Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van VSNU
Dr. S. J. Noorda
Postbus 13739
2510 ES DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 16 mei 2008 HO&S/CBV/9591 3 april 2008 VSNU 08/0284U

Onderwerp
Regeling financiën hoger onderwijs

Geachte heer Noorda,

In reactie op het verzoek om een bestuurlijk oordeel over de ontwerp Regeling financiën hoger onderwijs gaat u in op enkele punten betreffende het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. Dit is de algemene maatregel van bestuur waaraan de genoemde regeling uitvoering geeft.

Het genoemde Uitvoeringsbesluit WHW 2008 is u in 2007 voorgelegd met het verzoek om een bestuur- lijk oordeel. In mijn brief van 30 november 2007 ben ik ingegaan op de omgang met uw bestuurlijk oordeel over het voorgelegde ontwerp. Via het gebruikelijke proces is u indertijd een ontwerpbesluit voorgelegd dat met inachtneming van uw bestuurlijke oordeel is aangepast en voorgelegd aan de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft op 20 december 2007 kennisgenomen van dit ontwerpbesluit. Het besluit van 16 april 2008 is op 8 mei 2008 in het Staatsblad gepubliceerd onder nummer 146.

Uw brief geeft mij geen aanleiding om deze eerdere keuzes te heroverwegen, zoals ik in dit verband ook heb aangegeven in mijn brief van 28 maart jl. waar al op deze punten was in gegaan. Het gaat daarbij om het volgende:

a. Getallen en percentages in regeling in plaats van besluit. Bij het opstellen van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 is met inachtneming van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar 26) opnieuw bezien in welke gevallen delegatie aan de minister van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbinden voorschriften wenselijk zou kunnen zijn. Aanwijzing 26 noemt voorschriften van administratieve aard, uitwerking van details en voorschriften die dikwijls wijziging behoeven. In dit besluit is met name voor delegatie naar een ministeriële regeling gekozen, indien sprake is van jaarlijks te wijzigen bedragen en percentages, met name de in beginsel jaarlijks toe te passen loon- en prijsbijstelling. In alle andere gevallen is gekozen voor opname in dit besluit of een daartoe behorende bijlage.

blad 2/2

De bedragen en percentages in deze regeling zijn onderwerp van bestuurlijk overleg. De rechtszeker- heid en transparantie acht ik daarmee niet in het geding. Met de bedragen en percentages die in de u voorgelegde ontwerpregeling zijn opgenomen, worden de bestuurlijke afspraken die met (individuele) universiteiten zijn gemaakt recht gedaan. Ik hecht er aan dat te kunnen doen.

b. De niet-EER maatregel.
De zogenoemde niet-EER-maatregel geeft invulling aan het voornemen dat is geformuleerd in de brief aan de Tweede Kamer van 13 juni 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 22 452, nr. 21) met als strekking dat de rijksbijdrage van instellingen niet meer mede afhankelijk is van het aantal niet-EER-studenten maar dat de instelling daarvoor een vast bedrag ontvangt. Mede gelet op uw eerder kenbaar gemaakte bestuurlijk oordeel wordt deze maatregel met ingang van 1 januari 2010 aangepast. U en de instellingen zijn over deze maatregel en de verschillende daarmee samenhangende aspecten geïnformeerd bij brief van 6 maart 2008.

c. Bekostiging op basis van CRIHO.
Het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs is bedoeld om te benutten bij de berekening van de rijksbijdrage. In artikel 7.52, eerste lid onder c, van de WHW is onder meer aangegeven dat dit register ten doel heeft de minister op diens verzoek de noodzakelijke informatie te verstrekken voor de planning en bekostiging van de instellingen. Ik zie mede in dit verband geen reden om terug te komen op het besluit van mijn voorganger om voor universiteiten dezelfde regels te stellen en handhaven zoals dat voor hogescholen het geval is inzake aanlevering, registratie en controle van studentgerelateerde gegevens die van belang zijn voor de bekostiging.

Ik ben overigens nog in afwachting van uw reactie op mijn verzoek tot een nadere uitspraak over de zogenoemde bama-compensatie. De huidige maatregel voldoet niet aan de verwachtingen en dient dan ook te worden heroverwogen. In mijn brief van 28 maart 2008 ben ik daarop nader ingegaan.

Gelet op uw oordeel over de Regeling financiën hoger onderwijs zal ik in de toelichting daarbij opnemen dat u geen commentaar heeft op de bepalingen, bedragen en percentages in deze regeling, onder verwijzing naar uw voorbehoud inzake het Uitvoeringsbesluit WHW 2008.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk