Provincie Zuid-Holland
provincie zuid holland
Vergadering Gedeputeerde Staten 22 april 2008

---

VERGADERING GEDEPUTEERDE STATEN 22 APRIL 2008

Dit is een populaire samenvatting van een selectie van onderwerpen uit de vergadering van Gedeputeerde Staten (GS) van 22 april 2008. De vastgestelde besluitenlijst van deze GS-vergadering wordt één week na de vergadering op www.zuid-holland.nl gepubliceerd. De reeds gepubliceerde besluitenlijsten en agenda's van de GS-vergadering vindt u ook op deze website onder Stateninformatie.

GS Zuid-Holland stellen jaarstukken 2007 vast
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben de jaarrekening en het jaarverslag over 2007 vastgesteld. In de jaarrekening en het jaarverslag 2007 wordt verantwoording afgelegd over de uitvoering van de begroting 2007.

De lasten van de provincie in 2007 bedroegen 859 miljoen euro; de baten 903 miljoen. Het rekeningresultaat na bijdragen en stortingen in de reserves - bedraagt veertien miljoen euro. Bij de laatste begrotingswijziging werd uitgegaan van een positief resultaat na verrekening met de reserves van 3,9 miljoen euro positief. De externe accountant heeft twee goedkeurende verklaringen afgegeven: voor de 'getrouwheid' (zijn de cijfers juist?) en voor de 'rechtmatigheid' (zijn de regels nageleefd?).

Scopewijziging MerwedeLingelijn en subsidie station Giessendam-West
Gedeputeerde Staten hebben besloten het budget voor het project MerwedeLingelijn met ¤ 1,7 miljoen te verhogen. Van dit geld is ¤ 1 mi miljoen gereserveerd voor extra maatregelen voor spoorveiligheid. Door de frequentieverhoging op de MerwedeLingelijn tussen Gorinchem en Geldermalsen van eenmaal per uur naar twee maal per uur, moeten automatische overwegbomen worden aangelegd bij twee spoorovergangen, te weten Beesd en Leerdam. Deze aanvullende maatregelen waren niet voorzien.
De overige ¤ 700.000,-- betreft een incidentele subsidie aan de gemmeente Hardinxveld-Giessendam. De gemeente bouwt een nieuwe halte: Giessendam-West. Uitgangspunt in de exploitatie is altijd geweest om tussen Dordrecht en Geldermalsen met een frequentie van vier keer per uur te gaan rijden. Inmiddels is gebleken dat dit voor het station Giessendam-West niet mogelijk is. De gemeente heeft inmiddels veel geld geïnvesteerd in de bouw van de nieuwe halte, uitgaande van de verwachting dat de frequentieverhoging tot een hogere opbrengst van de gronden rondom de halte zou opleveren. Nu deze frequentieverhoging uitblijft, vindt de provincie het redelijk de gemeente voor dit verlies te compenseren. Vandaar dat besloten is tot het geven van een eenmalige subsidie om de voortgang van het project te waarborgen. Provinciale Staten moeten deze eenmalige subsidie nog goedkeuren.

Tracénota/MER verbreding N 209 Doenkade en reconstructie knoop A13
Met het vaststellen van de Tracénota/MER geven Gedeputeerde Staten aan welk alternatief hun voorkeur heeft. Voor de N 209 Doenkade is dat een verbreding van 2 keer 1 rijstrook naar 2 keer 2 rijstroken. Voor de aansluiting met de A13 geven zij de voorkeur aan de bouw van twee nieuwe viaducten en de vervanging van het huidige Doenkadeviaduct.

Door onder andere de grootschalige woningbouw in de gemeente Lansingerland is de verkeersdrukte op de N 209 toegenomen. Door het openstellen van de N 470 en het realiseren van het natuur- en bedrijvenpark Schieveen neemt deze drukte in de toekomst toe. Dan voldoet de aansluiting met de A13 niet meer.

In de Tracénota/MER zijn een aantal alternatieven onderzocht. Het gekozen alternatief voor de verbreding van de Doenkade heeft het meest milieuvriendelijke alternatief als basis, aangevuld met een ecologische verbinding bij de kruising met de Vliegveldweg. Het voorkeursalternatief van Gedeputeerde Staten is ook de voorkeur van de stadsregio Rotterdam, Rijkswaterstaat en de gemeenten Rotterdam en Lansingerland. Deze laatste twee partijen gebruiken de Tracénota/MER als onderbouwing van de bestemmingsplanwijziging die nodig is om de verbreding en de reconstructie mogelijk te maken.

Startnotitie voor uitbreiding glastuinbouwgebied Trappenberg-Kloosterschuur
Met de 9e herziening van het streekplan Zuid-Holland West wordt het ruimtelijk mogelijk gemaakt het glastuinbouwgebied Trappenberg-Kloosterschuur met 18 hectare bruto glas (inclusief bedrijfswoningen, wegen, water en landschappelijke inpassing) uit te breiden. Aanleiding voor de herziening zijn afspraken tussen o.a. de gemeenten Katwijk, Teylingen en de provincie in de samenwerkingsovereenkomst Knoop Leiden West. Daarnaast is de uitbreiding ook opgenomen in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek. Uitbreiding van het glastuinbouwgebied Trappenberg-Kloosterschuur is nodig als schuifruimte voor de omzetting van een glasbestemming in een bedrijvenbestemming elders in de knoop Leiden West. Het verlies aan natuurwaarden (voor broedvogels) door de glasuitbreiding wordt gecompenseerd door 9 hectare grasland de functie natuur te geven. De startnotitie voor de herziening van het streekplan wordt op 14 mei behandeld in de statencommissie Streekplannen. In de zomer ligt het ontwerp streekplan ter inzage. De uiteindelijke vaststelling door PS is voorzien in november 2008.

Voortgang infrastructuurprojecten 2007
In een rapportage aan Provinciale Staten geven Gedeputeerde Staten een overzicht van de voortgang van de infrastructuurprojecten in 2007. Het gaat om projecten op het gebied van wegen, vaarwegen, openbaar vervoer, fiets en verkeersveiligheid. Ten opzichte van het jaar ervoor steeg de omzet in de grote infrastructuurprojecten met 13%. Sinds 2005 is die stijging zelfs 50%.

De voortgangsrapportage laat verder zien dat de onderuitputting op projecten (= uitgaven die voor dat jaar begroot zijn, worden niet in dat jaar besteed) in 2007 lager is dan het jaar daarvoor. Met name de RijnGouwelijn draagt hier aan bij. Oorzaken zijn bijvoorbeeld lange procedures naar aanleiding van bezwaar en beroep, soms tot Raad van State toe, onzekerheden rondom Europese wetgeving ten aanzien van luchtkwaliteit en vertragingen bij grondverwerving.

Beantwoording vragen 8e partiële herziening streekplan Zuid-Holland West RijnGouwelijn
Naar aanleiding van de ter inzagelegging van de achtste partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland West 2003, RijnGouwelijn Oost, zijn door de statenleden Van der Nat (SP), Maassen (SP) en Wenneker (D66) vragen gesteld. De vragen houden verband met de relatie tussen deze streekplanherziening en de onderzoeken die door de provincie en de gemeente Leiden worden uitgevoerd naar het Hooigracht-/Langegrachttracé als alternatief voor het Breestraattracé. Verder zijn er vragen gesteld over het afzien van het opstellen van een PlanMER met betrekking tot de streekplanherziening voor de RijnGouwelijn Oost. Door het college van gedeputeerde staten is op de vragen geantwoord dat de streekplanherziening reeds nu in procedure is gebracht om zonder tijdverlies over te kunnen gaan tot het inzetten van de zogenoemde doorzettingsmacht, indien dat nodig blijkt te zijn. Tevens is door het college van GS geantwoord dat een planMER bij deze streekplanherziening niet nodig is, aangezien het streekplan niet over een MER-plichtige zaak gaat. De RijnGouwelijn Oost loopt (anders dan de RijnGouwelijn West) namelijk niet over vijf kilometer of meer buiten de bebouwde kom én loopt niet door een gevoelig gebied.

Het volledige antwoord op de PS vragen nr. 2147 en 2149 staan uiterlijk een week na vaststelling van de antwoorden op www.zuid-holland.nl onder het kopje 'Stateninformatie'.

Statenvragen (SP en D66) over exploitatie van de RijnGouwelijn en het busnet
De Statenfracties van SP en D66 willen naar aanleiding van de Tracénota/MER van de RijnGouwelijn-West van Gedeputeerde Staten weten of het lagere aantal reizigerskilometers gevolgen heeft voor het aanbod van bussen in de regio. In hun antwoord geven Gedeputeerde Staten aan dat de daling in aantal reizigerskilometer veroorzaakt wordt door nieuwe cijfers over bijvoorbeeld de ontwikkelingen op de locatie Valkenburg en een verfijning van het rekenmodel. Uitgangspunt blijft dat het totale voorzieningenniveau niet verslechtert. Dat houdt in dat alleen bussen daar verdwijnen als zij parallel rijden aan de RijnGouwelijn.

De Statenfracties constateren dat het toevoegen van de RijnGouwelijn-West nauwelijks leidt tot extra reizigers op het oostelijke deel van de RijnGouwelijn. Daarbij merken zij op dat in de achtergrondrapportage staat dat de RijnGouwelijn-West zonder Oost kan. Zij vragen zich af wat de waarde is van een ononderbroken RijnGouwelijn. Gedeputeerde Staten antwoorden dat dit voor de inzet van mensen en materieel (rendabele en efficiënte exploitatie) gewenst is. Vanuit het oogpunt van rendabele tramverbinding trekt de RijnGouwelijn-West voldoende reizigers. De fracties constateren een tekort op de exploitatie. Gedeputeerde Staten antwoorden dat het tekort deels wordt betaald met geld dat niet meer betaald hoeft te worden voor bussen die nu op de verbindingen van de toekomstige RijnGouwelijn rijden. Daarnaast ontvangt de provincie geldt voor de exploitatie van de treinconcessie tussen Gouda en Alphen aan de Rijn.

Op de vraag of Gedeputeerde Staten inzicht kan geven in het beheer, onderhoud en exploitatie van de RijnGouwelijn-Oost nu ook die gegevens voor het westelijke tracé bekend zijn, antwoorden zij dat die gegevens afhankelijk zijn van de uitkomst van het gesprek met Leiden over het tracé door de binnenstad van Leiden.

Tenslotte willen de statenfracties weten wat de inzet van Gedeputeerde Staten wordt bij het komende MIRT-overleg. De insteek is een subsidiëring van het tekort op de financiering van circa ¤ 82,5 miljoen. Het exaacte bedrag is afhankelijk van de tracékeuze. De provincie draagt ¤ 80 miljoen bij en Holland Rijnland ¤ 37,5 miljoen.

Het volledige antwoord op PS vraag nr. 2148 staat uiterlijk een week na vaststelling van de antwoorden op www.zuid-holland.nl onder het kopje 'Stateninformatie'.

Statenvragen (SP en D66) over de samenloop van de NS-dienstregeling en die van de RijnGouwelijn (2150)
De Statenfracties van SP en D66 zijn bezorgd dat een uitbreiding van de huidige dienstregeling van de NS tussen Leiden en Utrecht niet mogelijk is na de komst van de RijnGouwelijn. Gedeputeerde Staten delen die mening niet. Uit een simulatie is gebleken dat zowel de treinen van de NS als de RijnGouwelijn op het traject vier keer per uur kunnen rijden. De frequentieverhoging voor de NS is meer afhankelijk van de uitbreiding van het hoofdspoor tussen Bodegraven en Woerden.

Gedeputeerde Staten verwachten geen schadeclaim van de NS. De RijnGouwelijn gaat pas rijden vanaf 2015 en pas dan ontstaat de samenloop met de NS. De concessie voor het hoofdspoor loopt tot 2015. Het is nog niet bekend of NS in 2015 de nieuwe vervoerder is en welke voorwaarden ten aanzien van die samenloop in de concessie zijn opgenomen. De verantwoordelijkheid voor de buitendienststelling door bouwwerkzaamheden ligt bij ProRail.
Het volledige antwoord op PS vraag nr. 2150 staat uiterlijk een week na vaststelling van de antwoorden op www.zuid-holland.nl onder het kopje 'Stateninformatie'.

Ade alsnog inrichten
Gedeputeerde Staten vinden het nog steeds van belang dat het Ade-gebied ten zuiden van Alkemade volgens de oorspronkelijke doelen wordt ingericht. Dat antwoorden GS op vragen van de Statenleden Dijkstra en Van den Bosch-Damen (CDA). In 2006 is een plan vastgesteld voor inrichting van natuur en aanleg van fiets- en wandelpaden. Ook natuurcompensatie voor de aanleg van de Hogesnelheidslijn zit in het plan. Door allerlei oorzaken stokte de uitvoering. Zo bleken wettelijke verkaveling en vrijwillige kavelruil niet uitvoerbaar en kon maar zeer beperkt grond worden aangekocht.

De door de provincie ingestelde landinrichtingscommissie heeft inmiddels besloten de activiteiten stop te zetten. GS willen nu, nog voor 1 juni, de gemeenten, het waterschap en maatschappelijke organisaties een voorstel voorleggen over hoe verder te gaan met de inrichting van het gebied. De provincie zal daarbij een regisserende rol op zich nemen.

Het volledige antwoord op PS vraag nr. 2146 staat uiterlijk een week na vaststelling van de antwoorden op www.zuid-holland.nl onder het kopje 'Stateninformatie'.

Statenvragen SPover grondwaterwinning DSM in Delft
In antwoord op vragen van SP statenlid Senden geven Gedeputeerde Staten aan dat zij bekend is met het rapport "Effecten verminderen grondwaterwinning door DSM Gist in Delft" van Royal Haskoning. De provincie participeert, samen met de gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland in het onderzoek van Delft Cluster (het onderzoeksprogramma van de in Delft gevestigde kennisinstituten). De fysieke gevolgen van grootschalige reductie van de grondwateronttrekking door DSM Anti-Infectives BV (DSM-Ai) wordt door hun onderzocht. De resultaten komen binnen enkele maanden beschikbaar. Zodra de resultaten beschikbaar zijn, wordt op basis van de dan beschikbare informatie gekeken of er aanleiding is voor een deskundigenoverleg zoals het Statenlid voorstelt.

In antwoord op de vraag of de provincie bereid is haar standpunt te heroverwegen en bijvoorbeeld de winning voor bepaalde tijd tot 500m3/ uur re reduceren geven Gedeputeerde Staten aan dat voorwaarde is dat de onttrekking, tot welke reductie dan ook, geen negatieve effecten op de omgeving mag hebben, dan wel dat er tijdig maatregelen worden getroffen om negatieve effecten te voorkomen. Omdat de mogelijkheid van ernstige schade niet kon worden uitgesloten, hebben de overheden in 2005 met DSM-Ai afgesproken de grondwateronttrekking vooralsnog op het niveau van 1200m3/ uur voor te zetten.

Gedeputeerde Staten streeft naar een optimale reductie van grondwateronttrekking, op duurzame wijze tegen zo beperkt mogelijke maatschappelijke kosten.

Het volledige antwoord op PS vraag nr. 2160 staat uiterlijk een week na vaststelling van de antwoorden op www.zuid-holland.nl onder het kopje 'Stateninformatie'.

Beantwoording Statenvragen CO2-opslag Barendrecht
GS hebben vragen beantwoord van de Statenfracties van het CDA en de PvdD over plannen voor ondergrondse CO2-opslag in de gemeente Barendrecht. De vragen hadden met name betrekking op de noodzaak en veiligheid van CO2-opslag in het gebied.
Volgens GS is de CO2-opslag een 'noodzakelijke overgangstechniek op weg naar een duurzame samenleving'. Het is verder ook een belangrijke pijler onder Rotterdam Climate Initiative.
De risico's om CO2 in een uitgeput aargasveld op te slaan, zijn verwaarloosbaar klein, schrijven GS. In het bewuste aardgasveld heeft miljoen jaren aardgas gezeten, en daarmee de gasdichtheid bewezen. Het gebied is verder seismisch inactief.
Uitgangspunt in de MER- en vergunningenprocedures is dat ondergrondse opslag enkel zal worden toegestaan indien risico's beperkt kunnen worden tot een aanvaardbaar niveau. De initiatiefnemer zal dit in de vergunningenprocedure verder onderzoeken en onderbouwen. Kan de veiligheid onvoldoende worden gewaarborgd met vergunningvoorschriften, dan zal de vergunning worden geweigerd.

Het volledige antwoord op PS vragen nr. 2141 en 2242 staan uiterlijk een week na vaststelling van de antwoorden op www.zuid-holland.nl onder het kopje 'Stateninformatie'.

Dwangsommen/ Bestuursdwang
Bij overtredingen van wet- en regelgeving kan de provincie een 'last onder dwangsom' opleggen en bestuursdwang toepassen.

GS hebben besloten bestuursdwang toe te passen bij het verwijderen en opslaan van een illegaal in het Rijn-Schiekanaal afgemeerd vaartuig. Dit is ook het geval voor een illegaal in de Rijn ten westen van leiden afgemeerd vaartuig.

---