Centraal Planbureau

Datum: 22 mei 2008
Nadere informatie verkrijgbaar bij: Gerbert Romijn (tel. 070-3383460) en Jacqueline Timmerhuis (tel. 070-3383477) .

Economische effecten van regulering en subsidiëring van de huurwoningmarkt

Regulering en subsidiëring van de Nederlandse huurwoningmarkt verlagen de huren met gemiddeld 50%. Hiermee is jaarlijks een bedrag van 14½ mld euro gemoeid, evenveel als met de fiscale subsidiëring van koopwoningen. Slechts 6¾ mld euro hiervan komt terecht bij huurders met lage inkomens voor wie het bedoeld is. Meer dan de helft - 7¾ mld euro - komt terecht bij huurders met midden- of hoge inkomens. Dat is een belangrijke oorzaak van de grote problemen waarmee de woningmarkt momenteel kampt, zoals goedkope woningen die bewoond worden door mensen met een hoog inkomen, mensen met een laag inkomen die geen betaalbare woning kunnen vinden en starters die jarenlang op een woning moeten wachten. Mede hierdoor overtreffen de maatschappelijke kosten van de regulering en de subsidiëring van de huurwoningmarkt de maatschappelijke baten met ongeveer duizend euro per huurwoning per jaar.

Dit zijn de belangrijkste conclusies die de onderzoekers Gerbert Romijn en Paul Besseling van het Centraal Planbureau (CPB) trekken in het vandaag verschenen CPB Document 'Economische effecten van regulering en subsidiëring van de huurwoningmarkt'. Deze studie is het vervolg op de studies naar de hervorming van de fiscale behandeling van de eigen woning uit 2006 en past in een bredere onderzoeksagenda van het CPB naar de invloed van de overheid op het functioneren van de Nederlandse woningmarkt.

Regulering en subsidiëring houden de huren laag... De huren worden in Nederland op een aantal manieren laag gehouden. In de eerste plaats gebeurt dit door de huurtoeslag die de overheid verstrekt aan huurders met een laag inkomen. Belangrijker is echter dat de huurregulering huren aan een maximum bindt. In veel gevallen is dat veel lager dan de vrije markthuur. Woningcorporaties verhuren bovendien nog onder dit maximum.

Het voornaamste doel van dit overheidsingrijpen is om een goede woning ook voor huishoudens met een laag inkomen betaalbaar te houden. Voor deze groep worden de huren met gemiddeld 56% verlaagd. Hiermee is een bedrag van 6¾ mld euro gemoeid. Ook huurders met midden- en hoge inkomens profiteren mee van de verlaagde huren. Voor hen verlaagt het beleid de huren met gemiddeld 43%, waarmee een bedrag van 7¾ mld euro is gemoeid.

...maar veroorzaken verstoringen op de huurwoningmarkt... De huurverlaging stimuleert de vraag naar woningdiensten. Tegelijkertijd wordt het hierdoor voor commerciële verhuurders erg onaantrekkelijk gemaakt om huurwoningen aan te bieden. Zij zullen immers geen genoegen nemen met huren die vaak ver onder de marktwaarde liggen en hun geen kostendekkend rendement bieden. Woningcorporaties zijn wel bereid om woningen te verhuren bij dergelijke lage huren.

Desondanks is de vraag bij deze lage huren substantieel groter dan het aanbod. Dit maakt een systeem van woningtoewijzing noodzakelijk. Daardoor wonen veel huishoudens niet zoals ze eigenlijk zouden willen wonen. Wie een goedkope woning heeft weten te bemachtigen, heeft een duidelijke prikkel om daar te blijven wonen, ook als het inkomen toeneemt. Bij verhuizing komen huurders met midden- of hoge inkomens immers niet meer in aanmerking voor een goedkope woning, maar zijn ze aangewezen op veel duurdere huurwoningen, dan wel op koopwoningen. Men gaat daardoor 'scheef wonen': te goedkoop en te klein, gezien het inkomen en de eigen voorkeuren. De lage huur voor huishoudens met een midden- of hoog inkomen werkt zo als een verhuisbelasting waardoor deze huishoudens in hun woonkeuze worden beperkt. Zij lijden daardoor schade die hun voordeel van een lage huur uitholt. Het belemmert bovendien de doorstroming en beperkt de beschikbaarheid van betaalbare woningen voor de huishoudens met een laag inkomen.

Het huidige huurstelsel kent zo winnaars en verliezers. De 'insiders', d.w.z. degenen die een goedkope huurwoning hebben weten te bemachtigen, hebben veel voordeel van de verlaagde huren, of zij daar nu gezien hun inkomen voor in aanmerking zouden moeten komen of niet. De grote verliezers zijn de 'outsiders', d.w.z. de mensen met een laag inkomen die jarenlang moeten wachten tot er een betaalbare woning vrijkomt.

...met welvaartsverlies tot gevolg.
De huurverlaging kost een verhuurder jaarlijks gemiddeld 3300 euro per huurder aan gederfde huurinkomsten. Het rijk is bovendien jaarlijks gemiddeld 600 euro per huurder kwijt aan huurtoeslag. Het voordeel dat huurders hiervan ondervinden, wordt gedempt doordat het huidige huurstelsel de woonkeuze verstoort en beperkt. Het stelt huishoudens met een laag inkomen in staat om in een betrekkelijk grote woning te wonen - als zij die tenminste kunnen bemachtigen, maar bindt huishoudens met een midden- of hoog inkomen aan een, gezien hun inkomen, betrekkelijk kleine woning. Door de nadelen die met deze verstoringen samenhangen, ervaart de gemiddelde huurder slechts een voordeel van de huurverlaging van een kleine 3000 euro. De maatschappelijke kosten overstijgen de maatschappelijk baten daarmee met gemiddeld circa duizend euro per huurwoning per jaar.

Marktwerking en solidariteit
De problemen op de huurwoningmarkt kunnen worden bestreden door vrije-marktwerking. Woningtoewijzing is dan niet langer nodig, waardoor wachtlijsten en woonkeuzebeperking tot het verleden behoren. Daardoor kan iedereen wonen zoals hij wil - gegeven zijn financiële mogelijkheden - en scheefwonen of een gebrekkige doorstroming is niet langer aan de orde. Huurders met een midden- of hoog inkomen kiezen voor een woning die groter is en/of op een betere locatie staat. Huurders met een laag inkomen gaan wat kleiner wonen.

Wel zal als gevolg van vrije-marktwerking de prijs van wonen naar verwachting ongeveer verdubbelen. In dichtbevolkte gebieden zoals Amsterdam zal dat wat meer zijn, terwijl in landelijke gebieden de gevolgen voor de huren veel beperkter zullen zijn. De hogere huren maken het aantrekkelijk voor commerciële verhuurders om woningen te verhuren, waardoor de kwaliteit van huurwoningen op termijn met 10-15% toeneemt.

De verbeterde allocatie in de woningmarkt levert een welvaartswinst van circa 2½ mld euro per jaar op. Zonder nadere maatregelen gaat dit echter gepaard met koopkrachtverlies van huurders, hetgeen vooral bij huurders met een laag inkomen hard kan aankomen. Om de solidariteit te herstellen, zijn andere vormen van inkomensondersteuning nodig. In het bijzonder moet worden gezocht naar een zodanige omzetting van het stelsel dat de extra inkomsten van verhuurders beschikbaar komen voor het behoud van koopkracht van huurders. Alleen dan leidt hervorming van het huurstelsel tot een welvaartsverbetering voor consumenten.

Verschillende hervormingsscenario's, inclusief alternatieve vormen van inkomensondersteuning, worden in het vervolg van het CPB-onderzoeksprogramma naar de woningmarkt nader onderzocht.

CPB Document 165, 'Economische effecten van regulering en subsidiëring van de huurwoningmarkt', is te bestellen bij: Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9,- euro

De publicatie is tevens (gratis) beschikbaar als PDF-bestand.