Ministerie van Defensie

KAMERVRAGEN EN ANTWOORDEN

08-05-2008
Kamervragen over de overname van Stork PWV BV
Vraagsteller: Vaste commissie voor Defensie

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de vaste commissie voor Defensie naar aanleiding van mijn brief van 14 maart jl. inzake de overname van Stork PWV BV door Rheinmetall Landsysteme GmbH (Kamerstuk 26 396, nr. 68).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,

drs. J.G. de Vries

Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie over de brief inzake de overname van Stork PWV BV door Rheinmetall Landsysteme GmbH (Kamerstuk 26 396, nr. 68). 1. Welke positie behoudt Defensie nog binnen de driehoek industrie/ kenniscentra/ opdrachtgever met betrekking tot dit soort materieel op langere termijn? De voorgenomen overname heeft geen invloed op de positie van Defensie als opdrachtgever en ook de kennisontwikkeling voor de Nederlandse industrie blijft behouden. 2. Kan een precieze omschrijving worden gegeven van de punten waarin Defensie nog toestemming moet geven aangaande het doorgaan van deze deal, zoals aangegeven wordt in de brief? Kan per punt aangegeven worden waar Defensie hier nog ruimte heeft om Nederlandse belangen veilig te stellen, dan wel posities voor het Nederlandse bedrijfsleven te versterken en/of te behouden? Het gaat om de vereiste toestemming voor het overzetten van de garanties die Stork NV in het kader van het seriecontract heeft afgegeven ter nakoming van de Nederlandse leveringsomvang. Op grond van die garanties kan Stork NV aansprakelijk worden gesteld voor de verplichting tot levering van de 200 Nederlandse Boxer-voertuigen indien die verplichting niet door SPWV wordt nagekomen. Verder gaat het om de door Stork NV afgegeven bankgaranties in verband met de door Defensie betaalde voorschotten. Ten aanzien van alle garanties en zekerheden heeft Defensie als voorwaarden gesteld dat de positie van de Nederlandse overheid na de overname en het overzetten van de garanties niet nadeliger is dan de positie waarin de Nederlandse overheid thans verkeert en dat de voortgang van het Boxer-programma niet nadelig wordt beïnvloed. 3. Is het in mindere mate het geval dat de contractuele verplichtingen rondom het boxerproject worden nagekomen? In hoeverre zijn er wijzigingen opgetreden in toekomstige plannen en/of ambities rondom Stork Pantser Wiel Voertuig BV (SPWV) en Defensie? Pagina 2/6 Ministerie van Defensie
De voorgenomen overname heeft geen gevolgen voor de contractuele afspraken in het Boxer-programma. RLS beoogt met deze overname zijn aanwezigheid op de Nederlandse defensiemarkt uit te breiden, mede om invulling te geven aan compensatieverplichtingen. Defensie heeft geen concrete plannen of ambities met SPWV. Mogelijk kan SPWV in de toekomst een rol spelen bij de instandhouding van de Boxer. 4. Welk overleg heeft er vooraf plaats gevonden tussen Stork NV en het ministerie van Defensie over deze verkoop? In hoeverre is het een verrassing voor u dat dit gebeurde? 5. Op welke punten en aspecten had u liever gezien dat meer afstemming en overleg had plaats gevonden dan thans de facto het geval is geweest? Defensie is vooraf geïnformeerd over de voorgenomen overname. Op 26 februari jl. heeft Stork NV in een overleg de overname aangekondigd. Er was voldoende tijd om de onder 2 genoemde zaken te formaliseren. Defensie heeft regelmatig contact met Stork NV. Tot nu toe is dat voldoende gebleken. 6. Beoordeelt u het totaal van de deal als neutraal, een vooruitgang dan wel een achteruitgang voor de Nederlandse militaire kennis- en industrie infrastructuur? Kan hierop een toelichting gegeven worden? De gevolgen van de overname voor de Nederlandse kennis- en industriële infrastructuur acht ik gering. Zoals ik in mijn brief van 14 maart jl. heb gemeld, heeft RLS nadrukkelijk te kennen gegeven de afspraken over de inschakeling van de Nederlandse industrie na te komen. Wanneer RLS de activiteiten van SPWV in de toekomst verder uitbreidt, kan dat positief zijn voor de Nederlandse defensiegerelateerde industrie (DGI). De kennis moet op peil worden gehouden door de ingeschakelde Nederlandse bedrijven. Er is geen reden te veronderstellen dat de kennis zal wegvloeien. Pagina 3/6 Ministerie van Defensie
7. In hoeverre beoordeelt het ministerie van Defensie Stork NV nog als een betrouwbare partij voor langdurige, defensietechnologie gerelateerde, samenwerking voor landsystemen nu Stork NV, zo het schijnt, vrij plotseling een Nederlandse defensie-industrie verkoopt aan een buitenlandse partij die daarmee ook in verschillende opzichten een meerderheidspositie verkrijgt? De overname heeft geen invloed op de relaties van Defensie met het Stork-concern. Defensie beseft, dat het te maken heeft met internationaal opererende bedrijven met daarbij behorende overnames binnen de open markt. 8. Zal Rheinmetall zijn aandeel in het grootste internationale voertuig project door de overname belangrijk versterken? Zo ja, heeft Nederland op grond van deze kwalitatieve versterking van de Duitse defensie-industrie een tegenprestatie bedongen? Zo ja welke? Zo neen, waarom niet? 9. Betekent deze ontwikkeling dat de bouw van militaire voertuigen onder Nederlandse controle zal verdwijnen? Zo ja, vindt u dit een gewenste of ongewenste ontwikkeling en waarom? Met de overname van SPWV heeft RLS haar belang in het ARTEC-consortium versterkt. Voor het Boxer-programma is die ontwikkeling van beperkte betekenis. De controle op de bouw van de voertuigen blijft formeel de verantwoordelijkheid van het ARTEC-consortium, waarbinnen SPWV verantwoordelijk is voor het Nederlandse werkaandeel. De contractuele afspraken over het werkaandeel worden door de overname niet aangetast. Dit betekent onder meer dat de assemblage van de Nederlandse voertuigen in Nederland zal gebeuren en mogelijk nu ook de assemblage van een deel van de Duitse voertuigen. In dat laatste geval is er sprake van een uitbreiding ten opzichte van de huidige situatie. 10. Welke gevolgen heeft de overname van SPWV door een Duitse firma voor de Nederlandse Defensie Industrie Strategie? Pagina 4/6 Ministerie van Defensie
De overname van SPWV door een Duitse onderneming heeft geen gevolgen voor de Defensie Industrie Strategie (DIS). De Nederlandse DGI omvat alle bedrijven die in Nederland activiteiten ontplooien in het kader van de ontwikkeling, de productie of het onderhoud van defensiematerieel en de levering van gerelateerde diensten. Het criterium daarbij is de vestigingsplaats van het bedrijf. Een bedrijf dat wordt overgenomen door een buitenlandse partij maar Nederland als vestigingsplaats behoudt, blijft onderdeel van de Nederlandse DGI (zie ook Kamerstuk 31 125, nr. 2, antwoord op vraag 3). 11. Heeft de overname consequenties voor de levensduurkosten van de Boxer? Zo ja, welke? Zo neen, zijn hierover afspraken vastgelegd? Zo ja, waar? De overname van SPWV door RLS heeft geen gevolgen voor de afspraken die zijn gemaakt over de levensduurkosten van de Boxer. 12. Is vastgelegd hoe lang de productie van militaire voertuigen in Nederland door Rheinmetall gehandhaafd moet worden? Zo ja, hoe lang? Zo neen, bent u van mening dat de als compensatie voor de aanschaf van de Boxer afgesproken technologieoverdracht na afloop van het Boxer-programma terug naar Duitsland kan vloeien? Zo neen, op grond waarvan denkt u dat dit niet het geval is? Zoals ik in mijn brief van 14 maart jl. heb gemeld, heeft de overname geen gevolgen voor de contractuele afspraken in het kader van het Boxer-programma. Dit betekent onder meer dat 200 Boxers in Nederland worden geassembleerd tussen 2011 en 2017. Het op peil houden van de kennis ligt in handen van de Nederlandse bedrijven die in het kader van het werkaandeel worden ingeschakeld. Ervan uitgaande dat zij, mede met deze kennis, nieuwe, economisch rendabele opdrachten kunnen verwerven, is er geen reden te veronderstellen dat de kennis zal wegvloeien. 13. Hoe worden de contractuele gevolgen van deze overname vastgelegd? Is sprake van een aangepast Memorandum of Understanding? Pagina 5/6 Ministerie van Defensie Pagina 6/6
De samenwerking tussen Duitsland en Nederland in het Boxer-programma is vastgelegd in een Memorandum of Understanding (MoU). Dit MoU hoeft niet te worden aangepast omdat het ARTEC-consortium de prime contractor blijft. Alleen de door Stork NV afgegeven garanties en zekerheden zullen worden overgezet. De overige contractuele afspraken blijven ongewijzigd. 14. Wie gaat Nederland vertegenwoordigen in de overleggen met Organisation Conjointe de Coopération en matière d'Armement (OCCAR) in onderhandelingen over de Boxer? Er zijn diverse overlegfora met OCCAR. De gesprekspartner van OCCAR op industrieniveau over de realisatie van de gesloten contracten blijft ARTEC. Op overheidsniveau voeren Duitsland en Nederland regelmatig overleg met OCCAR in Programme Working Groups en Programme Committees. 15. Wordt door de overname de Nederlandse positie in OCCAR verzwakt? Zo neen, welke projecten onder OCCAR hoede met Nederlandse deelname lopen nog? Zo ja, wat is uw beoordeling van de overname in het licht van het streven naar het aangaan van strategische allianties en concrete doelen, waaronder mogelijk aansluiting bij OCCAR? Nederland is alleen bij OCCAR betrokken door het Boxer-programma. In dit programma treedt OCCAR, in naam en voor rekening van de opdrachtgevers Nederland en Duitsland, op als opdrachtgever van ARTEC. Verder zijn er geen andere projecten bij OCCAR waaraan Nederland deelneemt. Noch de positie van Defensie noch die van de Nederlandse industrie binnen het Boxer-programma veranderen door de overname van SPWV door RLS.