Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

20-05-2008 |


Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan
te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe
Commissievoorstellen (BNC):

De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans

---

Bijlage Fichedocument, pagina 1
Fiche 1: Aanbeveling Europees systeem studiepuntenoverdracht beroepsonderwijs (ECVET)
1.Algemene gegevens
Voorstel: Aanbeveling betreffende de invoering van
het Europees systeem van
studiepuntenoverdracht voor
beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET)
Datum Commissiedocument: 9 april 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 180
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196901
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
SEC(2008) 442 (impact assessment)
SEC(2008) 445 (IAB-opinie)
Behandelingstraject Raad: via Onderwijscomité naar OJC-raad
van 19-20 november 2008
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van OCW
2.Essentie voorstel
Het Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) is
een van de instrumenten die door de Europese Commissie wordt ontwikkeld om de samenwerking
tussen lidstaten op het gebied van het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie te stimuleren. De
andere twee instrumenten zijn EQF en Europass. Kort omschreven:
1. EQF = gemeenschappelijk kader om niveaus van kwalificeren Europees vergelijkbaar te
maken. Het EQF is recent (ook als aanbeveling) aangenomen door de Europese Commissie en
lidstaten zijn gestart met de implementatie.
2. ECVET = instrument om het op Europees niveau eens te worden over de inhoud van
beroepen en de vertaling daarvan naar studieprogramma's (modules) en uiteindelijk
studiepunten. Hiertoe dienen partnerschappen en netwerken op Europees, nationaal,
regionaal, lokaal of sectoraal niveau opgezet te worden teneinde het noodzakelijke
vertrouwen in elkaars handelen (mutual trust) te bewerkstelligen.
3. Europass = instrument voor leerlingen en werknemers om op gestandaardiseerde wijze hun
kwalificatie te presenteren (soort CV/portfolio).
De Europese Commissie doet nu de formele aanbeveling aan de lidstaten om het ECVET op
vrijwillige basis te benutten. Lidstaten wordt aanbevolen het ECVET uiterlijk in 2012 te
implementeren.
Met het ECVET wordt niet de harmonisatie van kwalificaties en stelsels voor beroepsonderwijs en -
opleiding nagestreefd; men beoogt een betere vergelijkbaarheid en onderlinge aansluiting ervan.
Lidstaten dienen, teneinde wederzijds vertrouwen te bewerkstelligen een systeem van
kwaliteitsborging toe te passen op de ECVET-partnerschappen en -netwerken. Het door de Europese
Commissie voorgestelde referentiekader voor kwaliteitsbewaking in het beroepsonderwijs kan daarbij
behulpzaam zijn.
Bijlage Fichedocument, pagina 2
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de
toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële
gevolgen in?
Belangrijkste aangekondigde actie is de aanbeveling het ECVET te bevorderen en vanaf 2012 te
gebruiken. Verder bevat het voorstel aanbevelingen t.a.v. het steunen van Europese en nationale
partnerschappen en netwerken, het verstrekken van informatie en advies m.b.t. het gebruik van het
ECVET en het toepasssen van beginselen voor kwaliteitsborging bij het gebruik van het ECVET.
Het voorstel is gebaseerd op artikel 149 (onderwijs) en artikel 150 (beroepsonderwijs) van het EGverdrag
op grond waarvan de Gemeenschap een aanvullende bevoegdheid heeft.
Nederland beoordeelt de subsidiariteit van deze aanbeveling positief, omdat met deze aanbeveling
wordt voorkomen dat lidstaten met alle andere betrokken partijen afzonderlijk en op een
ongecoördineerde manier bilaterale overeenkomsten over het thema van deze voorgestelde
aanbeveling zouden moeten sluiten. Dat zou een complexe en niet-transparante algemene structuur op
Europees niveau tot gevolg hebben.
Het ECVET betreft een vrijwillig instrument dat niet noodzakelijkerwijs gevolgen heeft voor het
Nederlandse kwalificatiesysteem. Echter, de voorgestelde implementatietermijn (2012) wordt niet
realistisch geacht en de toegevoegde waarde van ECVET studiepunten is volgens Nederland beperkt.
Op deze punten is het voorstel dus niet proportioneel. Voor de overige punten wordt de
proportionaliteit positief beoordeeld.
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. De kosten die samenhangen
met de invoering van het ECVET in Nederland zijn in deze fase nog niet in te schatten. Indien het
voorstel budgettaire gevolgen heeft, zullen deze worden ingepast op de begroting van het
beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van budgetdiscipline. Daarbij is het
uitgangspunt dat Nederland kiest voor een geleidelijke invoering, die zich in eerste instantie beperkt
tot opleidingen en of beroepen waarbij de Europese mobiliteit substantieel is.
4. Nederlandse positie over de aanbeveling
In 2004 verklaarden de voor beroepsonderwijs en -opleiding verantwoordelijke ministers, de
Commissie en de sociale partners onder EU Voorzitterschap van Nederland in het zogenaamde
Communiqué van Maastricht eenstemmig dat zij prioriteit zouden geven aan de ontwikkeling en
implementatie van een ECVET. Nederland neemt, als een van de initiatiefnemers van ECVET, een
constructief kritische houding ten aanzien van dit voorstel. Bij de implementatietermijn en de
voorgestelde studiepunten plaatst Nederland enkele kanttekeningen.
Implementatie
Nederland is van mening dat er nog veel praktische problemen zijn te overkomen om op Europees
niveau te bepalen uit welke eenheden een beroep bestaat, op basis hiervan modules van
opleidingsprogramma's te definiëren en hieraan studiepunten te koppelen. Implementatie per 2012 is
dan erg ambitieus.
De implementatie van het Europees kwalificatiekader (EQF) is op dit moment in volle gang en is
voorwaardelijk voor een succesvolle ontwikkeling van ECVET. Ook om deze reden is het raadzaam
de ambities rondom ECVET niet te hoog te leggen.
Het is goed dat de Commissie de ervaringen met ECTS heeft betrokken bij de verdere uitwerking van
ECVET en dat de verdere uitwerking van ECVET geen 'studeerkamerexercitie' is. Nederland heeft
Bijlage Fichedocument, pagina 3
behoefte aan een langere experimenteerperiode zodat de beschrijving van grondslagen en procedures
voor het ECVET-systeem zorgvuldig uitgetest kunnen worden.
Nederland kiest er voor om eerst ervaring op te doen met de implementatie van ECVET bij die
beroepen waarbij de Europese mobiliteit (binnen het onderwijs en op de arbeidsmarkt) substantieel is.
Bij die beroepen waar daar nauwelijks tot geen sprake van is, en betreffende branches en
onderwijsinstellingen de toegevoegde waarde ter discussie stellen, wil Nederland de vrijheid hebben
het ECVET binnen deze sectoren / beroepen niet toe te passen.
ECVET-punten
ECVET-punten zijn alleen betekenisvol voor (eenheden van) leerresultaten binnen één bepaalde
kwalificatie. Dit maakt de toegevoegde waarde van het gebruik van studiepunten binnen het ECVET
systeem vooralsnog beperkt.
Bovendien is onduidelijk welk studiepuntensysteem wordt voorgesteld binnen het ECVET-systeem.
De suggestie lijkt te worden gedaan dat dit anders is dan het systeem dat in het hoger onderwijs reeds
wordt toegepast (aangestuurd door DG EAC van de Commissie). Voor de Nederland zou dit
betekenen dat voor ten dele dezelfde onderwijssector (het HBO valt immers onder beide) twee
conflicterende systemen zouden kunnen ontstaan. Nederland dringt erop aan ECVET gelijk te trekken
met ECTS.
Aan de bepaling van de inhoud van beroepen, de vertaling daarvan naar studieprogramma's (modules)
en uiteindelijk studiepunten nemen belanghebbenden op verschillende niveaus deel. De uiteindelijke
formele vaststelling blijft een nationale aangelegenheid.
Bijlage Fichedocument, pagina 4
Fiche 2: Aanbeveling Europees referentiekader kwaliteitsborging beroepsonderwijs
1.Algemene gegevens
Voorstel: Aanbeveling tot vaststelling van een
Europees referentiekader voor
kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en
opleiding
Datum Commissiedocument: 9 april 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 179
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196900
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
SEC(2008) 440 (impact assessment)
SEC(2008) 444 (IAB-opinie)
Behandelingstraject Raad: via Onderwijscomité naar OJC-raad
van 19-20 november 2008
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van OCenW
2.Essentie voorstel
Met deze aanbeveling beoogt de Commissie een Europees referentiekader vast te stellen voor de
kwaliteitsborging van het beroepsonderwijs. Het kader is bedoeld om de invoering van uitgewerkte en
coherente systemen voor kwaliteitscontrole te stimuleren en daarmee bij te dragen aan
kwaliteitsverbetering in het beroepsonderwijs. Verder beoogt het kader door het vergroten van
transparantie te komen tot groter wederzijds vertrouwen en de samenwerking en het wederzijds leren
te bevorderen.
De aanbeveling omvat een referentiekader dat een continu kwaliteitsbewakingsproces beschrijft
(planning, uitvoering, evaluatie en herziening) zowel op systeemniveau (beleid) als op
aanbiedersniveau (school). Daarnaast wordt een tiental referentie-indicatoren voorgesteld die de
kwaliteit van het beroepsonderwijs beschrijven. Deze indicatoren kunnen behulpzaam zijn bij het
proces van evaluatie en controle.
De aanbeveling past in het kader van het zgn. 'Kopenhagenproces' dat gericht is op het bevorderen
van Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs. Het referentiekader bouwt voort op
en is een nadere uitwerking van het sinds 2003 bestaande gemeenschappelijk kader voor
kwaliteitsborging in beroepsonderwijs (CQAF). Het maakt deel uit van een reeks maatregelen ter
ondersteuning van de kwaliteit en de mobiliteit binnen het beroepsonderwijs, waartoe ook het
Europees kwalificatiekader (EQF), het Europees systeem van studiepuntenoverdracht binnen het
beroepsonderwijs (ECVET) en de Europese beginselen voor de validatie van niet-formeel en
informeel leren.
Toepassing van het referentiekader door de lidstaten is vrijwillig.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de
toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële
Bijlage Fichedocument, pagina 5
gevolgen in?
Het voorstel bevat de volgende aanbevelingen aan de lidstaten:
1. het Europees referentiekader en -indicatoren voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs verder te
ontwikkelen en te gebruiken;
2. uiterlijk in 2010 met belanghebbenden een nationale aanpak te ontwikkelen voor de toepassing
van het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging;
3. actief deel te nemen aan het Europees Netwerk Quality Assurance in Vocational Education and
Training (ENQA-VET) met het oog op de verdere ontwikkeling van kwaliteitsborging;
4. een nationaal referentiepunt voor kwaliteitsborging (hierna: QANRP) in het beroepsonderwijs aan
te wijzen dat de bestaande relevante instanties en partijen samenbrengt en dat zorgt voor
informatievoorziening, steun verleent bij de uitvoering van het werkprogramma van het Europese
netwerk en initiatieven neemt om verdere nationale ontwikkeling van het kader te bevorderen.
5. het uitvoeringsproces om de drie jaar aan een evaluatie te onderwerpen. De nationale evaluaties
zullen worden meegenomen in een door de Commissie uit te voeren Europese evaluatie.
De aanbeveling is gebaseerd op artikel 149 (onderwijs) en 150 (beroepsonderwijs) van het EG-verdrag
op grond waarvan de Gemeenschap een aanvullende bevoegdheid heeft.
Nederland beoordeelt de subsidiariteit van deze aanbeveling positief. Het voorgestelde kader heeft
meerwaarde omdat het een positieve bijdrage kan leveren aan het vertrouwen en inzicht in elkaars
systemen van kwaliteitscontrole op beroepsonderwijs en daarmee in de kwaliteit van het onderwijs en
de afgegeven diploma's en certificaten zelf. Vanwege de diversiteit van de nationale stelsels van
kwaliteitsborging en -toezicht is het zinvol op Europees niveau een kader te definiëren dat onderlinge
vergelijking mogelijk maakt.
De proportionaliteit van de eerste (referentiekader) en derde (ENQA-VET) aanbeveling wordt positief
beoordeeld. Het referentiekader is vormgegeven als een vrijwillig hulpmiddel en respecteert daarmee
de primaire bevoegdheid van de lidstaten op onderwijsterrein. Het ENQA-VET initieert
samenwerkingsactiviteiten vanuit dit kader en is uitermate geschikt om de uitwisseling, samenwerking
en ontwikkeling van kwaliteitsborging in de EU-landen te bevorderen.
De aanbevelingen m.b.t. het vaststellen van een nationaal plan van aanpak vóór 2010, het instellen van
een nationaal referentiepunt en de evaluatie om de drie jaar dreigen echter de nationale beleidsvrijheid
te beperken wanneer een lidstaat ervoor kiest van het kader gebruik te maken. De toegevoegde waarde
van deze voorschriften voor het bereiken van de in de aanbeveling geformuleerde doelstellingen is
minder evident. Nederland beoordeelt de proportionaliteit van deze aanbevelingen daarom vooralsnog
negatief, zolang niet duidelijk is of de nationale beleidsvrijheid daadwerkelijk wordt beperkt.
Er zijn geen gevolgen voor de EU-begroting. De kosten voor de Nederlandse begroting blijven
waarschijnlijk beperkt, aangezien in het Nederlands beroepsonderwijs reeds wordt gewerkt met een
uitgebreid systeem van kwaliteitsmanagement en -controle. Indien het voorstel budgettaire gevolgen
heeft, zullen deze worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement,
conform de regels van budgetdiscipline.
4. Nederlandse positie over de aanbeveling
Nederland steunt het voorgestelde referentiekader en de inhoudelijke uitgangspunten ervan worden
gedeeld. De beschreven systematiek/kwaliteitscyclus wordt in het mbo op verschillende niveaus
(stelsel en school) toegepast en verder ontwikkeld. Het netwerk ENQA-VET wordt door Nederland als
zeer nuttig ervaren om het leren van elkaar te bevorderen en vorm te geven.
Bijlage Fichedocument, pagina 6
Wat de referentie-indicatoren betreft lijkt het erop dat deze bedoeld zijn als vrijwillig hulpmiddel voor
de lidstaten bij de toepassing van het referentiekader, maar onduidelijk blijft of er niet ook andere
toepassingen van de indicatoren worden voorzien. Nederland is in elk geval geen voorstander van het
introduceren van nieuwe indicatoren wanneer dit zou leiden tot Europese gegevensverzameling en
rapportage. Dit zou ook niet in lijn zijn met de in mei 2007 gemaakte gemeenschappelijke afspraken
over de te gebruiken indicatoren op onderwijsgebied en de werkzaamheden van de 'Permanente Groep
Indicatoren en Benchmarks'. Nederland zal de Commissie vragen hierover duidelijkheid te
verschaffen.
Tegelijkertijd plaatst Nederland kanttekeningen bij nut en noodzaak van een aantal aanbevelingen die
de beleidsvrijheid van de lidstaten, wanneer zij ervoor kiezen het kader te hanteren, dreigen te
beperken. Concreet gaat het daarbij om de aanbevelingen m.b.t. het vaststellen van een nationaal plan
van aanpak vóór 2010, het instellen van een nationaal referentiepunt en de evaluatie om de drie jaar.
Hierna een toelichting op elk van deze punten.
ê Nationaal plan van aanpak. Het voorstel voor een nationale aanpak met aanduiding van partijen en
tijdpad past niet in het lopende en voorgenomen kwaliteitsbeleid voor het mbo. In de sector zijn
relevante partijen en belanghebbenden in goede dialoog met elkaar over kwaliteitsverbetering van
het onderwijs op specifieke punten, verbetering van de kwaliteitszorg, verantwoording horizontaal
en verticaal op stelsel- en schoolniveau en extern toezicht.
ê Nationaal referentiepunt. Voor de follow-up, disseminatie en ontwikkeling van de kwaliteitsborging
in nationaal verband worden in Nederland bestaande relevante netwerken gebruikt. Concrete
aanspreekpunten zijn de twee leden van het ENQA-VET. Op termijn is denkbaar dat de activiteiten
een andersoortige organisatie vragen. In juni wordt in ENQA-VET hierover van gedachten
gewisseld.
ê Evaluatie. Nederland is er voorstander van wanneer het ENQA-VET gevraagd zou worden na drie
jaar een evaluatie uit te voeren naar de ontwikkeling en het gebruik van het referentiekader. Om de
Commissie te vragen toezicht te houden op de maatregelen die de lidstaten op grond van deze
aanbeveling hebben genomen, zoals in de aanbeveling wordt voorgesteld, is wenselijk noch nodig.
Nederland is van mening dat deze aanbeveling niet tot administratieve lastenverzwaring mag leiden
voor de lidstaten.