Stadsbelangen Mestreech

Aan het College van Burgemeester en Wethouders
Postbus 1992
6201BZ Maastricht

Onderwerp: vragen ex art.37 RvO maatschappelijk werk Maastricht, 6 mei 2008

Geacht College,

Op maandag 5 mei l.l. is een bewoner aan de Amfoorstraat door de politie dood in zijn woning aangetroffen. Uit gesprekken met omwonenden komt na voren dat dit mogelijk had kunnen worden voorkomen indien de begeleiding van het maatschappelijk werk eerdere meldingen cq overlastklachten adequaat had beoordeeld en gehoor had gegeven aan het verzoek om opname voor psychische behandeling te bespoedigen.

Door een bewoonster is opnieuw op 5 mei om 10.30 uur contact opgenomen met de begeleidster van het maatschappelijk werk met een ultiem verzoek om iets te ondernemen. Het telefonisch verzoek werd door betreffende medewerkster afgedaan met de mededeling dat zij een vrije dag had en daarnaast dat zij met het verzoek niets kon en mocht doen. Indien de meldster van het verzoek betere connecties had en zelf iets kon regelen heeft frustratie opgeroepen. Een vervolg actie om in contact te komen met het crisiscentrum -ondanks 24 uur telefonisch bereikbaarheid- bleek zonder succes.

Na telefonisch contact met de bewoonster heb ik vanuit mijn verantwoordelijkheid als gemeenteraadslid contact opgenomen met de politie. De beschikbare informatie is v0or de Politie aanleiding geweest om direct tot actie over te gaan. Na constatering zoals in eerste alinea vermeld werd assistentie verleend door de Officier van Justitie, Vijverdal, twee huisartsen, het Forensisch Instituut en Woonpunt. Echter de medewerkster van het maatschappelijk werk heeft géén gehoor gegeven aan het verzoek van de Politie.

Dit aanleiding voor het stellen van de volgende vragen:
1. Hebben medewerkers van het maatschappelijk werk geen zelfstandige bevoegdheid om naar aanleiding van meldingen cq klachten actie te ondernemen?
2. Bent u het met ons eens dat begeleiding zich niet mag beperken tot uitsluitend de werktijd van een begeleider/begeleidster maar dat vanuit de organisatie -indien noodzakelijk en gewenst- vervanging dient te zijn geregeld?
3. Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit in de toekomst beter te regelen?
4. Bent u het met ons eens dat in dit geval op basis van morele plicht de betreffende begeleidster een dienstdoende collega over de melding cq het verzoek van Politie had moeten informeren?
5. Is niet sprake van plichtverzuim indien in een extreme situatie -vastgesteld door Politie of een andere overheidsorganisatie- geen actie wordt ondernomen op een melding?

In afwachting op uw reactie,

Hoogachtend,

J.M.C. Royen, gemeenteraadslid


---- --