Vlaamse Overheid

kaart gebracht

Schoolverzuim voor het eerst volledig in kaart gebracht

Frank Vandenbroucke vice-minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming

dinsdag 6 mei 2008
Tijdens het voorbije schooljaar (2006-2007) controleerde het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming voor het eerst of álle leerlingen tussen 6 en 18 jaar ingeschreven waren. Op die manier werd voor drie keer meer leerlingen dan vroeger nagetrokken of ze voldoen aan de leerplicht. 484 leerlingen (= 0,07%) blijken niet ingeschreven en bleven zonder geldige reden thuis. Vereenvoudigde procedures maken dat het parket bij deze ernstige gevallen van schoolverzuim sneller betrokken wordt. Deze aanpak kadert in het globale actieplan van minister van Onderwijs Vandenbroucke waarmee hij spijbelen en schoolverzuim wil terugdringen.

Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) gaat op verschillende manieren na of leerlingen voldoen aan de leerplicht. Dit gebeurt ondermeer via de controle op de inschrijvingen. AgODi onderzocht voor het schooljaar 2006-2007 voor het eerst of álle leerlingen tussen 6 en 18 jaar ingeschreven zijn in een school of huisonderwijs volgen. Voordien ging de overheid dit alleen na voor tien- en elfjarigen in het basisonderwijs en voor veertien- en vijftienjarigen in het secundair onderwijs. Men beschouwde dit als de meest relevante leeftijdsgroepen voor de controle op de leerplicht. Om spijbelen en schoolverzuim beter in kaart te brengen, koos minister Vandenbroucke ervoor de hele schoolbevolking tussen 6 en 18 jaar te laten controleren.

Als blijkt dat leerplichtige kinderen niet ingeschreven zijn, vraagt de onderwijsadministratie de ouders om uitleg. Indien de situatie niet uitgeklaard geraakt, bezorgt AgODi het dossier aan het parket. Vereenvoudigde procedures en goede afspraken met de aanspreekpunten bij politie en justitie maken dat de overheid bij ernstige problemen nu veel korter op de bal kan spelen dan vroeger. Nog hetzelfde schooljaar neemt het parket het dossier over.

In het schooljaar 2006-2007 werden 484 (= 0,07%) dossiers van absoluut schoolverzuim (= niet ingeschrevenen) overgemaakt. De stijging t.o.v. het vorige schooljaar heeft te maken met de uitbreiding van de controle van 286.623 naar 829.570 leerlingen. Uit de probleemdossiers komt een duidelijk profiel van de niet-ingeschreven leerlingen naar voren. Het gaat voornamelijk om niet-Belgen, kinderen uit een stedelijk gebied en 17-jarigen. Minister Vandenbroucke laat onderzoeken of een aantal van deze probleemdossiers niet beter lokaal kunnen opgelost worden in samenwerking met de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) en de lokale overlegplatforms (LOP).

De onderwijsadministratie volgt voor het secundair onderwijs ook het verloop van in- en uitschrijvingen op. ls een leerling een periode nergens ingeschreven, dan schrijft de overheid de ouders/de jongere aan. Een lokaal netwerk schiet in actie om deze jongeren aan te sporen terug naar school te gaan. Uit de cijfers blijkt dat het om een beperkte groep (5%) jongeren gaat met een zeer onregelmatige schoolloopbaan. Ook hier duikt hetzelfde profiel weer op: het zijn niet-Belgen, ze wonen in een verstedelijkt gebied en zijn 17 jaar. Binnen het voltijds onderwijs zitten ze vaker in de B-stroom, volgen het vaakst deeltijds onderwijs en hebben vaak schoolse vertraging opgelopen.

Naast de controle op de inschrijvingen, houden de scholen ook bij of ingeschreven leerlingen regelmatig aanwezig zijn. Tijdens het schooljaar 2006-2007 meldden de scholen 5478 problematische afwezigheden. Dat zijn leerlingen uit het secundair onderwijs die meer dan 30 halve dagen (voltijds onderwijs) of meer dan 20 halve dagen (deeltijds onderwijs) onwettig afwezig bleven. T.o.v. vorig schooljaar is er sprake van een lichte stijging. Dit wijst er wellicht op dat scholen schoolverzuim steeds beter melden en minder dan vroeger vrezen voor imagoverlies. Ook hier weer duiken jongeren met hetzelfde profiel op. Het aantal leerlingen dat geen school vindt nadat ze verschillende keren van een school verwijderd zijn, stijgt. Minister Vandenbroucke wil laten onderzoeken of er in het kader van het spijbelactieplan nood is aan speciale initiatieven voor deze doelgroep.

Het relatieve schoolverzuim (= onregelmatig aanwezig zijn) wordt zoveel mogelijk op lokaal niveau aangepakt door de school en het CLB. De spijbelende jongere krijgt een intensieve begeleiding gedurende het volledige schooljaar, waarbij soms ook de hulp van een externe organisatie ingeroepen wordt. Het anti-spijbelteam van het Vlaams Ministerie van Onderwijs werkte de voorbije twee jaar hard aan het maken van duidelijkere afspraken over de controle en opvolging van spijbelaars. Hierdoor verstevigt het lokale netwerk van scholen, huisartsen, politie en justitie en hulporganisaties die betrokken zijn bij de spijbelaanpak.

Vanaf dit schooljaar (2007-2008) koppelt minister Vandenbroucke schoolverzuim aan de toekenning van een schooltoelage. Leerlingen die gedurende twee opeenvolgende schooljaren niet ingeschreven zijn of hardnekkig spijbelen, kunnen tijdens dat tweede jaar hun schooltoelage verliezen. Na het eerste jaar zal de overheid hen hierop wijzen en tijdens het tweede jaar zal de leerling via het CLB worden gesensibiliseerd aanwezig te zijn.

U vindt het rapport over de leerplichtcontrole "Wie is er niet als de schoolbel rinkelt? Evaluatie 2006-2007" op www.agodi.be/pdf/leerplicht/AgODi_Rapport_Leerplicht_Schoolbel_rinkelt .pdf

Voor meer persinformatie kunt u terecht bij:

Leen Muys, persmedewerker kabinet Vandenbroucke (Onderwijs) Tel: 02 552 68 50
GSM: 0479 42 44 23
Email: persdienst.vandenbroucke@vlaanderen.be