Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Teeltvrije zone in de wisselteelt van bloembollen als gevolg van bestemmingsplan

20 mei 2008 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister, mede namens de bewindspersoon VWS, aangeeft bekend te zijn met het betreffende bestemmingsplan, maar geen uitspraak te kunnen doen omdat de zaak nog onder de rechter is.

Meer informatie

* Teeltvrije zone in de wisselteelt van bloembollen als gevolg van bestemmingsplan
Kamerstuk | 20-05-2008 | PDF-Document, 44 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel


Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de antwoorden toekomen op de vragen die de leden Mastwijk en Atsma hebben gesteld bij brief (kenmerk 2070817160) van 9 april 2008 over een teeltvrije zone bij de wisselteelt van bloembollen.

1
Kent u het artikel 'Milieuzone bollen kan niet'? 1) Ja.

2
Is het waar dat in een inmiddels door de Provincie Fryslân goedgekeurd bestemmingsplan van de gemeente Heerenveen een teeltvrije zone van dertig meter is vastgelegd bij de wisselteelt van bloembollen op percelen in de buurt van woningen, verblijfsrecreatie en toekomstige natuurterreinen?
Volgens het bestemmingsplan is inderdaad het gebruik van landbouwgrond voor de wisselteelt van bloembollen strijdig met dat plan, tenzij een zone van 30 meter vanaf de bestemmingsgrens in acht wordt genomen door de landbouwer. In de praktijk kan de afstand tot woonhuizen nog groter zijn.

3
Hoe verhoudt zich naar uw mening dit voorschrift tot geldende landelijke wet- en regelgeving, in het bijzonder de Wet Duurzame Gewasbescherming en Biociden, waarin via een uitgebreide toelatingsprocedure uitputtend is geregeld waaraan gewasbeschermingsmiddelen moeten voldoen voor wat betreft bescherming van mens, dier en milieu?
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden regelt het op de markt brengen en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. In het kader van de toelating vindt reeds door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden een afweging plaats waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van volksgezondheid, arbeidsbescherming en milieu.

In ons bestuursrecht is echter ook besluitvorming mogelijk in het kader van een belangenafweging tussen de verschillende functies van grondgebruik ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke ordening vormt daarvoor het kader.
Daarbij kan een soort 'milieuzone' in een bestemmingsplan onder omstandigheden mogelijk zijn, maar deze mag in ieder geval niet zover gaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf 'onredelijk' in het gedrang komt. De precieze invulling van deze norm hangt af van de omstandigheden van het geval. Ik doe geen uitspraak over de rechtmatigheid van het bestemmingsplan van de gemeente Heerenveen, aangezien deze zaak momenteel onder de rechter is.

4
Deelt u de mening dat het opnemen van dergelijke voorschriften in gemeentelijke bestemmingsplannen een vergaand negatief effect kan hebben voor andere buitenteelten, en derhalve voor de agrarische sector als geheel?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Ik wacht eerst het oordeel van de rechter af.
5
Bent u bereid in overleg te treden met provincies en gemeenten om aan te geven dat dit soort zaken uitputtend in landelijke wet- en regelgeving is geregeld? Bent u eventueel bereid terzake een aanwijzing te geven? Zo neen, waarom niet? Indien nationale belangen het met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kan de minister van VROM een aanwijzing als bedoeld in artikel 37 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening geven. Dat is hier niet aan de orde. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen 3 en 4.
1) Nieuwe Oogst, 5 april 2008
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg