Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

15-05-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
* Richtlijn bestrijding van belastingfraude in het intracommunautaire verkeer;
* Beschikking betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009);
* Verordening betreffende het herstel van kabeljauwbestanden;
* Richtlijn betreffende grensoverschrijdende handhaving verkeersveiligheid;
* Mededeling betreffende EU als wereldpartner in het ontwikkelingsproces.

De staatssecretaris voor Europese Zaken,

Frans Timmermans


Bijlage Fichedocument, pagina 1
Fiche 1: Richtlijn bestrijding van belastingfraude in het intracommunautaire verkeer
1. Algemene gegevens
Voorstel: Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EC betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde ter bestrijding van de belastingfraude in het intracommunautaire verkeer
Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1798/2003 ter bestrijding van de belastingfraude in het intracommunautaire verkeer
Datum Commissiedocument: 18 maart 2008
Nr. Commissiedocument: COM (2008) 147 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196847 http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196848 Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: n.v.t. Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Belastingvraagstukken (eerste vergadering is gepland op 8 april 2008) Ecofin Raad: datum is nog niet bekend Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën Rechtsbasis: Artikel 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: eenparigheid. EP: raadpleging Comitologie: n.v.t.

2. Samenvatting BNC-fiche
Het voorstel beoogt een snellere verzameling en uitwisseling van gegevens over intracommunautaire transacties door: verkorting van de termijn van indiening van de opgaaf intracommunautaire leveringen (ICL) van 3 maanden naar 1 maand, een verplichte maandaangifte btw voor afnemers van intracommunautaire verwerving en diensten van > ¤ 200.000 per jaar en uitwisseling van deze gegevens tussen lidstaten binnen 1 maand. Om administratieve lasten te verminderen wordt de wijze van indiening van de opgaaf ICL in de lidstaten waar dit buitengewoon complex is vereenvoudigd. Met betrekking tot de bevoegdheidsvaststelling is sprake van een gedeelde bevoegdheid. De subsidiariteit wordt positief beoordeeld. De proportionaliteit wordt negatief beoordeeld. Het Nederlands oordeel over de voorstellen is niet zonder meer positief.
3. Samenvatting voorstel
a) Inhoud voorstel Richtlijn:
Met het oog op de bestrijding van de belastingfraude in het intracommunautaire verkeer wordt het tijdvak voor het verzamelen van de gegevens over het intracommunautaire verkeer en de termijn voor het doorgeven van die gegevens aan de andere lidstaten verkort. Het voorstel omvat de volgende wijzigingen:

1. Het tijdvak waarover een opgaaf intracommunautaire leveringen (ICL) moet worden ingediend door de ondernemer van zijn intracommunautaire leveringen wordt verkort tot 1 maand;
2. De periode voor uitwisseling van die informatie tussen lidstaten wordt verkort van 3 maanden
Bijlage Fichedocument, pagina 2
naar 1 maand;

3. Het tijdvak waarover btw-aangifte moet worden gedaan wordt 1 maand voor al de afnemers van intracommunautaire leveringen en diensten die daarvoor btw verschuldigd zijn indien die transacties meer bedragen dan ¤ 200.000 per jaar. Op de aangifte komt een aparte rubriek voor vermelding van die diensten;

4. Vereenvoudiging van de procedure voor de indiening van de Opgaaf van intracommunautaire leveringen in de lidstaten waar dit buitengewoon complex is, door indiening op electronische wijze mogelijk te maken.
b) Impact-assessment Commissie:
De voorgenomen maatregel is volgens de Commissie evenwichtig, omdat mogelijk wordt gemaakt dat de gegevens van intracommunautaire levering en verwerving gemiddeld drie maanden sneller ter beschikking komen terwijl de lasten voor het bedrijfsleven in de ogen van de Commissie minimaal blijven. De maatregel betreft een beperkt aantal bedrijven (4% van de voor btw geïdentificeerde bedrijven). De extra kosten voor de bedrijven blijven beperkt, behalve in de gevallen waar de procedures voor indiening zeer complex zijn. Daartoe voorziet het voorstel in een vereenvoudiging.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid: Gedeelde bevoegdheid (zie rechtsbasis) b) Functionele toets

· Subsidiariteit: Positief

· Proportionaliteit: Negatief

· Onderbouwing:
De subsidiariteit wordt positief beoordeeld omdat alleen door communautair optreden de bestrijding van intracommunautaire btw-fraude voldoende kan worden verwezenlijkt. De proportionaliteit wordt als negatief beoordeeld omdat de wijzigingen in de btw-richtlijn extra verplichtingen voor belastingplichtigen en belastingdiensten oproepen, waarvan onduidelijk is welke oplossing deze bieden bij de bestrijding van intracommunautaire btw-fraude. c) Nederlands oordeel:
De subsidiariteit wordt positief beoordeeld. Proportionaliteit wordt negatief beoordeeld. Het effect van de versnelde verzameling en uitwisseling van gegevens leidt tot meer te verwerken informatie door de belastingdiensten van de lidstaten in korte tijd. In de huidige situatie worden de gegevens al niet op de meest efficiënte manier door de lidstaten verwerkt. Versnelling alleen maakt die werkstroom niet beter en leidt niet tot een efficiëntere aanpak van fraude. Door de snelheid van uitwisseling kunnen bovendien de verzamelde gegevens niet eerst worden gecontroleerd zodat deze informatie vervuild kan zijn, hetgeen de doelstelling van een efficiëntere bestrijding van fraude niet dichterbij brengt. Gelet op het geringe nut van de maatregel sec, afgezet tegen de administratieve lastenverzwaring en mogelijke liquiditeitsverslechtering voor de belastingplichtigen, wordt de proportionaliteit negatief beoordeeld.
Voor een positief oordeel zouden deze maatregelen in samenhang met aanvullende maatregelen moeten worden gezien die ook het efficiëntere gebruik bewerkstelligen van de sneller ter beschikking gestelde gegevens. Nu ligt de nadruk louter op de inkomende gegevensstroom en dat is te eenzijdig om de toename van de administratieve last bij het bedrijfsleven te rechtvaardigen in de strijd tegen de btw-fraude.
In opdracht van de Commissie heeft PriceWaterhouseCoopers onderzocht of het bedrijfsleven het verkorten van de termijn voor het inleveren van de Opgaaf ICL als een administratieve
Bijlage Fichedocument, pagina 3
lastenverzwaring beschouwt. Hoewel het rapport dit duidelijk bevestigt, besteedt de Commissie hieraan geen aandacht. De voorgestelde wijziging om de aangiftetermijn tot 1 maand terug te brengen is niet eerder door de lidstaten besproken en is daarom een nieuw onderdeel in het voorstel. Deze voorgestelde wijziging maakt ook geen onderdeel uit van het onderzoek van PriceWaterhouseCoopers.

5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: Geen
b) Financiële, consequenties (incl.personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: Het verhogen van de frequentie van het doen van btw-aangifte, het indienen van de Opgaaf ICL alsmede het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten leidt tot een groter capaciteitsbeslag aan de zijde van de Belastingdienst.
c) Financiële consequenties(incl. personele) bedrijfsleven en burger: Het voorstel kan voor de groep van de rijksoverheid en bedrijfsleven die het betreft, leiden tot een slechtere liquiditeitspositie. Dit doet zich door de hogere aangiftefrequentie (4x per jaar naar 12 x per jaar) voor bij belastingplichtigen die doorgaans per saldo moeten betalen op aangifte en van de afnemers op dat moment nog geen betaling hebben ontvangen. d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger: Het voorstel leidt voor de groep van de rijksoverheid en bedrijfsleven die het betreft tot een verzwaring van de administratieve lasten door een hogere frequentie (4x per jaar naar 12 x per jaar) van het indienen van de opgaaf ICL en de btw-aangifte. Voor bedrijven die in meerdere lidstaten opgaaf-plichtig zijn zou de administratieve last kunnen dalen indien door harmonisatie van de elektronische wijze van indiening een kosten reductie kan worden behaald.
Voor de burger: geen effect.

6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Aanpassen van nationale wetgeving, maar geen aanpassing op vlak van handhavings- en sanctioneringbepalingen.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De wijziging van de richtlijn en verordening dient ingevolge het voorstel in werking te treden met ingang van 1 januari 2010. Nu de implementatie een aanpassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 vergt en derhalve behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel in de Staten-Generaal vereist, zal Nederland bij de besprekingen in de Raad bepleiten de implementatietermijn van de richtlijn te stellen op ten minste 12 maanden.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:
N.v.t.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d. a) Uitvoerbaarheid
Uitvoering van de maatregelen geschiedt, in het kader van toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968, door de Belastingdienst en leidt tot een taakverzwaring aan de kant van de Belastingdienst.
b) Handhaafbaarheid:
Handhaving van de maatregelen vindt plaats door de Belastingdienst op de voet van de Wet op de omzetbelasting 1968. De Belastingdienst is in staat de maatregelen te handhaven. Er is echter twijfel over de doeltreffendheid van de maatregel in het licht van de btw-fraudebestrijding. Hierbij is de Belastingdienst mede afhankelijk van de belastingadministraties van andere lidstaten en dient de gegevensuitwisseling te leiden tot een efficiënter gebruik van de informatie dan thans het geval is. Verhoging van de frequentie is hiertoe niet het meest geschikte middel.
Bijlage Fichedocument, pagina 4

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen

9. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: Nederland onderschrijft de doelstelling dat door een betere samenwerking en uitwisseling van informatie de fraude moet worden bestreden, maar plaatst vraagtekens bij het effectieve gehalte van de nu gedane voorstellen zeker in relatie tot de hiermee gepaard gaande verzwaring van de administratieve lasten en mogelijke verslechtering van liquiditeitspositie bij bedrijven. Nederland ziet meer in een integrale benadering van gegevensverzameling, uitwisseling en risicoanalyse tussen en door belastingadministraties.

Bijlage Fichedocument, pagina 5
Fiche 2: Beschikking betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009)
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009)
Datum Commissiedocument: 28 maart 2008
Nr. Commissiedocument: COM (2008) 159 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196866 Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet uitgevoerd Behandelingstraject Raad: Onderwijscomité, waarschijnlijk Raad Onderwijs, Jeugd en Cultuur 21/22 mei 2008
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van OCW Rechtsbasis:Artikelen 149 en 150 van het Verdrag tot oprichting van de EG Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: gekwalificeerde meerderheid in de Raad; co-decisie in EP
Comitologie: n.v.t.

2. Samenvatting BNC-fiche
Met dit voorstel wordt het jaar 2009 uitgeroepen tot het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie. Het algemene doel van dit Europees Jaar is creativiteit en innovatievermogen als kernvaardigheden voor allen te bevorderen vanuit het oogpunt van een leven lang leren. De bevoegdheid en de subsidiariteit en proportionaliteit beoordeelt Nederland positief. Nederland onderschrijft het belang van creativiteit en innovatie maar plaatst enkele kanttekeningen bij de uitwerking van het voorstel. Zo zal Nederland aandacht vragen voor nadrukkelijker betrokkenheid van sectoren die naast het onderwijs een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van creativiteit en innovatie.
3. Samenvatting voorstel
a) Inhoud voorstel:
Met deze beschikking wordt het jaar 2009 uitgeroepen tot het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie. Het algemene doel van dit Europees Jaar is creativiteit en innovatievermogen als kernvaardigheden voor allen te bevorderen vanuit het oogpunt van een leven lang leren. Creativiteit wordt daarbij omschreven als drijvende kracht voor innovatie en als doorslaggevende factor voor de ontwikkeling van persoonlijke, professionele, ondernemers- en sociale vaardigheden en het welzijn van alle individuen in de maatschappij.
Net als bij andere Europese Jaren zullen de acties samenhangend met dit Jaar informatie- en promotiecampagnes, evenementen en initiatieven op Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau omvatten.
Elke lidstaat wordt verzocht een nationale coördinator te benoemen, de Commissie coördineert de activiteiten op Europees niveau. De cofinanciering op Europees niveau van activiteiten in het kader van dit Europees Jaar vindt met name plaats vanuit het communautaire Leven Lang Leren Programma.
Bijlage Fichedocument, pagina 6
Maar ook programma's op verwante gebieden, zoals ondernemingen, de informatiemaatschappij, onderzoek, cohesie of plattelandsontwikkeling, kunnen dit Europese Jaar zo nodig ondersteunen. b) Impact-assessment Commissie: niet opgesteld.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid: aanvullende bevoegdheid o.g.v. artikelen 149 en 150 van het EG-verdrag tot oprichting van de EG. Nederland meent dat op grond van de in artikel 2, lid 2 van de beschikking genoemde factoren ook artikel 151 (cultuur) van het EG-verdrag als rechtsbasis kan worden genoemd. b) Functionele toets

· Subsidiariteit: Positief.

· Proportionaliteit: Positief.

· Onderbouwing:
Hoewel het bevorderen van creativiteit en innovatievermogen in eerste plaats een verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf is, heeft het voorstel meerwaarde doordat er met dit voorstel op Europees niveau aandacht voor wordt gevraagd en het belang van investeren in creativiteit en innovatievermogen wordt onderstreept. Lidstaten kunnen, waar mogelijk en gewenst, met nationale initiatieven aansluiten bij dit Europese jaar. Er is sprake van een lichte vorm van coördinatie en er wordt gebruik gemaakt van bestaande programma's.
c) Nederlands oordeel:
Nederland deelt de inschatting van de Commissie ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel. Door een gecoördineerde aanpak op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau kan deze boodschap meer synergie en kritische massa opwekken. Een Europees Jaar is volgens Nederland een geschikt instrument om dat doel te bereiken.

5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: Commissie stelt dat er geen aanvullende middelen nodig zijn. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande communautaire programma's (met name het Leven Lang Leren Programma) en bestaande administratieve budgetten. Er wordt echter geen inzicht gegeven in de omvang van de benodigde middelen. Aan de Europese Commissie zal worden gevraagd wat het benodigde budget is.
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: Lidstaten kunnen met nationale en/of regionale initiatieven aansluiten bij het Europees jaar. Financiering voor eventuele activiteiten op nationaal niveau zullen binnen de eigen begroting van het betreffende ministerie worden opgevangen.
Op grond van artikel 4 van het voorstel worden lidstaten verzocht een nationale coördinator te benoemen. Hiervoor zal personele inzet nodig zijn vanuit het eerstverantwoordelijke ministerie (OCW).
c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger: Geen. d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger: Geen.

6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: N.v.t. b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t. c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d. a) Uitvoerbaarheid: N.v.t.
b) Handhaafbaarheid: N.v.t.

Bijlage Fichedocument, pagina 7

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
a) Geen
b) Toelichting implicaties:

9. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: Nederland onderschrijft het belang van creativiteit en innovatie voor Europa en steunt de door de Commissie gekozen benadering vanuit een leven lang leren. Het instrument van een Europees Jaar kan een positieve bijdrage leveren aan het vergroten van het bewustzijn van het belang van creativiteit en innovatie, aan de zichtbaarheid van de nationale (en Europese) initiatieven op dat terrein en aan de uitwisseling en het gebruik van ontwikkelde kennis en goede praktijken. Over de concrete uitwerking/invulling van het Jaar is Nederland gematigd positief. Het voorstel kijkt bij het bevorderen van creativiteit en innovatievermogen terecht naar de onderwijssector. Tegelijkertijd zou er meer recht kunnen worden gedaan aan de sectoren die naast het onderwijs (en vaak in samenwerking daarmee) een belangrijke rol spelen: de cultuursector, de jeugdsector, het bedrijfsleven (ondernemerschap) etc. Voor een effectief Europees Jaar zouden deze sectoren veel nadrukkelijker betrokken kunnen worden in de activiteiten van het Europese Jaar. Daar kunnen zowel de nationale coördinatoren als de Europese coördinator een goede rol in vervullen. Nederland zal in het kader van de Lissabon doelstellingen, in lijn met de brief Cultuur en Economie van OCW en EZ (2005), wijzen op het belang van aandacht voor de economische betekenis van cultuur en creativiteit. Het thema creatieve industrie wordt onder de aandacht gebracht, onder meer via activiteiten die volgen uit de recent ingestelde Europese Werkgroep Creatieve Industrie waarvan Nederland en Portugal het voorzitterschap delen. Voorts is Nederland voornemens in het kader van dit Europees Jaar aandacht te besteden aan het thema cultuureducatie en zal daartoe samen met Vlaanderen een conferentie organiseren.
Gezien de focus op de rol van onderwijs voor het bevorderen van creativiteit en innovatievermogen zal vanuit het ministerie van OCW een nationale coördinator worden benoemd. Aan de Europese Commissie zal worden gevraagd wat het benodigde budget is.
Bijlage Fichedocument, pagina 8
Fiche 3: Verordening betreffende het herstel van kabeljauwbestanden
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2004, wat betreft het herstel van kabeljauwbestanden en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93
Datum Commissiedocument: 2 april 2008
Nr. Commissiedocument: COM (2008) 162
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196871 Nr. Impact-assessment Commissie: SEC(2008) 386 en 389 Opinie impact-assessment Board: niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Visserij, verwachte behandeling in de Landbouw en Visserijraad van december 2008
Eerstverantwoordelijk ministerie: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Rechtsbasis: EG Verdrag, artikel 37
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:gekwalificeerde meerderheid, raadpleging Comitologie: n.v.t.

2. Samenvatting BNC-fiche
Het voorstel bevat aanpassingen voor het kabeljauwherstelplan uit 2004. Het kabeljauwherstelplan vormt de basis voor het visserij-inspanningsregime voor alle vloten in de Noordwesteuropese wateren, dus ook voor de Nederlandse platvisvisserij in de Noordzee. De Europese Gemeenschap heeft exclusieve bevoegdheid op het terrein van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Nederland beoordeelt dit voorstel in het licht van het proportionaliteitsbeginsel als positief, maar is inhoudelijk bezorgd over de mogelijke implicatie dat dit voorstel de vloten die weinig kabeljauw (bij-)vangen (zoals de Nederlandse platvisvloot) onevenredig zwaar treft met reducties in zeedagen. De inzet van Nederland in de onderhandelingen zal zijn gericht op een inspanningsregime dat naar rato is met de kabeljauwvangsten, maar ook recht doet aan andere beheerplannen (o.a. schol en tong beheerplan). In praktische zin geeft dit herstelplan de lidstaten meer bevoegdheid om nationaal de visserij-inspanning te verdelen en zij moeten dus verdeelsleutels gaan opstellen.
3. Samenvatting voorstel
a) Inhoud voorstel: Het huidige kabeljauwherstelplan (vo EG 423/2004) heeft niet geleid tot de verwachte toename van de kabeljauwbestanden. In alle regio's waar het plan van toepassing is (Noordzee, Skagerrak, Kattegat, Oostelijk Kanaal, Ierse Zee en West Schotland), gaat het slecht met kabeljauw. Het enige lichtpuntje is het lichte herstel van de Noordzee kabeljauw. Het nieuwe voorstel voor de aanpassingen is tot stand gekomen na consultatie met lidstaten, regionale advies raden (RACs), internationale biologen (ICES) en het wetenschappelijke adviescomité van de Commissie (STECF). Met dit voorstel volgt de Commissie de ecosysteembenadering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, de conclusies van de World
Bijlage Fichedocument, pagina 9
Summit on Sustainable Development in Johannesburg 2002 en afspraken over de invoering van de maximaal duurzame opbrengst. De aanpassingen zouden 1 januari 2009 van kracht moeten zijn. Nieuw in het voorstel zijn: de toevoeging Keltische Zee; andere doelstellingen (procentuele reductie in visserijsterfte i.p.v. absolute bestandsomvang); simplificering van het visserij-inspanningsregime (ieder land krijgt een maximale hoeveelheid inspanning, uitgedrukt in kilowatt dagen en moet die zelf verdelen, daarnaast minder verschillende categorieën); een mogelijkheid om binnen lidstaten met het verdelen van de zeedagen het verminderen van bijvangsten en ondermaatse vis te belonen; meer duidelijkheid over hoe de vangstmogelijkheden worden vastgesteld wanneer er weinig wetenschappelijke gegevens zijn en een introductie van benchmarks voor controle. Het visserij-inspanningsregime voor de Noordzee blijft opgehangen aan het kabeljauwherstelplan. In principe hebben alle vloten recht op een vast aantal zeedagen, om te vissen. Alleen die vloten die de meeste kabeljauw vangen en samen opgeteld 80% van alle kabeljauw vangen, worden gekort in zeedagen1. Vervolgens worden alle vloten binnen de 80% categorie even zwaar aangeslagen, of het nu de gerichte visserij is die pakweg 50% van alle vangsten voor haar rekening neemt, of de (platvis-)visserij die slechts 10% van de vangsten (bij-)vangt. Volgens het voorstel zullen de maatregelen iedere drie jaar herzien worden.
b) Impact-assessment Commissie:
In de impact assessment zijn vijf opties vergeleken. Optie 1, de handhaving van het huidige herstel plan, leidt niet tot het gewenste resultaat. Optie 2, een betere handhaving van de regels, zou op zich onvoldoende zijn voor het gewenste herstel, omdat de aanvoer al binnen de gestelde marges is en een verbetering van de controle reeds in gang is gezet. Optie 3, sluiting van de visserij, is een drastische maatregel met grote sociale en economische gevolgen. Kabeljauw wordt gevangen in een gemengde visserij, en dus heeft het effect op andere witvisvisserij en Noorse kreeftvisserij. Ook sluiting van gebieden is geen werkbare maatregel, vanwege het grote verspreidingsgebied van kabeljauw. Over optie 4, gebruik van economische instrumenten, zegt de Commissie geen beleidsspecifieke economische stimulansen als basisinstrument te hebben voor de instandhouding van soorten. Optie 5, de vereenvoudiging en versterking van het herstelplan voor kabeljauw kan volgens de Commissie rekenen op de meeste steun van de geraadpleegde partijen in de consultatie. Het voorstel voor aanpassing van het beheerplan kan gezien worden als een uitwerking van de laatste optie. Nederland kan zich vinden in de conclusies van deze impact assessment.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid:exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap b) Functionele toets

· Subsidiariteit: n.v.t.

· Proportionaliteit: positief

· Onderbouwing. Het voorstel betreft een aanpassing van een bestaande verordening. In dit voorstel krijgen lidstaten meer bevoegdheid om de visserij inspanning nationaal te regelen. Deze decentralisatie draagt bij aan een grotere flexibiliteit en vereenvoudiging van de Europese regelgeving. De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het voorstel is een punt van aandacht.
c) Nederlands oordeel: Nederland is bezorgd over de kabeljauwsituatie en steunt het initiatief van de Commissie om het bestaande herstelplan op onderdelen aan te passen. Ook het voornemen om de regelgeving te vereenvoudigen (optie 5 uit het impact assessment) draagt bij aan de door
1 De methode die de Europese Commissie hier voorstelt is als volgt: jaarlijks wordt berekend hoeveel kabeljauw iedere vloot heeft gevangen. De vloten (er zijn er ongeveer 10) worden dan gerangschikt van meeste, naar minste vangsten. Vervolgens wordt gekeken welke vloten samen 80% van alle vangsten uitmaken, te beginnen met de vloot die het meeste vangt.
Bijlage Fichedocument, pagina 10
Nederland gewenste transparantie. Dit komt onder andere tot stand in de vereenvoudiging van het visserij-inspanningsregime, waarbij iedere lidstaat nu zelf de toedeling van de zeedagen aan vaartuigen kan toekennen. Nederland streeft naar een goede uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het voorgestelde regime.

5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: geen.
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: De toekenning van zeedagen aan vissersvaartuigen vindt plaats op basis van bepaalde criteria, zoals het voorkomen van bijvangsten. Op deze wijze kunnen vaartuigen worden beloond die maatregelen nemen om kabeljauw te beschermen. Voor de verdeling van zeedagen zal capaciteit nodig zijn. De AID wordt belast met het wegen van aangelande kabeljauw. De veranderingen als gevolg van het nieuwe inspanningsregime zijn tijdelijk van aard. Eventuele financiële consequenties worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline. c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger: De visserij-inspanning van alle visserij in de genoemde gebieden is gebaseerd op dit plan en de consequenties zijn derhalve groot. Hoewel de verwachte resultaten op lange termijn positief zijn (hogere inkomsten, lagere kosten), zal ook de Nederlandse platvissector, die ook kabeljauw (bij-)vangt, op korte termijn negatief door dit plan worden geraakt. Indien de sector aanspraak wil maken op meer zeedagen bij de verdeling van de visserij-inspanning, wordt van haar een inspanning gevraagd op het gebied van data verzamelen, reductie van bijvangstplannen om het vangen van kabeljauw te vermijden ('cod avoidance plans'), etc. d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger: De verordening en de uitvoeringsregeling kunnen leiden tot een toename van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, die kunnen voortvloeien uit de inspanning die gevraagd wordt van vissers bij de verdeling van de visserij-inspanning, zoals het verzamelen van data.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Het voorstel schrijft voor dat iedere lidstaat een methode vaststelt voor de verdeling van de visserij-inspanning, op basis van bepaalde criteria (zie ook onder 5b). Deze methode zal moeten worden vastgelegd in nationale regelgeving.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De voorgestelde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2009. In het licht van de initiële commentaren van de diverse lidstaten lijkt dit haalbaar.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: Het voorstel voorziet in een driejaarlijkse evaluatie.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
Uitvoerbaarheid: Een aantal aspecten van het nieuwe systeem (zoals criteria voor de nationale toedeling van visserij-inspanning aan vaartuigen, de overdracht van zeedagen en andere zaken) kan tot uitvoeringsproblemen leiden.
Handhaafbaarheid: Het voorstel bevat een aangescherpt controleregime, waarbinnen lidstaten gehouden zijn om een nationaal controleprogramma op te zetten. Het voorstel schrijft bovendien specifieke streefdoelen voor inspectie voor. Nederland verwelkomt deze aanscherping. Nederland zal zich voor het overige tijdens de onderhandelingen inzetten voor een goede handhaafbaarheid.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.

9. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: Nederland is bezorgd over de kabeljauwsituatie en acht maatregelen ten aanzien van het bestand noodzakelijk. Hierbij moet rekening gehouden worden met de beginselen van de
Bijlage Fichedocument, pagina 11
ecosysteembenadering. Voorop staat dat maatregelen voor het herstel van de bestanden zich naar rato moeten richten op die vloten die de meeste kabeljauw vangen. Nederland kent bijna geen gerichte kabeljauwvisserij, maar haar platvisvloot wordt wel door het voorstel geraakt. Dit betekent dat alle vloten binnen de 80% categorie even zwaar worden aangeslagen, of het nu de gerichte visserij is die pakweg 50% van alle vangsten voor haar rekening neemt, of de (platvis-) visserij die slechts 10% van de vangsten (bij-)vangt. Die vloten die bijna of geen kabeljauw (bij-)vangen mogen niet onevenredig worden benadeeld. Zij zouden voldoende zeedagen moeten krijgen om hun quota op te vissen. In het plan is een aantal zaken onduidelijk en deze zullen nog worden bestudeerd. Het gekozen regime toont gelijkenis met het meerjarenplan tong en schol. Zo wordt er in geval het kabeljauwbestand buiten biologisch veilige grenzen zit, automatisch een reductie in de visserijsterfte, de hoeveelheid die gevangen mag worden (Total Allowable Catch (TAC)) en het aantal zeedagen (inspanning) toegepast. Maar deze korting is groter dan in het beheerplan schol en tong. Positief is de introductie van benchmarks (voorgeschreven inspectieniveaus) bij de controle. Nederland is ook positief over het initiatief om het visserij-inspanningsregime te vereenvoudigen, maar een aantal aspecten van het nieuwe systeem (zoals criteria voor de nationale toedeling van visserijinspanning aan vaartuigen, de overdracht van zeedagen en andere zaken) zullen tot uitvoeringsproblemen leiden. Nederland betreurt het dat het visserij-inspanningsregime (het aantal zeedagen per vloot) in de Noordzee gekoppeld blijft aan het kabeljauwherstel en dat (nog) geen (voorstel voor een) generiek kader is voor de inspanningsregulering op de Noordzee, wat ook rekening houdt met andere plannen, zoals het meerjarenplan schol en tong. Nederland zal zich inzetten voor een goede uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en beperking van uitvoeringslasten voor het bedrijfsleven en overheid.
Bijlage Fichedocument, pagina 12
Fiche 4: Richtlijn betreffende grensoverschrijdende handhaving verkeersveiligheid
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid
Datum Commissiedocument: 19 maart 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 151 definitief
Pre-lex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196862 Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Impact-assessment:
http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/ia_2008/sec_2008_0351_2_en.pdf Samenvatting Impact-assessement:
http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/ia_2008/sec_2008_0350_2_en.pdf Opinie Impact-assessment Board:
http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/ia_2008/sec_2008_0352_fr.pdf Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Transport, Transportraad (mogelijk voortgangsrapportage tijdens de Transportraad van juni 2008) Eerstverantwoordelijk ministerie: Verkeer en Waterstaat Rechtsbasis: Artikel 71, eerste lid, EG-Verdrag, onder c (maatregelen die de veiligheid van hetvervoer kunnen verbeteren)
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Gekwalificeerde meerderheid, medebeslissing
Comitologie: Het voorstel voorziet in oprichting van een Comité voor de handhaving van de verkeersveiligheid(zie art. 8 van de ontwerprichtlijn; regelgevingsprocedure met toetsing)

2. Samenvatting BNC-fiche
De ontwerprichtlijn beoogt het begaan van bepaalde verkeersovertredingen (snelheid, alcohol, gordel en roodlichtnegatie) door EU-burgers in een andere lidstaat, aan te pakken door de uitwisseling van naam en adresgegevens van kentekenhouders voor te schrijven. Het land waar de overtreding is begaan zal een boete opleggen aan de houder van een voertuig waarmee een overtreding is begaan. Voor het geval de bekeurde houder weigert te betalen, verwijst het voorstel naar het Kaderbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties. Over de rechtsgrondslag van het voorstel (vervoersartikel EG-verdrag) heeft Nederland vragen. Nederland kan zich vinden in een EU-aanpak uit oogpunt van verbetering van de verkeersveiligheid en een geloofwaardige verkeershandhaving. Daarnaast worden hiermee bilaterale verdragen overbodig. Het subsidiariteitsoordeel is positief. Nederland kan instemmen met de focus op de speerpunten snelheid, alcohol, gordel- en roodlichtnegatie, omdat deze overtredingen aanleiding zijn voor een groot aantal ernstige verkeersongevallen. Nederland wil de mogelijkheid hebben het uitwisselen van gegevens uit te breiden tot andere verkeersovertredingen (bijvoorbeeld niet handsfree mobiel bellen in de auto en parkeerovertredingen) en tol, inclusief kilometerbeprijzing.
Bijlage Fichedocument, pagina 13
In de ontwerprichtlijn is niet aangegeven welk systeem voor gegevensuitwisseling zal worden gehanteerd. Nederland is voorstander van een aanpak zoals die wordt gehanteerd in het kader van het Raadsbesluit over de intensivering van grensoverschrijdende samenwerking in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (is gebaseerd op het Verdrag van Prüm2 en omvat dezelfde gegevensset als onderhavige richtlijn), waarbij de EUCARIStechnologie wordt gebruikt. Dit systeem wordt thans reeds door 18 lidstaten gebruikt en door alle 27 lidstaten als genoemd Raadsbesluit in werking is getreden (over het besluit is een politiek akkoord bereikt in de JBZ-raad van juni 2007, 20 dagen na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie zal het besluit in werking treden). Voor het geval de bekeurde automobilist weigert te betalen, sluit het voorstel aan op bestaande regelgeving (het Kaderbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties). Het voorstel laat de lidstaten de ruimte om hun eigen handhavingsbeleid te bepalen (manier van controleren, aantallen controles, strafrecht of bestuursrecht. Indien wordt tegemoetgekomen aan de Nederlandse wensen, onder andere dat er geen door de Commissie voorgeschreven modelformulier wordt gehanteerd voor het uitsturen van bekeuringen, valt proportionaliteit positief uit. Als meer duidelijkheid is over de werkwijze kan pas worden vastgesteld wat de financiële implicaties precies zijn.
3. Samenvatting voorstel
a) Inhoud voorstel:
Het huidige voorstel van de ontwerprichtlijn beoogt de aanpak van bepaalde door EU-burgers in andere lidstaten dan waar zij vandaan komen begane verkeersovertredingen (snelheids- en alcoholovertredingen, overtreding van de gordelplicht en roodlichtnegatie) te faciliteren door gebruik te maken van een elektronisch netwerk voor de uitwisseling van gegevens om de eigenaar van een voertuig te identificeren. De autoriteiten van een lidstaat waar een verkeersovertreding is begaan, kunnen dan een bekeuring zenden aan de houder van het voertuig. In het geval de automobilist weigert de boete te betalen, kan tenuitvoerlegging van onherroepelijke beslissingen houdende een geldelijke sanctie plaatsvinden op grond van het Kaderbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties (2005/214/JHA).
De informatie over de gepleegde overtredingen die via het elektronische netwerk wordt verspreid, dient volgens het voorstel niet te worden bewaard. b) Impact-assessment Commissie:
De impact assessment geeft aan dat jaarlijks tussen de 200 en 250 verkeersdoden kunnen worden bespaard en dat de kosten hiervoor relatief laag zijn als een reeds bestaand EU-informatiesysteem voor gegevensuitwisseling kan worden gebruikt. Als voorbeeld van reeds bestaande technologie wordt in het impact assessment het TESTA3-netwerk genoemd. Over de toepassing van dat netwerk bij TACHONET4 staat vermeld dat het moeilijk is de kosten te ramen. Indicatief wordt aangegeven dat de ontwikkelingskosten circa ¤ 0,2 - 0,3 mln bedragen; daarnaast zijn interfaces benodigd voor de uitwisseling van gegevens, waarbij de totale kosten op ¤ 5 - 10 mln uit kunnen komen. EUCARIS wordt genoemd in het kader van het verdrag van Prüm. Wat betreft de kosten scoort EUCARIS gunstig (¤ 15.000,- voor de implementatie per lidstaat). Daarnaast schat de Commissie in dat er 120 - 160 extra politiefunctionarissen nodig zijn. Opmerkelijk is dat in het voorstel geen onderbouwing wordt gegeven voor het opnemen van de roodlichtnegatie; in de impact assessment wordt roodlichtnegatie niet genoemd.
2 Verdrag tussen diverse Europese lidstaten ter versterking van de grensoverschrijdende politiesamenwerking, vooral bij de bestrijding van terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie 3 Trans-European Service for Telematics between Administrations
4 Europees informatiesysteem voor tachografen, ondersteund door het TESTA-netwerk
Bijlage Fichedocument, pagina 14
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid:
De EG is volgens de Commissie op basis van artikel 71, eerste lid, onder c van het EG-verdrag bevoegd tot het treffen van de voorgestelde maatregelen. De Commissie plaatst het voorstel daarmee uitsluitend in het kader van de verkeersveiligheid. Deze grondslag is evenwel kwestieus. Het uitwisselen van gegevens dient immers ook het belang van de opsporing van strafbare feiten. Nederland meent dan ook dat de rechtsgrondslag van het voorstel nadere beschouwing verdient voordat hierover een definitief standpunt kan worden ingenomen. b) Functionele toets

· Subsidiariteit: positief

· Proportionaliteit: positief

· Onderbouwing:
Verkeersovertredingen die automobilisten begaan in een andere lidstaat dan die waar ze woonachtig zijn, zijn thans moeilijk te bekeuren. Diverse lidstaten hebben bilaterale verdragen gesloten om daar iets aan te doen. Deze zijn echter moeilijk uitvoerbaar, hetgeen leidt tot rechtsongelijkheid tussen buitenlandse en binnenlandse overtreders. Het is efficiënter en rechtvaardiger dit probleem op Europees niveau aan te pakken. Het subsidiariteitsoordeel over dit voorstel is daarom positief. De aanpak die de Commissie voorstelt, lijkt eenvoudig. Een netwerk voor gegevensuitwisseling zal lidstaten in staat stellen automobilisten uit andere lidstaten die op hun gebied verkeersovertredingen begaan, te bekeuren. De Commissie laat echter in het midden welk netwerk en welke systematiek zij voorstelt te gebruiken. Voor het geval de bekeurde automobilist weigert te betalen, sluit het voorstel aan op bestaande regelgeving (het Kaderbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties). Het voorstel laat de lidstaten de ruimte om hun eigen handhavingsbeleid te bepalen (manier van controleren, aantallen controles, strafrecht of bestuursrecht). Het proportionaliteitsoordeel is daarom positief. Kanttekening daarbij betreft de voorgestelde regeling inzake de wijze van het uitsturen van de bekeuring. In de bijlage bij het voorstel is een daartoe dienstig modelformulier opgenomen. Het is de vraag of de Commissie hiermee niet te ver gaat in het inperken van de nationale beleidsruimte.
c) Nederlands oordeel:
Nederland ziet een duidelijke meerwaarde in een Europese aanpak van grensoverschrijdende verkeershandhaving (efficiëntie en rechtvaardigheid). Nederland waardeert ook de wijze waarop de Commissie met een systeem voor informatie-uitwisseling tracht te voorzien in identificatie van overtreders.
Nederland ziet wel een aantal aandachtspunten ten aanzien van de proportionaliteit. De Commissie geeft aan dat de uitwisseling van informatie snel dient te gebeuren via een Europees elektronisch netwerk. Elders staat in het document dat een reeds bestaand informatiesysteem van de EU zal worden gebruikt en uitgebreid met het oog op de uitwisseling van informatie, waardoor ook de kosten kunnen worden gedrukt. Vooralsnog is niet duidelijk welk systeem wordt bedoeld en daarom hecht Nederland vooral uit kostenoogpunt voor gebruikmaking van de structuur van gegevensuitwisseling (EUCARIS) zoals die ook wordt gehanteerd in het kader van het Raadsbesluit inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit. Nederland zou graag zien dat het voorstel van de Commissie zich zou beperken tot het regelen van een rechtsbasis voor het uitwisselen van voertuigregistratiegegevens, zodat de lidstaten zelf het vervolgtraject (de wijze van bekeuren) in kunnen richten.
Het voorstel schrijft ook de formulieren voor waarmee de bekeuring aan de houder van het voertuig wordt gezonden. Dit laatste lijkt geen directe bijdrage te leveren aan de doelstelling
5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting:

Bijlage Fichedocument, pagina 15
Afhankelijk van de gekozen systematiek. Bij een keuze voor EUCARIS: beperkt. Voor een ander systeem dan EUCARIS is een centraal systeem nodig, waar ¤ 2 - 3 mln voor nodig zal zijn. b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: De initiële kosten zijn beperkt als gebruik wordt gemaakt van het EUCARIS-systeem en de structurele kosten zullen circa ¤ 20.000,- per jaar bedragen. De kosten voor 1 extra FTE en de kosten voor het aantal buitenlandse bevragingen (¤ 0,06 per buitenlandse bevraging) moeten hier nog aan worden toegevoegd. Indien een ander systeem dan EUCARIS zal worden ingezet voor de internationale gegevensuitwisseling worden de incidentele kosten voor de RDW geraamd op ca. ¤ 600.000,- (een vergelijkbaar bedrag zal voor iedere lidstaat van toepassing zijn) en zullen de structurele kosten ongeveer ¤ 60.000,- hoger uitvallen ten opzichte van de EUCARIS-variant. Uit cijfers van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) blijkt dat met de landen met wie op dit moment kentekengegevensuitwisseling plaatsvindt (Duitsland, Zwitserland en Belgie) verhoudingsgewijs veel meer boetes worden opgelegd. Daarom wordt verwacht wordt dat het aantal opgelegde sancties door de mogelijkheid van kentekenbevraging bij een EU-brede aanpak aanzienlijk zal toenemen. Dit zal opbrengsten tot gevolg hebben. Het CJIB zal aanmerkelijk meer opgaven in strafzaken van buitenlandse bestuurders ontvangen dan thans het geval is. Indien de richtlijn tevens ziet op het aanschrijven via een EU-uitwisselingssysteem heeft dit (financiële) consequenties van onder meer het mulder- en transactiesysteem bij het CJIB. Een en ander heeft ook consequenties voor de Justitiële Documentatiedienst (verwerken van gegevens die voorheen niet konden worden vervolgd) en het CVOM (instroom van beroepen). De financiële gevolgen van deze consequenties worden door Justitie nog in kaart gebracht. De budgettaire gevolgen van het voorstel worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline. c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger: Nauwelijks, met uitzondering van het feit dat bestuurders door de aanpak voor overtredingen in het buitenland moeten gaan betalen, maar dit is ook een gewenst effect. d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger: Afhankelijk van het gekozen systeem om gegevens uit te wisselen: bij gebruik van het bestaande EUCARIS-technologie zeer beperkt, bij het opzetten van een nieuwsoortig EU-systeem omvangrijk. Stijgingen van de administratieve lasten voor bedrijven voortvloeiend uit dit voorstel dienen te worden gecompenseerd door de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de interdepartementale hoofdafspraken voor compensatie van administratieve lasten-tegenvallers(Bijlage 7 Miljoenennota).
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Aanwijzing RDW als nationale registratieautoriteit en gegevensverstrekker is reeds geregeld; afhankelijk van definitief voorstel bezien of dit adequaat is. Voorgesteld wordt om een buitenlandse overtreder een antwoordformulier te sturen waarin hij aan kan geven of hij de bestuurder was van het voertuig. Dit voorstel in de richtlijn kan consequenties hebben voor het rechtssysteem in Nederland, aangezien Nederland als uitgangspunt hanteert dat de kentekenhouder aansprakelijk is.
Aanpassing van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) met bijbehorend besluit en aanwijzing lijkt noodzakelijk. b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De ontwerprichtlijn gaat er van uit dat de lidstaten uiterlijk 12 maanden na inwerking van de richtlijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking laten treden. Volgens Nederland is deze implementatietermijn te ambitieus. Daarbij wordt verwezen naar de implementatietermijn van drie jaren voor de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in het
Bijlage Fichedocument, pagina 16
Raadsbesluit betreffende de uitvoering van het Raadsbesluit inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit.
c) Evaluatie-/horizonbepaling:
Er wordt in de ontwerprichtlijn geen evaluatiebepaling genoemd, maar het is wenselijk er een op te nemen om te bezien of de richtlijn aan de verwachtingen voldoet of dat er aanpassingen gewenst zijn. Nederland zal daarvoor pleiten bij de behandeling van het voorstel in de Raad.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a. Uitvoerbaarheid:
Het voorstel is uitvoerbaar indien gebruik wordt gemaakt van bestaand systeem (EUCARIS) en gegevensuitwisseling via de nationale registratieautoriteiten plaatsvindt. Uitvoerbaarheid bij een eventueel nieuw EU-systeem kan niet worden beoordeeld omdat dit systeem niet bekend is. De richtlijn spreekt over het aanwijzen van een centrale autoriteit om ondersteuning te bieden bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. In Nederland zouden meerdere centrale autoriteiten aangewezen dienen te worden als de richtlijn blijft zien op het gehele proces van uitwisseling tot aanschrijving van de overtreder:
a. implicaties CJIB: retour ontvangen antwoordformulieren zullen handmatig in het systeem gezet moeten worden. Ook zal voor deze formulieren de nodige aandacht moeten worden gegeven aan vertaling;
b. implicaties RDW: gevolgen zijn beperkt bij gebruik van EUCARIS; c. implicaties Justitiële Documentatiedienst: worden nog in kaart gebracht; d. implicaties CVOM: worden nog in kaart gebracht. b. Handhaafbaarheid:
Invoering van een EU-systeem dat tevens ziet op het versturen van een beslissing via standaard formats met de mogelijkheid een andere bestuurder op te geven, lijkt de huidige Nederlandse handhavingswijze te bemoeilijken.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden:
Geen.

9. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: Nederland acht invoering van een richtlijn zinvol met inachtneming van het volgende. De voorkeur gaat uit naar een EU-aanpak, mede om daarmee te voorkomen dat landen meer bilaterale verdragen gaan sluiten op dit gebied, wat inefficiënt is en leidt tot rechtsongelijkheid. Nederland kan instemmen met de focus op de speerpunten snelheid, alcohol, gordel- en roodlichtnegatie. Nederland kan zich evenwel voorstellen dat de mogelijkheid tot het uitwisselen van gegevens wordt uitgebreid naar andere gebieden (bijvoorbeeld niet handsfree mobiel bellen in de auto, parkeerovertredingen en tol, inclusief kilometerbeprijzing). In de ontwerprichtlijn is niet aangegeven welk systeem voor gegevensuitwisseling zal worden gehanteerd. Voor een effectieve en efficiënte gegevensuitwisseling is het gewenst dat uitwisseling plaatsvindt via de nationale registratieautoriteiten (de RDW in Nederland). Aangezien thans reeds 18 EU-lidstaten gebruikmaken van de EUCARIS-technologie wil Nederland dat dit systeem wordt gehanteerd. Een risico (en waar Nederland geen voorstander van is) is dat de Commissie met een voorstel komt om een eigen systeem voor gegevensuitwisseling op te zetten. Nederland pleit verder voor de uitwisseling van gegevens via de nationale registratieautoriteiten.
Ten slotte pleit Nederland ervoor dat de aanpak in de richtlijn zich beperkt tot gegevensuitwisseling en het vervolgtraject (wijze van bekeuring) aan de lidstaten laat.
Bijlage Fichedocument, pagina 17
Fiche 5: Mededeling betreffende EU als wereldpartner in het ontwikkelingsproces
1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: De EU als wereldpartner in het ontwikkelingsproces: Versnelde verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling

Datum Commissiedocument: 9 april 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 177
Pre-lex:http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2008:0177:FIN:NL:PDF Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: (nog) niet uitgevoerd Behandelingstraject Raad: Voorbereiding van besluitvorming vindt plaats in de OS raadswerkgroep. Instemming met Raadsconclusies is voorzien voor de RAZEB (OS-deel) van 26 en 27 mei.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken
2. Essentie voorstel
Sinds 2005 hebben de lidstaten en de Europese Commissie een gemeenschappelijke visie op ontwikkeling neergelegd in de Europese Consensus. In de sfeer van die Consensus zijn de afgelopen jaren afspraken gemaakt in de EU over volume van de hulp, kwaliteit, de samenhang van het ontwikkelingsbeleid en over hulp voor handel of Aid for Trade. Met deze mededeling wil de Commissie nagaan of lidstaten zich houden aan de gemaakte afspraken met als achterliggend doel om tijdens ministeriële conferenties in Accra en Doha later dit jaar een ambitieus Europees standpunt te kunnen uitdragen. Ook wil de Commissie nagaan in hoeverre de acties van de Europese Unie bijdragen aan het realiseren van de millennium development goals (MDG's) in 2015. Daartoe worden aanbevelingen geformuleerd op het vlak van hulpomvang, de effectiviteit van de hulpverlening, OSbeleidscoherentie en handelsgerelateerde hulp.
Uit de mededeling blijkt dat het totale hulpvolume van de EU in 2007 is gedaald. Dit geeft een enigszins vertekend beeld, omdat deze absolute daling grotendeels veroorzaakt wordt door de aanzienlijke incidentele schuldverlichting uit 2006. Ten aanzien van de kwaliteit van de Europese hulpverlening zijn vorderingen gemaakt door de vaststelling van de gedragscode voor complementariteit en werkverdeling, door co-financiering mogelijk te maken en door de voorspelbaarheid van betalingen te verhogen. Deze vorderingen zijn echter nog beperkt en verdienen follow-up en versterking.
De Commissie wil in Accra een ambitieus gemeenschappelijk standpunt verwoorden. Daartoe zal de Commissie in de komende maanden voorstellen doen voor de implementatie van werkverdeling tussen donorlanden, meer begrotingssteun en een geïntegreerde aanpak. Met een geïntegreerde aanpak bedoelt de Commissie een aanpak die ook het maatschappelijk middenveld, lokale overheden en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen omvat.
De Commissie benadrukt dat hulp en hulpkwaliteit alleen niet voldoende zijn om de MDG's te realiseren en dat acties op tal van andere beleidsterreinen aan deze doelstellingen zullen moeten bijdragen. Als voorbeelden van deze OS-beleidscoherentie wordt in deze mededeling een drietal beleidsterreinen uitgewerkt: klimaat en energie, migratie en onderzoek.
Bijlage Fichedocument, pagina 18

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
Ontwikkelingssamenwerking is primair een bevoegdheid van de lidstaten. De Gemeenschap heeft hierop slechts een aanvullende bevoegdheid. Er wordt in de mededeling geen wet- of regelgeving aangekondigd. Wel spoort de Commissie lidstaten aan hun afspraken na te komen ten aanzien van hulpvolumes en het vergroten van de effectiviteit van de hulp. Daarnaast worden de lidstaten verzocht hun inspanningen op het gebied van hulp voor handel voort te zetten en hun technische bijstand gezamenlijk op te voeren, zodat de doelstelling voor 2010 kan worden gehaald. In het kader van de OS-beleidscoherentie worden voorstellen en suggesties gedaan voor klimaat en energie, migratie en onderzoek met als doel het ontwikkelingspotentieel op deze beleidsterreinen beter te benutten.

- beleid inzake duurzame energie en in het bijzonder biobrandstoffen in het kader van het klimaat- en energiebeleid.
De EU zou ontwikkelingslanden kunnen helpen gebruik te maken van de mogelijkheden die de markt voor biobrandstoffen biedt om armoede te bestrijden. Tegelijkertijd moet de EU de mogelijke effecten van biobrandstoffen op de voet blijven volgen, met name wat betreft voedselproductie, het gebruik van land en milieu.

-het migratiebeleid
Het probleem van de braindrain is bijzonder groot in sectoren als gezondheid, onderwijs, en onderzoek en innovatie. De Commissie doet voorstellen voor "opleiding voor export", verbetering van de - met name sociale - rechten van werknemers die naar hun land van oorsprong terugkeren en werkgelegenheidsovereenkomsten tussen lidstaten en ontwikkelingslanden. Ten slotte wil de Commissie verschillende vormen van burgerschap onderzoeken, teneinde de band van migranten met hun gastland en hun land van oorsprong te versterken;
- onderzoeksbeleid
De Commissie stelt voor een gemeenschappelijke strategie voor ontwikkelingsonderzoek op te stellen teneinde de Europese werkzaamheden op dit gebied beter te coördineren, een grotere deelname via het zevende kaderprogramma een grotere deelname van de onderzoekcentra in de arme landen te stimuleren en de onderzoekactiviteiten uit te breiden op gebieden die bijzonder nuttig zijn om tot de millenniumdoelstellingen bij te dragen. Deze initiatieven moeten gepaard gaan met gerichte steunmaatregelen om de onderzoekcapaciteit waar nodig te versterken.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Voor het tweede opeenvolgende jaar doet zich een algemene daling voor in het volume van de ontwikkelingshulp. Deze negatieve trend doet zich voor het eerst ook voor in de EU. Grotere politieke wil in alle lidstaten is nodig om deze negatieve trend te keren. Nederland wil zich daar samen met de Europese Commissie sterk voor maken. Nederland zal ook aandringen op herbevestiging en daadwerkelijke uitvoering van de afspraken die in 2002 in Monterrey zijn gemaakt. teneinde de partnerlanden voorspelbaarheid van de hulp te bieden. Om de voorspelbaarheid van de hulp verder te vergroten doet de Commissie in de mededeling een aantal voorstellen die Nederland kan ondersteunen:
· er moeten door de lidstaten ambitieuze, maar realistische nationale tijdschema's worden opgesteld voor de groei van hun hulpvolume. Op die manier moet zeker worden gesteld dat de doelstellingen voor 2010 en voor 2015 alsnog gehaald kunnen worden;
· er zouden door de EU landen meer gezamenlijke strategiedocumenten opgesteld moeten worden gericht op gezamenlijke programmering van de hulp;
Bijlage Fichedocument, pagina 19

· om de voorspelbaarheid van betalingen te vergroten heeft de Commissie het MDGcontract voorgesteld waarmee aan de best presterende landen een jaarlijks minimumniveau van begrotingssteun over een langere periode kan worden geboden. Met de vaststelling van de Europese Consensus in 2005 zijn in de EU verbintenissen aangegaan betreffende de omvang en de kwaliteit van de hulp en de coherentie van het ontwikkelingsbeleid. Die verbintenissen, toegespitst op de millennium ontwikkelingsdoelen en armoedebestrijding in de context van duurzame ontwikkeling, moeten worden nagekomen. Anders zal het heel moeilijk worden de millenniumdoelen te halen. De centrale rol van de partnerlanden mag daarbij niet uit het oog worden verloren.
De hulpinspanning die nodig is om de millennium ontwikkelingsdoelen te halen betreft niet alleen het volume van de hulp, maar ook de kwaliteit van de hulp. Dit pleit voor geharmoniseerde hulp die zoveel mogelijk aansluit op en gebruik maakt van de beleidsprioriteiten, planningscycli en implementatiestructuren van de partnerlanden. In Accra, waar in september de internationale gemeenschap o.a. de uitvoering van de Parijsverklaring tot nu toe tegen het licht zal houden, moet een ministeriële verklaring (Actieagenda van Accra) worden aangenomen die ambitieus is en van visie getuigt. Net als de Europese Commissie streeft Nederland daarom naar concrete resultaten op de volgende terreinen:

· de werkverdeling tussen donoren moet realiteit worden. De in mei 2007 goedgekeurde Europese gedragscode moet actiever ten uitvoer worden gebracht. De Commissie zal daartoe concrete voorstellen per land uitwerken en Nederland zal hen daaraan proberen te houden;

· de lidstaten moeten gebruik maken van de begrotingssystemen van de ontvangende landen. Lidstaten zullen ook de Commissie moeten volgen in het geven van zoveel mogelijk algemene en sectorale begrotingssteun;

· er moet worden gezorgd voor een grotere voorspelbaarheid van hulpstromen, zowel de programmering als de feitelijke betalingen.
Verder vindt Nederland met de Commissie dat het systeem van co-financiering verder moet worden uitgebreid. Het gaat dan met name om co-financiering met de Europese Commissie. De kern van de discussie over Aid for Trade is het voortzetten van de inspanningen door de lidstaten en het verhogen van de bijdrage voor technische bijstand. Van de ¤ 1 miljard voor technische bijstand die vanaf 2010 wordt nagestreefd is Nederland één van de belangrijkste contribuanten. Nederland zou het Europese Aid for Trade debat graag verruimen in de richting van resultaten en niet alleen spreken over inputdoelstellingen, zoals nu vooral het geval is. Tot slot is OS-beleidscoherentie van essentieel belang in het streven naar realisatie van de MDG's. Nederland blijft voorstander van een ambitieuze agenda voor beleidscoherentie op alle beleidsterreinen die daartoe in de EU zijn aangewezen. In de mededeling richt de Commissie zich in het bijzonder op de volgende thema's: (1) duurzame energie, in het bijzonder biobrandstoffen in het kader van de klimaatdoelstellingen, (2) migratiebeleid, in het bijzonder het probleem van brain drain, en (3) onderzoek.
Ad 1.) De coherentievoorstellen voor duurzame energie richten zich op het gebruik van biobrandstoffen voor het bestrijden van armoede. Nederland steunt de inzet van de Commissie om ontwikkelingslanden te helpen gebruik te maken van de mogelijkheden die de markt voor biobrandstoffen biedt om armoede te bestrijden en tegelijkertijd CO2-reductie op een duurzame wijze te realiseren zonder ontwikkelingskansen aan te tasten. Het is belangrijk daarbij de mogelijke
Bijlage Fichedocument, pagina 20
negatieve effecten voor met name voedselproductie, landgebruik en milieu, goed te blijven volgen. Duurzaamheidscriteria en monitoring van sociale, economische en milieueffecten zijn voor Nederland essentieel.
Tevens raadt de Commissie aan dat lidstaten de mogelijkheden onderzoeken voor innovatieve vormen van financiering. Nederland ondersteunt dit advies. Ad 2.) De coherentievoorstellen voor het migratiebeleid hebben als primair doel het tegengaan van brain drain en het bevorderen van brain gain. De werkgelegenheidsovereenkomsten tussen lidstaten zoals genoemd in het voorstel van de Commissie behoeven nadere informatie en zullen worden bezien in relatie tot reeds bestaande initiatieven en verdragen. De gedachte achter het voorstel - meer convergentie tussen de belangen van ontwikkelingslanden en EU-lidstaten op het gebied van arbeidsmigratie - ondersteunt Nederland.
Juridische aanspraken bij het heen en weer reizen tussen EU en herkomstland ten behoeve van remigranten/vreemdelingen verhouden zich slecht met het bestaande Nederlandse vreemdelingenrecht en -beleid en arbeidsrecht. Nederland kan ook niet instemmen met het voorstel omtrent citizenship schemes, omdat dit niet past bij het Nederlandse beleid om meervoudige nationaliteit zoveel mogelijk te voorkomen.
Ad 3.) Ten aanzien van het derde onderwerp, onderzoek, stuurt de Commissie aan op een gemeenschappelijke strategie voor ontwikkelingsrelevant onderzoek. Nederland kan een gemeenschappelijke strategie voor ontwikkelingsonderzoek verwelkomen, waarbij een goede afstemming wenselijk is met de later dit jaar aangekondigde EU-strategie voor onderzoekssamenwerking met derde landen, waaronder ontwikkelingslanden.