langdurige extramurale pschiatrische zorg

Kamervragen Van Miltenburg over langdurige extramurale pschiatrische zorg

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-K-U-2838292

29 april 2008

Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Van Miltenburg over langdurige extramurale psychiatrische zorg (2070814220).

Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de directeur GGZ Noord-Holland Noord dat er een weeffout is geslopen in de overheveling van de GGZ-zorg van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet?

Antwoord 1
Ja. Overigens geeft de betrokken directeur aan niet geheel correct geciteerd te zijn.

Vraag 2
Herkent u het geschetste beeld dat veel instellingen aarzelen om hun cliënten zelfstandig te laten wonen in een kleinschalige setting? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken of de financiële reden die aan de voornoemde aarzelingen ten grondslag zou liggen een terecht geconstateerde oorzaak van het in het artikel omschreven "stoppen met de verzelfstandiging van cliënten" door de instellingen is?

Antwoord 2
Ik herken het beeld dat sommige instellingen aarzelen. Ik acht dit op onjuiste overwegingen gestoeld. Zekerheidshalve laat ik een onderzoek doen, om vast te stellen of er inderdaad geen belemmeringen zijn.

Behandeling kan onderdeel van de benodigde zorg zijn. Die behandeling van zowel extramurale als intramurale GGZ-cliënten is per 1 januari 2008 onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) gekomen. Wanneer er sprake is van niet geneeskundige zorg, of wanneer de cliënt langer dan een jaar in een instelling verblijft, valt de zorg onder de AWBZ.

Financiering vormt hiermee op zich geen belemmering om cliënten te laten wonen in een kleinschalige setting. Het komt voor dat langdurig zorgafhankelijke cliënten gebruik maken van verschillende vormen van zorg (begeleiding, ondersteuning) met daarbij behorende financieringsbronnen. Dat kan naast de Zvw en de AWBZ ook gemeentelijke financiering in het kader van de WMO betreffen, of bij werk-toeleiding financiering vanuit het UWV of het CWI.

Vanwege deze verschillende financieringsstromen heb ik afgelopen najaar GGZ Noord-Holland Noord toestemming gegeven om ondermeer onderzoek te doen naar mogelijke vormen van (transmurale) financiering voor de zorg voor langdurig zorgafhankelijke GGZ-cliënten. Er bereikten mij namelijk signalen dat GGZ-instellingen zich zorgen maken over de verschillende financieringsbronnen en hoe daar mee om te gaan. Ik wacht de uitkomsten van dat onderzoek af. Naast dit onderzoek vanuit het veld, monitor ik dit jaar ook de gevolgen van de overheveling van de curatieve GGZ. Op basis van de monitor kunnen eventuele ongewenste effecten worden gesignaleerd en desgewenst aangepakt.

Vraag 3
Bent u bereid aan te geven of het kabinet, ondanks een eventuele weeffout in de overheveling, achter de verzelfstandiging van cliënten in een kleinschalige setting staat en blijft staan?

Vraag 4
Bent u bereid hierover in overleg te treden met instellingen en zorgverzekeraars teneinde de verzelfstandiging van cliënten in een kleinschalige setting te behouden en bevorderen?

Antwoord 3 en 4
Ik ben voorstander van verzelfstandiging van cliënten in een kleinschalige setting, zolang dit past bij de individuele zorgvraag. Dit mag niet worden belemmerd door de verschillende vormen van financiering.

Zorgverzekeraars en instellingen kunnen in hun nieuwe rollen binnen het stelsel afspraken maken. Vooralsnog ben ik van mening dat de financiering hen niet belemmert om ook afspraken te maken over zorg in een kleinschalige setting. Indien dit door bovengenoemde onderzoeken wordt weerlegd, zal ik met betreffende partijen in overleg treden.