dat gesprek moet ook gaan over lastige, dagelijkse kwesties.

Mensen voelen zich ongemakkelijk over een onderwerp als handen schudden. Moet je dat wel of niet doen als het gaat om mannen en vrouwen? De één vindt dat het absoluut moet, de ander denkt er misschien anders over.

We moeten daarbij niet direct een oordeel vellen. Op zijn minst moeten we bereid zijn elkaar vragen te stellen:
Waarom vindt u dat niet nodig? Waar komt dat vandaan? Of: wat betekent dat voor u?

En ook in de antwoorden op deze vragen moeten we geïnteresseerd zijn.

Neem de vrijheid van meningsuiting. Het is heel moeilijk om met elkaar vast te stellen wanneer iemand over de schreef gaat. Wanneer die vrijheid uitmondt in haatzaaierij.

Je mag daar in Nederland over denken wat je wil, maar het oordeel is aan de rechter.
Als je als burger vindt, dat iemands uitlatingen kwetsend of discriminerend zijn, dan doet uiteindelijk de rechter een uitspraak.

We moeten elkaar wel een spiegel kunnen voorhouden. Elkaar aanspreken op verantwoordelijk gedrag.

Enerzijds: als burgers onder elkaar zeggen dat wij die vrijheid van meningsuiting een groot goed vinden. Dat we die zullen verdedigen, omdat zij niet vanzelf spreekt. Omdat we er hard voor hebben moeten knokken.

Anderzijds: elkaar aanspreken op onze verantwoordelijkheid. Elkaar vragen om met respect met die vrijheid om te gaan.

Als burger heb je zowel het recht als de plicht om op een verantwoorde manier van onze vrijheden gebruik te maken. Dat stelt ons in staat op democratische wijze met elkaar samen te leven.

Daarbij hoort een besef dat niet op alle maatschappelijke vragen een eenvoudig antwoord bestaat. Het maakt de huidige situatie wel zo bijzonder: dat we samen naar die antwoorden op zoek moeten gaan.

Dat is democratie dat we daarover met elkaar in gesprek blijven. Niet door alleen maar verschillen te benadrukken en uit te vergroten. Maar ook door op zoek te gaan naar gemeenschappelijke grond, een gemeenschappelijke basis.

In een discussie waarin je alleen probeert je eigen gelijk te halen, kom je niet vooruit.

Nee, je discussieert omdat je elkaar beter wilt leren kennen. Omdat je die gemeenschappelijke basis wilt vinden.

We moeten onze samenleving opnieuw vormgeven. Er wonen immers veel nieuwe Nederlanders in ons land. Ik zie dat vormgeven als een gemeenschappelijke reis.

Een reis naar een land waar we hopelijk allemaal met veel plezier in kunnen wonen. En waar we dan ook echt allemaal trots op kunnen zijn.

Ik heb de afgelopen weken kunnen ervaren dat die bereidheid leeft in uw gemeenschap.

Ik ben er trots op dat u zich Turkse Nederlanders voelt!

Ik dank u wel.
alternatieve tekst
Minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie krijgt tijdens de rondleiding in de Mevlanamoskee toelichting van voorzitter Kasim Akdemir (rechts) van de Turks Islamitische Culturele Federatie.