Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Evaluatie premiegroepen WW

Systematiek
Sinds 1 januari 2006 geldt voor vijf sectorfondsen de systematiek van premiegroepen. Het gaat om de sectoren Agrarisch bedrijf, Bouwbedrijf, Culturele instellingen, Horeca algemeen en Schildersbedrijf. Het doel van de premiegroepen is om cyclische werkloosheid1 en seizoenswerkloosheid in deze sectoren terug te dringen. Het systeem van premiegroepen houdt in dat de WW-sectorpremie gedifferentieerd wordt naar contractsduur, vanuit de gedachte dat vaker werkloosheid ontstaat na een kortdurend arbeidscontract. Op arbeidsovereenkomsten van een jaar of langer is een lage sectorpremie van toepassing en op kortdurende arbeidsovereenkomsten een hoge premie. Voor vakantiewerk van scholieren en studenten (voor maximaal acht aaneengesloten weken) en voor leer- en werktrajecten is eveneens de lage premie van toepassing.
Door korte contracten duurder te maken, wordt gestimuleerd dat werkgevers een afweging maken tussen de wens om zo laag mogelijke arbeidskosten te hebben en de wens om kortdurende arbeidsrelaties aan te gaan. Op deze manier worden de kosten van werkloosheid verminderd en ontstaat er meer zekerheid voor de betreffende werknemers.

Ontmoedigen cyclische werkloosheid
Aan de systematiek van de premiegroepen is een jarenlange discussie voorafgegaan. Deze had onder andere betrekking op de Regeling cyclische arbeid, die vóór 2006 de terugkerende, kortdurende werkloosheid ontmoedigde. Steeds was de inzet van de verschillende kabinetten om te voorkomen dat werkgevers hun bedrijfsrisico zonder meer afwentelen op het collectief van de werkloosheidskassen. Dit bedrijfsrisico hangt in bepaalde gevallen samen met de aard van de seizoenen (oogst in de zomer en najaar, zware buitenomstandigheden in de winter). Het kabinet acht het van groot belang dat de sectoren zoeken naar manieren om hun personeel meer baanzekerheid te bieden (met daaraan verbonden positieve gevolgen zoals het opbouwen van een pensioen). Dit kan bijvoorbeeld door flexibele vormen van contracten aan te bieden, waarbij in bepaalde seizoenen meer wordt gewerkt, en deze meerdere uren te compenseren door minder werken in andere seizoenen. Ook kunnen werkgevers personeel in pools aannemen, waardoor de mensen flexibel ingezet kunnen worden. Weer een andere manier is het werk in technische zin aan te passen waardoor doorwerken in koud weer mogelijk wordt. Waar dergelijke oplossingen niet mogelijk zijn, is het zaak dat werkgevers een kostenafweging maken tussen de wens om tijdelijk personeel aan te nemen en de noodzaak om dan een hogere premie te betalen.

Evaluatie
Op 17 mei 2006 heeft de minister van SZW aan de Tweede Kamer en de Stichting van de Arbeid toegezegd de systematiek van premiegroepen in de WW in 2007 te evalueren en de Stichting daarbij te betrekken. In de bijlage wordt de WW-ontwikkeling weergegeven voor de vijf sectoren.


1 Hiermee wordt het verschijnsel bedoeld van regelmatig terugkerende werkloosheid van personen na een kort dienstverband binnen dezelfde sector; cyclische arbeid heeft meestal een seizoensmatig karakter
---

Ervaringen sectoren met premiegroepen en beleid om cyclische werkloosheid te beperken Agrarische sector
Sociale partners in de agrarische sector zijn altijd voorstander geweest van premiegroepen in de WW. Deze sector heeft al jaren ervaring, zij het in een andere vorm, met het principe van premiedifferentiatie. Voor bedrijven in de agrarische sector met problemen om in piekperioden voldoende personeel te vinden, was tot 2006 het Besluit gelegenheidsarbeid van toepassing. De premiegroepen zijn door de sector ingezet als arbeidsmarktinstrument om "jaarrond" werken te stimuleren. Daarbij is de verhouding lange/vaste en korte/losse contracten van ongeveer 60%-40% naar 80%-20% verschoven. Naast premiedifferentiatie hebben andere instrumenten aan deze groei van lange/vaste contracten bijgedragen. Initiatieven die genoemd kunnen worden zijn de overbruggingsregeling (vergoeding uit fonds bij onwerkbaar weer), afspraken aan de cao-tafel (`meer-minder urenregeling') en het inzetten van arbeidstijdverkorting- en overuren gedurende de rustige perioden.
De sector constateert in dit verband dat er minder draagvlak voor de sectorfondsen is, door verschuivingen op de arbeidsmarkt, zoals pay-roll constructies en toename zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Harde cijfers ontbreken echter nog om conclusies te trekken. De sector geeft aan dat afschaffing van de premiegroepen consequenties zal hebben en het aantal lange arbeidsovereenkomsten zal doen afnemen. Dan zal vooral de conjunctuur bepalend zijn voor het soort arbeidsovereenkomst dat wordt aangegaan.
Doordat de lage WW-premie niet meer van toepassing is op bepaalde doelgroepen die wel onder de werking van de regeling tot 2006 behoorden, zou volgens de sector het draagvlak voor premiegroepen afnemen.

Bouwbedrijf
Naar de mening van werkgevers en werknemers in de sector Bouwbedrijf is het mogelijke effect van de premiedifferentiatie waarschijnlijk met de jaren geringer geworden. Dit vanwege het feit dat in deze sector de premie ieder jaar is gedaald (door een groot vermogen in het sectorfonds), waardoor het verschil tussen de hoge en de lage premie steeds kleiner is geworden. Voor 2008 is zelfs sprake van een premie van 0,0%. Bij deze sector staat het bestrijden van winterwerkloosheid nog altijd hoog op de agenda. Daarbij kan gedacht worden aan opdrachtspreiding, met name bij aanbestedingen van infrastructurele werkzaamheden.

Horeca Algemeen
De werkgevers in de sector signaleren dat er werkgelegenheid wegvloeit naar uitzendbedrijven en pay-roll constructies, omdat bij kortdurende arbeidsovereenkomsten uitzendkrachten goedkoper zijn dan werknemers uit de sector Horeca algemeen. Dit heeft gevolgen voor het draagvlak van de sectorale sociale fondsen. De werkgevers zijn, evenals vóór de invoering, nog steeds tegen de systematiek van premiegroepen naar contractsduur, maar pleiten voor premiedifferentiatie op ondernemingsniveau of voor invoering van subsectoren waar cyclische werkloosheid is. Op studenten/scholieren is de lage premie maximaal acht aangesloten weken van toepassing. De werkgevers in deze sector vinden dat de eis van acht aangesloten weken zou moeten vervallen. De ondernemersorganisatie Koninklijk Horeca Nederland heeft verzocht om afschaffing van de systematiek voor de sector Horeca Algemeen.

Culturele instellingen
De werkgevers in deze sector geven aan dat naar hun inschatting de premiegroepen geen noemenswaardige invloed hebben op de duur van de arbeidsovereenkomsten. Er wordt gewerkt op projectbasis, waarbij de duur van de contracten bepaald wordt door de duur van de projecten. De werkgevers melden dat er zeer beperkt tot geen sprake van een cyclisch
---

seizoenpatroon is, behoudens de subsector dagrecreatie, en uiten derhalve twijfels over het bestaan van cyclische werkloosheid in hun sector. De gekozen systematiek van premiegroepen naar contractsduur wordt ervaren als straf op korte arbeidsovereenkomsten en zou volgens de sector geen doeltreffend instrument zijn om cyclische werkloosheid te bestrijden. De werkgevers geven tevens, net als vóór de invoering, aan dat bij opeenvolgende contracten die samen langer duren dan een jaar de lage premie van toepassing zou moeten zijn.

Schildersbedrijf
Deze sector is een goed voorbeeld van gezamenlijke initiatieven van werkgevers en werknemers die gericht zijn op een meer gespreide inzet van de werknemers. De sociale partners hebben in 2004 gezamenlijk het Integraal Plan Winterwerkgelegenheid getekend. Het integraal plan was gericht op het realiseren van succes op drie terreinen: opdrachtspreiding, werkspreiding en professionalisering. De sector voert gericht beleid om de seizoenswerkloosheid in de winter te verminderen. De sector heeft het Jaarmodel geïntroduceerd: werknemers sparen uren op in de rest van het jaar om in de winter betaald verlof te krijgen. Daarnaast krijgen de werknemers die aan het Jaarmodel meedoen, een vast contract.
Aan de opdrachtspreiding werkt ook de rijksoverheid mee. Het kabinet heeft in juni 2007 besloten schilderwerkzaamheden aan panden van de rijksoverheid zoveel mogelijk in de winterperiode te laten plaatsvinden. Daarmee levert het kabinet een substantiële bijdrage aan het tegengaan van seizoenswerkloosheid onder schilders. Het kabinet wil in samenwerking met sociale partners in de schildersbranche in de praktijk aantonen dat schilderwerk het gehele jaar door mogelijk is.
Ook de werkgevers in deze sector vinden dat als bij verlenging van contracten de totale contractsduur langer dan één jaar wordt, de lage premie toegepast zou moeten worden. Werknemers nemen hier nadrukkelijk afstand van. De prikkelwerking wordt daardoor verder verzwakt. Het is voor FNV Bouw en CNV Schilders een bron van zorg dat het verschil tussen de hoge en lage premie terugloopt (vergelijking 2006-2008). De bonden signaleren een verschuiving in de werkgelegenheid van vast personeel naar uitzendpersoneel. Het aantal ZZP-ers is ook in deze sector gegroeid. De twee bonden waarderen de systematiek van premiegroepen op basis van de ervaringen in de afgelopen jaren.


---

Spreiding WW-instroom

Spreiding instroom over het jaar
800
700
ei 600
atvi 500
edd 400