Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

CG-raad
t.a.v. de heer Poppelaars
Postbus 169

3500 AD UTRECHT

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
13 mei 2008 PO/ZO/7769 11 april 2008 S08-0467/ev/no

Onderwerp
Bedragen leerlingengebonden financiering

Geachte heer Poppelaars,
In de brief van 11 april jl. vraagt u aandacht voor de ongelijkheid tussen bedragen voor de leerlinggebonden financiering (lgf) in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Aanleiding hiervoor is de publicatie van de bedragen voor het schooljaar 2008/ 2009. In antwoord hierop het volgende.

Voor de invoering van de wetgeving op basis waarvan geïndiceerde leerlingen met een handicap met een lgf naar het regulier onderwijs kunnen, zijn de lgf-bedragen vastgesteld. Basis daarvoor vormde het verschil in bekostiging tussen het reguliere en het speciale onderwijs. Omdat het verschil in bekostiging tussen basis- en speciaal onderwijs groter is dan tussen regulier voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, zijn de lgf bedragen in het voortgezet onderwijs lager. Jaarlijks worden de bedragen van de lgf aangepast op basis van de prijsontwikkelingen en gepubliceerd.

U schrijft dat voor veel leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs moeizaam verloopt. De verhoging van de lgf bedragen in het voortgezet onderwijs is naar uw idee dan ook een belangrijke randvoorwaarde om de doorlopende leerlijn tot een succes te maken en de scholen de mogelijkheid te geven om lgf-leerlingen daadwerkelijk te ondersteunen.

De verbetering van doorlopende leerlijnen is een van de speerpunten van Passend onderwijs. Juist omdat, zoals u ook schrijft in het havo/ vwo onderwijs nog weinig ervaring en expertise is met zorgleerlingen, zijn daarvoor binnen de onderwijsenveloppe extra middelen gereserveerd. In het Invoeringsplan Passend onderwijs dat op 5 december aan de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken
2007/ 08, 27728, nr. 101) is aangegeven dat het gaat om een bedrag oplopend van 1 mln. in 2008 tot
10 mln. in 2011. Bedoeling is dat de scholen voor havo en vwo aansluiten bij de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs en op die manier kunnen profiteren van de expertise die binnen het samenwerkingsverband is opgedaan met de begeleiding van leerlingen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/2

Voorts geldt dat deze samenwerkingsverbanden met de wsns-samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs en met de regionale expertisecentra voor cluster 3 en 4 gaan samenwerken in een regionaal netwerk. Inzet van de regionale netwerken is dat de scholen voor regulier en speciaal onderwijs meer gaan samenwerken, dat meer uitwisseling gaat plaatsvinden van expertise en dat er meer flexibele tussenvormen worden ontwikkeld tussen regulier en speciaal onderwijs. De invoering van de lgf is daarin een eerste stap geweest. Sindsdien worden steeds meer speciale klassen ingericht bij het regulier onderwijs. Met Passend onderwijs wordt die ontwikkeling verder gestimuleerd zodat steeds meer leerlingen een passend onderwijszorgaanbod krijgen. Ook voor de vorming van de regionale netwerken en het realiseren van kwalitatief goed onderwijs voor alle leerlingen zijn extra middelen gereserveerd, oplopend van 20 mln. in 2008 tot 60 mln. in 2011.

Tot slot is in de brieven van 25 juni en 5 december 2007 aangegeven dat de inzet van Passend onderwijs ook is om landelijk tot een beheersing en regionaal tot een flexibele inzet van middelen te komen. Hiermee wordt bedoeld dat binnen Passend onderwijs wordt bezien op welke wijze regionaal meer ruimte kan worden geboden om tot flexibele inzet van middelen te komen. Als voorbeeld is genoemd een deel van de huidige middelen voor ambulante begeleiding om te zetten in preventieve ambulante begeleiding. Regionaal zou dan meer ruimte ontstaan om op basis van de behoefte van leerlingen tot een begeleidingsaanbod te komen. Op dit moment wordt onderzocht wat effecten zijn van zo'n maatregel en wordt onderzocht welke mogelijkheden er nog meer zijn om tot meer ruimte in de regio te komen om flexibele arrangementen in te richten.

Al met al ben ik met u van mening dat de kwaliteit van het onderwijs en de doorlopende leerlijnen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben beter moet. Passend onderwijs biedt daarvoor de randvoorwaarden. Zoals aangegeven, heeft het kabinet ook middelen gereserveerd voor de uitwerking van Passend onderwijs, oplopend van 21 mln. in 2008 tot 70 mln. in 2011. Gekozen is voor een regionale aanpak. Uitgangspunten bij de inzet van middelen zijn maatwerk en flexibiliteit om voor alle leerlingen een onderwijszorgaanbod te bieden dat aansluit bij de mogelijkheden van de leerling. Er is geen ruimte om daarnaast ook de omvang van de lgf in het voortgezet onderwijs te verhogen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma