Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Herziene bijlage 2: Arbeidsongeschiktheidpensioen en de WGA

In deze bijlage wordt getoond wat de maximaal mogelijke aanvulling is die een pensioenfonds mag verstrekken in geval van arbeidsongeschiktheid (bij een laatstverdiende loon van 40.000 respectievelijk 80.000 en een ao-percentage van 50%).

Figuur 1: wat heeft de regering bij de Pensioenwet beoogd (juli 2006)
Samenstelling inkomen (50% AO, laatstverdiende loon 40.000) 45000
40000
35000
30000
ne 25000 AO-aanvulling WGA kom 20000 inkomen uit arbeid In
15000
10000
5000
50%
0 100% benutting restverdiencapaciteit

Figuur 1 sluit aan bij het betoog van de regering in de nota naar aanleiding van het nader verslag Pensioenwet (juli 2006). Toen is onder meer door middel van een cijfervoorbeeld aangegeven dat de aanvulling in de praktijk lager kan zijn als iemand meer werkt, door de mogelijkheid van anticumulatie met andere inkomensbronnen.

Figuur 2: wat is er maximaal mogelijk onder de nadere regels?

Samenstelling inkomen (50% AO, laatstverdiende loon 40.000) 45000
40000
35000
30000
ne 25000 AO-aanvulling WGA kom 20000 inkomen uit arbeid in
15000
10000
5000
50%
0
benutting restverdiencapaciteit 100%

In figuur 2 is aangegeven wat de maximaal mogelijke aanvulling is onder de voorgestelde nadere regels, bij een inkomen van 40.000 (beneden maximum dagloon). Duidelijk is te zien

dat aanvullingen door pensioenfondsen tot een bepaald percentage van het laatstverdiende loon ­ ongeacht hoeveel men werkt - niet meer mogelijk zijn. Alleen bij volledige benutting van de restverdiencapaciteit kan dat niveau worden behaald.

Figuur 3: Maximale aanvulling bij inkomen ruimt boven maximumdagloon ( 80.000) Samenstelling inkomen (50% AO, laatstverdiende loon 80.000) 80000
70000
60000
50000
ne AO-aanvulling 40000 WGA inkom inkomen uit arbeid 30000
20000
10000
50%
0 100% benutting restverdiencapaciteit

In figuur 3 is te zien dat het voorgaande ook geldt voor inkomens ruim boven het maximum dagloon (dat ongeveer 44.000 bedraagt).

Conclusie:

· De prikkel om te gaan werken zal met de nadere regels groter zijn dan in het systeem dat de regering aanvankelijk had beoogd.

· Dat wordt bereikt door alleen aanvullingen toe te staan tot een bepaald percentage van het laatst verdiende loon bij 100% benutting van de restverdiencapaciteit.
· Werkt men minder dan dat, dan zal het totale inkomen ­ inclusief de aanvulling door het pensioenfonds - in procenten van het laatstverdiende loon lager zijn.
· Gevolg is dat de verandering van het inkomen uit arbeid door meer of minder werken volledig doorwerkt in het totaalinkomen (dat bestaat uit het inkomen uit arbeid, de WGA- uitkering en de aanvulling door het pensioenfonds). Het kabinet is van mening dat er vanuit de deelnemer gezien daarom geen sprake is van verzekering van het werkloosheidsrisico. Dat draagt hij geheel zelf.

· Traditionele WGA-excedentregelingen die aanvullen tot een bepaald percentage van het laatstverdiende loon, ongeacht de benutting van de restverdiencapaciteit, mogen niet door pensioenfondsen worden uitgevoerd (overigens wel door verzekeraars).
· Tot slot zijn nog twee belangrijke noties van belang:

- het gaat hier om voorbeelden van wat maximaal mogelijk is. In de praktijk vullen pensioenfondsen meestal minder aan, waarmee de WIA-prikkel veelal gedeeltelijk overeind blijft.

- het is onder de nadere regels ook toegestaan om éénmalige aanvullingen te geven bij werkhervatting of om de aanvulling te laten stijgen naarmate men meer werkt.