Time : 16:54:03
Date : 30 May 2008
Sender Name: Cour des comptes - Rekenhof

Rekenhof evalueert samenwerking van VRT met externen voor televisieprogramma's

Het Rekenhof heeft drie samenwerkingsvormen van de VRT met externen voor televisieprogramma's onderzocht: uitbesteding aan productiehuizen, aankoop van diensten en goederen voor programmaproductie en inhuring van externe medewerkers. Het constateerde dat de VRT weliswaar een beleid heeft voor zijn externe en interne productie, maar dat het de uitbestedingsstrategie onvoldoende onderbouwde. Het Rekenhof merkte tevens op dat het uitbestedingsproces kampt met een gebrek aan uitgeschreven procedures, onvoldoende gemotiveerde beslissingen, een beperkte organisatie van mededinging en een laattijdige contractafsluiting. De contracten zelf worden goed opgesteld en opgevolgd, maar missen door hun lange looptijd soms flexibiliteit. Ook de aankopen van goederen en diensten miskennen geregeld het principe van de werkelijke mededinging. Zij zijn evenmin voldoende gedocumenteerd en gemotiveerd. Voor de inhuring van externe schermmedewerkers ontbreken ten slotte vastgelegde voorwaarden en procedures. Positief is dat de omroep de eigen productiecapaciteit voor sleutelprogramma's vrijwaart. In bijkomende orde merkte het Rekenhof op dat de VRT het Vlaams Parlement weinig informatie verstrekt over de aanwending van externe middelen voor de realisatie van televisieprogramma's.

Onderzoek
De VRT ontving in 2007 voor zijn openbare omroepopdracht een basisdotatie van 279 miljoen EUR. Bijna 60% van de totale kosten van de VRT in 2006 betroffen programmakosten voor televisie. Behalve op eigen mensen en middelen, doet de VRT voor de productie van televisieprogramma's ook een beroep op leveringen en diensten en op uitbesteding aan productiehuizen. Deze externe uitgaven stegen tussen 2004 en 2006 met 37,3%, terwijl de totale programmakosten maar met 13% stegen.

Het Rekenhof onderzocht daarom of de samenwerking met externen voor de productie van televisieprogramma's rechtmatig en doelmatig verliep en in welke mate de VRT zijn beleid aan het parlement toelichtte.

Het onderzoek had voornamelijk betrekking op de periode 2004-2006 en bevatte een steekproef van individuele aankoop- en uitbestedingsdossiers uit 2005. Het selecteerde onder meer 13 productiehuizen uit een totaal van 38. Het Rekenhof concludeerde dat de overheidsopdrachtenregelgeving niet toepasselijk is op de aankoop, ontwikkeling, productie of coproductie van programmamateriaal door televisieomroeporganisaties, maar dat de VRT wel de basisnormen van het EG-Verdrag moet respecteren, waaronder de gelijke en objectieve behandeling van kandidaten. Een minimum is dus het passend bekendmaken van opdrachten en het motiveren van beslissingen.

Uitbestedingsstrategie
De VRT steunde zijn strategie voor programma-uitbesteding niet op een grondige afweging van mogelijke opties of een analyse van de interne capaciteit. Hij formuleerde evenmin duidelijke doelstellingen of een budgettair kader. De uitbestedingsstrategie hield wel rekening met de aanwezigheid van interne productiecapaciteit, maar het model voor interne productie kwam pas later tot stand. Daarna bleek dat de lange-termijncontracten voor uitbesteding de realisatie van de strategie interne productie belemmerden.

Uitbestedingsproces
Het Rekenhof kan geen eenduidig antwoord geven op de vraag of de uitbestedingsprocedures onpartijdig verliepen en of de voorstellen een gelijke behandeling kregen. Het uitbestedingsproces is daarvoor immers onvoldoende transparant en gedocumenteerd. Vooral de beslissingen tot uitbesteding, tot selectie van kandidaten of tot gunning aan een bepaalde kandidaat, zijn zelden voldoende gemotiveerd. Dat de VRT de onderhandelingen over een strategisch partnership en raamovereenkomsten beperkte tot enkele productiehuizen en voor sommige ad hoc contracten maar één productiehuis raadpleegde, strookt alvast niet met het beginsel van de gelijke behandeling waar onder meer het EG-Verdrag voor staat.

De contracten
De uitbestedingscontracten bevatten doorgaans alle essentiële elementen, maar de VRT sloot bijna een kwart ervan laattijdig af. De looptijden van de raamovereenkomsten overschrijden die van de beheersovereenkomst en zijn weinig flexibel. Het kan dan ook voorkomen dat de aangegane engagementen niet meer passen in het financieel kader van de volgende beheersovereenkomst. Ondermeer door de beperkte mededinging kan het Rekenhof geen eenduidig antwoord geven op de vraag naar de marktconformiteit van de uitbestedingscontracten. Bovendien bevatten programmavoorstellen vaak geen budget. Het is daardoor onduidelijk in welke mate de prijs bij de keuze van een productiehuis een rol speelt.

Interne controle en evaluatie
De afhandeling van facturen is goed georganiseerd, maar de VRT controleert onvoldoende de door productiehuizen geïnde opbrengsten uit de exploitatie van aan hen uitbestede programma's. De omroep waakt over de kwaliteit van de uitbestede programma's. De studiedienst maakt kwantitatieve programma-analyses, maar die worden weinig gebruikt voor evaluatie van de samenwerking met productiehuizen. De VRT evalueert wel systematisch de resultaten van programma's, ook op het vlak van de performantiemaatstaven uit de beheersovereenkomst. De omroep analyseert echter de resultaten van externe programma's niet afzonderlijk en vergelijkt evenmin externe met interne programma's. Beslissingen over het uitbestedingsbeleid kunnen dan ook niet steunen op informatie over de algemene effectiviteit van interne en externe productie in bepaalde genres.

Kostprijsberekening
De VRT verzamelt systematisch gegevens over de kostprijzen van interne en externe producties, maar analyseert de kosteneffectiviteit van de inzet van externe productiemiddelen nog niet grondig. Vergelijkingen van kostprijzen met marktaandelen vinden maar sporadisch plaats en houden geen rekening met kijkerswaardering of kwaliteit. De kostprijsberekening van de VRT vertoont trouwens gebreken die de vergelijkbaarheid tussen externe en interne producties bemoeilijken.

Aankopen van goederen en diensten
Het Rekenhof stelde een gebrek aan verantwoordingsstukken vast, vooral bij opdrachten via onderhandelingsprocedure. Het Rekenhof kon daardoor de aankoopprocedure vaak onvoldoende controleren. Ook enkele belangrijke dossiers misten bewijsstukken. Alvast blijkt dat aankopen voor televisie geregeld het principe van mededinging miskennen, in het bijzonder de inhuring van cameraploegen en bestellingen van montage en technische afwerking. Voor investeringen en de huur van technische faciliteiten doet de VRT met offerteaanvragen wel degelijk een beroep op de mededinging, maar hij past soms de regels van deze procedure niet volledig toe. De VRT heeft recent een missie en plan van aanpak ontwikkeld voor zijn aankoopbeleid, met uitgeschreven procedures voor de verschillende aankopen. De nieuwe aanpak is nog niet volledig geïmplementeerd, maar heeft in 2007 wel al enkele resultaten opgeleverd.

Externe medewerkers
De VRT heeft de noodzakelijke interne competenties structureel verankerd. De omroep heeft evenwel geen duidelijke doelstellingen, voorwaarden en procedures voor de inschakeling van externe schermmedewerkers vastgelegd. Een specifiek probleem vormt het gebrek aan richtlijnen voor draaideurconstructies. Dat zijn constructies waarbij medewerkers de omroep verlaten om vervolgens in een andere hoedanigheid weer voor de VRT te werken, met het risico op belangentegenstrijdigheid of omzeiling van de bezoldigingsregels. De VRT doet ook regelmatig een beroep op uitzendkrachten, hoewel het regelgevende kader dat in de overheid principieel uitsluit.

Rapportering aan Parlement
In zijn jaarverslagen 2005 en 2006 verstrekt de VRT het Vlaams Parlement weinig informatie over de aanwending van externe middelen voor de realisatie van zijn televisieprogramma's. De omroep verstrekte eenmalig bijkomende informatie over externe en interne productie aan de mediacommissie van het Vlaams Parlement, maar lichtte de beperkingen ervan te weinig toe.

Reactie van de minister
De Vlaamse minister van Media wees er in zijn antwoord in het algemeen op dat de beheersovereenkomst en de mediadecreten de VRT een grote mate van autonomie geven. Hij onderstreepte bovendien dat de omroep sinds het onderzoek sterk evolueerde, met een nieuwe organisatiestructuur en meer evenwicht tussen management en de raad van bestuur. De minister uitte in het bijzonder reserves rond het trekken van eventuele conclusies uit de rekenhofvergelijking tussen de kostprijzen van interne en externe productie, wegens de grote verschillen tussen programmagenres. Tot slot wees de minister op drie lopende verbeterprojecten: een studie over de aanbod- en productiestrategie, een project ter professionalisering van de aankoopprocessen voor externe productie en een concreet actieplan voor de verdere uitvoering van het nieuwe aankoopbeleid.

Het verslag van het Rekenhof Samenwerking tussen de VRT en externen voor de realisatie van televisieprogramma's staat integraal op de internetsite van het Rekenhof (www.rekenhof.be).

Met eventuele vragen kan u terecht bij Marc Galle of Terry Weytens, stafdienst Publicaties, telefoon: 02/551.86.65 of 02/551.84.66

URL: http://www.ccrek.be