Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Toespraak minister Ter Horst bij presentatie landelijke
normstelling voor een veilige publieke taak
29 mei 2008
Dames en heren,
Het filmpje dat we net zagen maakt duidelijk waar het om gaat.
Werknemers die ettelijke keren worden uitgescholden of erger.
Werknemers die - zoals iemand dat treffend zegt in de film - worden
gezien als iets dat in de weg staat en opzij moet.
In de eerste honderd dagen van mijn ministerschap sprak ik zelf
werknemers met een publieke taak onder wie een Rotterdamse
tramconducteur en een parkeercontroleur. Gesprekken over wat ze
dagelijks meemaken. Indrukwekkende gesprekken. Natuurlijk, je weet dat
agressie bestaat. Maar als je direct uit de praktijk hoort wat
agressie bij iemand aanricht die gewoon zijn werk doet voor u en mij,
dan kun je je nauwelijks voorstellen dat iemand dit zijn medemens
aandoet.
Maar de feiten spreken voor zich. Uit het onderzoek `ongewenst gedrag
besproken' van september vorig jaar, blijkt dat 2 op de 3 werknemers
dat jaar te maken heeft gehad met een vorm van ongewenst gedrag. Bij
het ziekenhuis- en onderwijspersoneel was dit 69 procent,
gemeenteraadsleden 41 procent, ambulancediensten 89 procent en de NS
98 procent.
"De grens is bereikt", zegt een van de mensen in de film. Ik sluit me
daarbij aan. We moeten de rijen sluiten in de aanpak tegen dit soort
agressie.
Vandaag zetten we in die aanpak een nieuwe stap.
Gezamenlijk stellen we ons als werkgevers en werknemersorganisaties op
achter onze mensen. De centrale boodschap van de normstelling die we
vandaag presenteren is helder: agressie en geweld tegen werknemers met
een publieke taak accepteren wij nooit, onder geen enkele
voorwaarde.
De landelijke normstelling bestaat uit vier regels. U ziet ze op het
scherm.
1. Agressief of gewelddadig gedrag tegen werknemers met een publieke
taak wordt nooit getolereerd.
2. Geef de professional de ruimte om zijn werk te doen.
3. Volg de aanwijzingen van de professional op.
4. Verstoor de (bedrijfs)orde niet.
Er zijn tenminste drie redenen om hier achter te staan.
Ten eerste: de vraag naar een norm kwam vanuit de praktijk.
Er was de roep om houvast omdat in de praktijk de grenzen van wat
acceptabel is verschillend worden geïnterpreteerd.
Er was de roep om een eenduidige landelijke lijn. Dat helpt werknemers
om op te treden en het verlaagt de drempel om melding te maken van een
voorval of aangifte te doen.
Een van de experts die we hebben geraadpleegd zei het heel concreet:
Er is behoefte aan zoiets als een bordje in de trein met de tekst
"stiltecoupe". Aan zo'n bordje kun je refereren als je iemand tot de
orde wil roepen. Het gaat makkelijker als je kunt wijzen naar iets.
In feite kunt u de normstelling zien als zo'n bordje.
Het is een steun in de rug voor al die mensen die publieke taken
uitvoeren: van verpleegkundige tot tramconducteur, van medewerkers
sociale dienst tot politieagent.
Ten Tweede: de reden om de normstelling te steunen is dat de
normstelling van ons allemaal is: het is een gezamenlijk initiatief.
Vertegenwoordigers van de werkgevers en werknemers van de overheid en
sectoren met een publieke taak: allen staan hier achter.
En om dit te bewijzen zetten we straks onze handtekeningen.
En ten derde kan iedere sector met zijn eigen huisregels aansluiten op
de vier basisprincipes. Dat moet ook omdat de omstandigheden nogal
verschillen: een ambulancemedewerker heeft met heel andere situaties
te maken dan iemand van de sociale dienst.
De normstelling slaat uiteraard ook op onszelf.
Wij mogen van burgers verwachten dat zij ons met respect bejegenen,
maar burgers mogen dit eveneens van ons verwachten.
Doen we dat niet, dan zijn we niet geloofwaardig. De Nationale
Ombudsman wees in zijn jaarverslag ook op dit principe van
wederkerigheid. Uiteraard moeten we kritisch naar ons eigen handelen
kijken. Maar ik zeg er dit bij.
We hebben misschien wel te lang gevonden dat de professionals zich
maar moesten aanpassen. Uitspraken als: `je moet er maar mee leren
omgaan, het hoort erbij' spreken boekdelen.
Krijg maar snel een dikke huid, dan wordt je vanzelf ongevoelig voor
agressieve uitingen.
In dat opzicht maken we een breuk met het verleden. Onze aanpak is
dadergericht.
Ten eerste accepteren we in het geheel geen ongewenst gedrag, in wat
voor omstandigheden dan ook. Op die manier worden alle werknemers
beschermd, ongeacht of zij een dikke of een dunne huid hebben.
Ten tweede treden we adequaat op als mensen het slachtoffer zijn van
incidenten, met snel ingrijpen - lik op stuk beleid - en het vervolg
geven aan een aangifte. Heel belangrijk, zeggen de slachtoffers zelf.
We moeten ervoor zorgen dat werknemers niet alléén de strijd aangaan.
Uit rechterlijke uitspraken blijkt dat de dadergerichte aanpak effect
heeft. Vorige maand kreeg iemand die een wijkagent had verwond niet
alleen een forse taakstraf maar ook een boete van 5000 euro voor de
geleden immateriele schade. Dat gaf veel genoegdoening.
Het mooiste is - tenslotte - als het niet tot incidenten komt. De
normstelling is uiteindelijk bedoeld om mensen tot bezinning te laten
komen. Met welke publieke organisatie mensen ook te maken hebben: zo
gaan we met elkaar om!
Ik roep dan ook iedere werkgever binnen de overheid op: laat zien dat
u er achter staat. Dat kan ook letterlijk. Ga naar de website
www.veiligepublieketaak.nl (extern) en laat de naam van uw organisatie
opnemen in de lijst van organisaties die zich met naam en toenaam
achter de normstelling opstellen. Op de site vindt u bovendien veel
praktische informatie die u kunt gebruiken voor een effectief
veiligheidsbeleid.
Laat zien dat uw handtekening niet voor niets onder de normstelling
staat. Ik wens u allen veel succes in de aanpak tegen agressie. U weet
het nu zeker: u staat er niet alleen voor.
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties