European Union



CJE/08/31

20 mei 2008

PERSCOMMUNIQUE nr. 31/08

Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-91/05

Commissie / Raad

HET HOF VERKLAART HET BESLUIT VAN DE RAAD TER ONDERSTEUNING VAN HET

MORATORIUM VAN DE WEST-AFRIKAANSE LANDEN OP HANDVUURWAPENS EN LICHTE

WAPENS NIETIG

Het besluit, waarmee niet enkel doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, maar ook van het communautaire ontwikkelingsbeleid worden nagestreefd, had moeten worden vastgesteld op grond van het EG-Verdrag in plaats van op grond van het EU-Verdrag.

In juli 2002 nam de Raad in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en op grond van het EU-Verdrag een gemeenschappelijk optreden aan inzake de bestrijding van de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens. Ten einde aan dat gemeenschappelijk optreden uitvoering te geven, stelde de Raad op 2 december 2004 een besluit vast met het oog op een bijdrage van de Europese Unie in het kader van het moratorium van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) op lichte wapens. Dat besluit was gebaseerd op het gemeenschappelijk optreden en op het EU-Verdrag.

Tijdens de bespreking van het ontwerpbesluit heeft de Commissie verklaard dat dit volgens haar niet mocht worden vastgesteld op grond van het EU-Verdrag en uit hoofde van het GBVB, maar dat het veeleer viel onder het communautaire beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, en meer bepaald onder de Overeenkomst van Cotonou. In dat verband stelde de Commissie dat zij al een soortgelijk financieringsvoorstel aan het voorbereiden was in het kader van de Overeenkomst van Cotonou. Nadat het besluit was vastgesteld, heeft de Commissie het Hof om nietigverklaring daarvan verzocht, omdat het volgens haar niet op de juiste rechtsgrondslag was gebaseerd.

Het Hof merkt allereerst op dat het communautaire ontwikkelingsbeleid niet alleen de duurzame economische en sociale ontwikkeling van de ontwikkelingslanden en de strijd tegen de armoede beoogt, maar ook de ontwikkeling en consolidatie van de democratie en van de rechtsstaat, alsmede de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Een maatregel valt echter slechts onder het ontwikkelingsbeleid indien hij bijdraagt tot het bereiken van de met dat beleid nagestreefde doelstellingen van economische en sociale ontwikkeling. Dienaangaande wijst het Hof erop dat bepaalde maatregelen die beogen de ontwikkelingslanden minder kwetsbaar te maken, waaronder maatregelen in het kader van de bestrijding van de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens, kunnen bijdragen tot het wegwerken of verminderen van de belemmeringen voor de economische en sociale ontwikkeling van die landen.

Het Hof herinnert aan zijn rechtspraak volgens welke een maatregel die kan worden vastgesteld op grond van het EG-Verdrag, krachtens artikel 47 van het EU-Verdrag niet het EU-Verdrag als rechtsgrondslag kan hebben. Zelfs wanneer een maatregel verschillende doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, kan hij dus niet op grond van het EU-Verdrag worden vastgesteld indien hij ook valt onder een door het EG-Verdrag toegewezen bevoegdheid.

Dienaangaande wordt in overweging 1 van het bestreden besluit gesteld dat de bovenmatige en ongecontroleerde accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens niet alleen een bedreiging vormt voor de vrede en de veiligheid, maar dat dit ook de vooruitzichten op duurzame ontwikkeling beperkt, vooral in West-Afrika. Hoewel het besluit in de lijn ligt van de algemene visie van handhaving van de vrede en versterking van de internationale veiligheid, heeft het ook specifiek tot doel verbetering te brengen in de capaciteit van een groep ontwikkelingslanden om een fenomeen te bestrijden dat een hinderpaal vormt voor de duurzame ontwikkeling van die landen. Met het besluit worden dus verschillende doelstellingen nagestreefd die zowel onder het GBVB als onder het ontwikkelingsbeleid vallen, zonder dat een daarvan ondergeschikt is aan de andere.

Deze conclusie wordt trouwens bevestigd door de inhoud van het besluit.

Het Hof concludeert dan ook dat de Raad artikel 47 van het EU-Verdrag heeft geschonden door het besluit aan te nemen op grond van het GBVB, hoewel het ook onder het ontwikkelingsbeleid valt.

Bijgevolg wordt het besluit van de Raad nietig verklaard.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt
Beschikbare talen: CS DA DE EN ES FR NL PL PT SK SL SV De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=recherche r&numaff=C-91/05
vanaf ongeveer 12.00 uur. Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught. Tel: +352 4303 2170 Fax: +352 4303 2988
---

Gemeenschappelijk optreden 2002/589/GBVB van de Raad van 12 juli 2002 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens (PB L 191, blz. 1).

Besluit 2004/833/GBVB van de Raad van 2 december 2004 betreffende de uitvoering van gemeenschappelijk optreden 2002/589/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie in het kader van het moratorium van de ECOWAS op lichte wapens (PB L 359, blz. 65).

De Overeenkomst van Cotonou, die in 2000 is ondertekend door de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, wil de economische, culturele en maatschappelijke ontwikkeling van de ACS-staten bevorderen en versnellen, bijdragen tot vrede en veiligheid, en een stabiel en democratisch politiek klimaat bevorderen.