Leefbaar Rotterdam

woensdag, mei 07, 2008

Doelstelling Rotterdam Climate Initiative te hoog

Aan: Het college van Burgemeester en Wethouders Stadhuis Rotterdam
Coolsingel 40
3011 AD Rotterdam

Rotterdam, 7 mei 2008

Betreft: schriftelijke vragen ter schriftelijke beantwoording Onderwerp: Doelstelling Rotterdam Climate Initiative

Geacht College,

Vandaag lees ik in het AD/RD dat de president-directeur van Shell Nederland de doelstellingen van het Rotterdam Climate Initiative (RCI) te hoog vindt. Werkgeversorganisatie Deltalinqs, partner in het RCI, kan dit gezien de concurrentiepositie van Shell wel begrijpen. De president-directeur van Shell ziet liever dat er één landelijke doelstelling nagestreefd wordt. Blijkbaar zijn niet alle havenbedrijven even enthousiast over de doelstellingen van uw RCI.

Ook Leefbaar Rotterdam vindt de doelstelling van het RCI onnodig hoog. De Europese doelstelling is om 20% minder CO2 uit te stoten, de Nederlandse is 30% en de Rotterdamse is 50%. Nederland wil het beste jongetje van de Europese klas zijn en Rotterdam op haar beurt van de Nederlandse. Een kwart van de Nederlandse uitstoot van CO2 vindt plaats in Rotterdam. Door de hoge doelstelling van het RCI, neemt Rotterdam in haar eentje ruim 40% van de nationale doelstelling m.b.t. CO2-reductie voor haar rekening.

Ik kan mij daarom voorstellen dat Rotterdamse bedrijven zich zorgen maken om hun concurrentiepositie, wanneer van hen gevraagd wordt om mee te werken aan het bewerkstelligen van de Rotterdamse doelstelling. Zeker waar het gaat om havenbedrijven, want zon 80% van de Rotterdamse CO2-uitstoot vindt plaats in de Rotterdamse haven. Zij zijn dus essentieel bij het behalen van de doelstellingen van dit college. Ik heb dit eerder aangekaart in de commissie ESMV. Het college liet toen weten dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden moet worden met (toekomstige) aangescherpte regelgeving. Het gaat echter niet alleen om nieuwe initiatieven, maar ook om bestaande bedrijvigheid.

Hiernaast maakt het RCI gebruik van de zogenaamde gebiedsbenadering. Nieuwe investeringen t.b.v. Rotterdam, die gepaard gaan met CO2-uitstoot, worden in het kader van het RCI onwenselijk. Dit soort investeringen kunnen beter buiten Rotterdam plaatsvinden, ook al vindt de investering plaats t.b.v. de Rotterdammers. Dit is een concurrentienadeel dat dit College over Rotterdam afroept. Volgens mij zou het hanteren van de gebruiksbenadering veel beter zijn. Hierover heeft het college eerder gezegd dat de monitoring zal plaatsvinden volgens zowel de gebieds- als de gebruiksbenadering. Dit laat echter onverlet dat de doelstelling gebiedsgericht is geformuleerd.

Ik heb hierover de volgende vragen aan het college:


1. In hoeverre staan volgens u de individuele havenbedrijven achter de doelstellingen van uw RCI en wat betekent dat voor de haalbaarheid van uw doelstellingen?

2. Erkent u dat het ontbreken van een level playing field voor wat betreft CO2-reductie voor bestaande havenbedrijven een nadelig effect heeft op hun concurrentiepositie? Zo nee, waarom niet?
3. Wat vindt u van de uitspraken van de president-directeur van Shell Nederland?

4. Heeft het hanteren van een gebiedsgerichte doelstelling volgens u een nadelig effect op de Rotterdamse concurrentiepositie?
5. Bent u bereid de doelstelling te herformuleren naar een gebruiksgerichte benadering? Zo nee, waarom niet?

Met vriendelijke groet,

René Schuurman

Noot voor de pers:
Fractie LN:
010-4173945
fax: 010-4173950