Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Ferrier en Van Gennip over extra middelen voor Uruzgan

16-04-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ferrier en Van Gennip over extra middelen voor Uruzgan. Deze vragen werden ingezonden op 14 april 2008 met kenmerk 2070817460.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden Ferrier en Van Gennip (CDA) over extra middelen voor Uruzgan.

Vraag 1
Is het bericht waar dat Nederland de komende anderhalf jaar 75 mln. euro heeft gereserveerd om de situatie in Uruzgan te verbeteren? 1) Zo ja, kunt u meer informatie geven over de aard van de projecten en over de kanalen via welke middelen besteed gaan worden? Hoe wordt bovengenoemd bedrag gefinancierd?

Antwoord
Over het volume van de komende anderhalf jaar heb ik geen uitspraken gedaan. Wel heb ik in de laatste voortgangsbrief aan uw kamer (uw kenmerk 25 925 nr. 295) gemeld dat Nederland in de periode 1 augustus 2006-15 februari 2008 73 miljoen euro heeft gecommitteerd voor opbouwactiviteiten in de provincie Uruzgan. De committeringen bedragen nu ruim 75 miljoen. De projecten zijn gericht op de prioritaire sectoren die Nederland samen met de Afghaanse overheid heeft gekozen: met name rurale ontwikkeling, maar ook gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur en bestuur. Voor zover het de uitrol van nationale programma's betreft (zoals het onderwijsprogramma EQUIP en het microkredietprogramma MISFA), worden deze gefinancierd via het ARTF. De financiering van deze activiteiten geschiedt uit de middelen voor ontwikkelingssamenwerking.

Vraag 2
Deelt u de mening dat werkelijke structurele armoedevermindering op de langere termijn ook de opbouw van alternatieve inkomstenbronnen moet behelzen?

Antwoord
Ja.

Vraag 3
Zijn in bovengenoemd bedrag ook middelen gereserveerd voor de uitvoering van de motie-Ferrier c.s. 2) inzake de opbouwfase van alternatieve agrarische productie? Zo ja, om hoeveel gaat het? Zo neen, waarom niet? Kunt u aangeven hoe u de motie-Ferrier c.s. verder uitvoert?

Antwoord
Rurale ontwikkeling is een van de prioritaire elementen van het wederopbouwbeleid in Uruzgan. Een belangrijk gedeelte van de in Uruzgan lopende en nog uit te voeren activiteiten zijn gericht op rurale ontwikkeling. In totaal is voor diverse
ontwikkelingsprogramma's in Uruzgan tot op heden meer dan EUR 40 miljoen gecommitteerd.

In de beantwoording van de motie Ferrier heb ik toegezegd waar mogelijk financiële middelen ter beschikking te stellen voor de opbouw van alternatieve agrarische productie, voornamelijk in Uruzgan, passend binnen het ontwikkelingsbeleid. Dit gebeurt. In lijn met de motie Ferrier is een aantal belangrijke activiteiten geïdentificeerd die de landbouwontwikkeling ondersteunen. Na een fase van kleine Quick and Visible Projects kan hieraan nu op grotere schaal gewerkt worden. Zo worden o.a. bruggen en wegen gebouwd, worden fruitbomen en zaden uitgedeeld en worden traditionele irrigatiekanalen hersteld. Belangrijke partners hierbij zijn het Afghaanse Ministry of Rural Rehabilitation and Development, GSE, GTZ en FAO.

Ter ondersteuning van de economische opbouw van Uruzgan, zal ik een speciale faciliteit creëren waarop het bedrijfsleven zal kunnen trekken. Rurale ontwikkeling is een van de belangrijkste economische sectoren in Uruzgan.

De contouren van de betreffende faciliteit (die "Subsidiekader voor de ondersteuning van economische opbouw Uruzgan" zal gaan heten) zien er puntsgewijs als volgt uit:

* tot 1 augustus 2010 zal vooralsnog EUR 10 miljoen beschikbaar zijn;

* projectvoorstellen kunnen in aanmerking komen voor subsidiering indien zij onder meer concreet en uitvoerbaar zijn, aansluiten bij Afghaanse prioriteiten en strategieën, vraaggestuurd zijn, de lokale markt niet verstoren en waar mogelijk bijdragen aan het verbeteren van de positie van vrouwen in Uruzgan;
* bedrijven zullen een eigen bijdrage moeten leveren. Deze kan onder meer bestaan uit het kosteloos ter beschikking stellen van kennis, mensen en middelen;

* er wordt belang gehecht aan samenwerking met en kennisoverdracht aan lokale Afghaanse partners.

Vraag 4
Betekent deze reservering dat inderdaad wederopbouwprojecten van de grond komen en dat het absorptievermogen in de provincie Uruzgan aan het toenemen is? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
De wederopbouw komt gestaag op gang. Steeds meer organisaties worden actief in de provincie. Zo hebben we in de afgelopen periode FAO welkom mogen heten in Uruzgan. Momenteel werkt Nederland met 15 ontwikkelingsorganisaties samen in Uruzgan. Dat is een aanzienlijke uitbreiding van de uitvoeringscapaciteit en daarmee ook met het vermogen van de provincie hulp te absorberen.

De capaciteit van de overheid is vooral op lokaal niveau nog beperkt, maar neemt langzamerhand toe. Een aantal organisaties (waaronder FAO en GTZ), alsook het door Nederland ondersteunde Afghaanse Independent Directorate for Local Governance richten zich op de opbouw van de lokale Afghaanse capaciteit.

Vraag 5
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het AO Afghanistan op 16 april 2008?

Antwoord
Ja.


1) Nederlands Dagblad, 5 april 2008


2) Kamerstuk 31 200 V, nr. 28

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl