ChristenUnie
Wetenschappelijk Instituut
Rapport Cnossen: heldere kern, maar te impliciet naar buiten
Rapport Cnossen: heldere kern, maar te impliciet naar buiten
donderdag 05 juni 2008 15:24 Wie is als ChristenUnie-vertegenwoordiger
geloofwaardig? In de publieke reacties op het `rapport Cnossen'
overheerst vooral één wens: meer duidelijkheid of iemand die leeft in
een homoseksuele relatie de partij nu kan vertegenwoordigen, of niet.
Zou dat anders zijn op het naderende partijcongres? Het partijbestuur
doet er goed aan de wens om een heldere gedragslijn serieus te nemen.
En deze gedragslijn rond huwelijk en relaties niet enkel over te laten
aan lokale selectiecommissies.
Te impliciete uitspraken leiden tot verwarring en stimuleren de cliché
dat de ChristenUnie zich aanpast aan de tijdgeest, `net als het CDA'.
Te impliciet formuleert het rapport Cnossen over de consequenties van
politieke geloofwaardigheid. Het is zaak voor de ChristenUnie hier de
conclusies te verdiepen die men aan het rapport Cnossen wil verbinden.
Wij pleiten voor een open debat via welke route de ChristenUnie een
bestendige koers kan blijven varen inzake huwelijk en
samenlevingsvormen, waarbij de besluitvorming zonodig wordt verdaagd.
Dat het rapport ook veel heldere passages kent, ziet alleen wie het
eerst leest (te vinden op www.christenunie.nl/representatie). Dan
blijkt dat het rapport twee (2) kernen bevat. Deze kernen
beantwoorden:
a. hoe de ChristenUnie haar vertegenwoordigers zou moeten en
mogen selecteren;
b. hoe de ChristenUnie hierbij `leven in een homoseksuele
relatie' waardeert.
Voor de commissie Cnossen was vraag a de hoofdzaak. Aanleiding voor
commotie is echter vooral vraag b.
Hoewel de commissie deze vraag juist niet een status aparte wil
toekennen, ontwijkt ze die ook niet. In het rapport laat hoofdstuk 4
zien hoe de "unieke betekenis en plaats van het huwelijk altijd een
rode draad" geweest is bij de ChristenUnie. "Steeds is daarbij
verwoord, soms expliciet, soms meer impliciet, dat alternatieve
samenlevingsvormen niet in overeenstemming zijn met de normen van de
Bijbel, ook niet als die gekenmerkt worden door liefde, trouw en
verantwoordelijkheid voor elkaar" (blz. 13). Achter die lijn staat
men. Helder, dunkt ons.
Daarom serveren sommige reacties het rapport te gemakkelijk af. De
tijdgeest zou het bij de ChristenUnie gewonnen hebben; het rapport is
vlees noch vis. Duidelijk is dat de ChristenUnie worstelt met een
duivels dilemma. Dat tekent het rapport Cnossen. Het rapport wil zowel
barmhartigheid bevorderen naar de homoseksuele medemens als de
politieke geloofwaardigheid van partijvertegenwoordigers en de
bestendigheid in principiële politieke inzet op het huwelijk, "door
God ingesteld" als "relatie van één man en één vrouw" (blz.13). Het
rapport zoekt een verantwoorde route om in dit smalle, bijbelse
vaarwater principieel koers te houden. Tussen zandbanken door, en
onder forse rukwinden van binnen en buiten de partij.
Ter discussie staat nu of de goede route bestaat uit de aanbevolen
oplossing, dat een selectiecommissie iemands leefwijze dient mee te
nemen in de totale afweging die zij maakt bij het opstellen van de
kandidatenlijst. Juist hier verlangen velen meer helderheid en
waarborgen. Dat zijn terechte vragen rond het selectieproces voor
vertegenwoordigers (kern a). Maar dat is iets anders dan suggereren
dat de ChristenUnie meewaait met de tijdgeest, zoals hier zou blijken
in het omgaan met homoseksualiteit (kern b). Het rapport ademt juist
hier overduidelijk een andere geest: de bestendige bijbelse lijn over
huwelijk en seksualiteit.
Terzijde: zou dreigen met beëindiging lidmaatschap bevordelijk zijn
voor een open discussie over de selectieroute? In het verleden is de
ChristenUnie niet ten onrechte verweten, dat het ontbreekt aan een
goede politieke debatcultuur. Nu gaat het over een elementair aspect
van de politieke koers. De uitwerking naar vertegenwoordigers kan
explicieter, maar laat de partij daarover dan de discussie aangaan.
Dat mag scherp, maar blijf wel vrede-dienend, door discussie over kern
a (de selectieroute) niet te belasten met suggesties over kern b (de
bestendige bijbelse koers). De selectieprocedure vraagt om principieel
debat; doen alsof het rapport in de bijbels-politieke visie op
huwelijk en samenleven niet expliciet genoeg is, doet de opstellers
geen recht - zie de hierboven en hieronder opgenomen citaten.
Waar het rapport te impliciet opereert, dat is waar het in theorie
ruimte lijkt te laten voor kandidaten met een homoseksuele relatie om
de partij te vertegenwoordigen. Materieel zien wij die ruimte in het
rapport echter niet of nauwelijks. Het rapport Cnossen houdt juist
inhoudelijk gericht koers: zonder onbarmhartigheid wil het de
bestendige principiële lijn vasthouden rond samenlevingsvormen.
"Daarbij heeft nimmer ter discussie gestaan dat in de Bijbel de
seksuele omgang haar van God gegeven plaats heeft in de relatie tussen
man en vrouw" (blz.14).
Die lijn vraagt van vertegenwoordigers om politieke geloofwaardigheid.
Geloofwaardig optreden betekent niet alleen voor andere politici
zeggen wat je doet en doen wat je zegt. Het rapport Cnossen wil
vertegenwoordigers die staan voor dit principiële beleid van de
ChristenUnie: mensen uit een stuk.
Het zijn selectiecommissies die erop toezien, dat zij zulke mensen
selecteren. Zo werkt dat. Maar aan die commissies kan de partij
explicieter meegeven dat de bestendige lijn ten aanzien van het
huwelijk ("één man en één vrouw") plus de eis van politieke
geloofwaardigheid, zich net zo min verdraagt met een leven in een
homoseksuele relatie, als met ongehuwd heteroseksueel samenwonen. Hier
kan de partij de conclusies van het rapport Cnossen explicieter
verwoorden, en meer borgen. Nu blijft voor een deel van de achterban
het rapport te impliciet. Bovendien leggen ook buitenstaander de
vinger bij de dubbelheid dat het rapport in theorie ruimte lijkt te
bieden, die er inhoudelijk niet is. Laat de ChristenUnie daarom in de
zomermaanden nog eens de tijd nemen om de gewenste conclusies
explicieter te formuleren.
De worsteling om in de selectieproblematiek zowel niet-discriminerende
barmhartigheid te bevorderen als de bijbels-politieke huwelijksvisie
te bestendigen, hoeft niet te leiden tot een onhelder principieel
profiel. Wel vraagt het om een voorzichtige, prudente benadering, ook
in discussies in en om de ChristenUnie. In een gebroken wereld open je
niet elk gesprek met een frontaal standpunt. Wie harten wil bereiken,
kan vaak beter eerst zoeken naar gemeenschappelijke grond onder de
voeten, en rust. Dat vraagt onder meer tact. Laten alle betrokkenen
oog hebben voor genoemde worsteling en de nodige wijsheid, in gebed,
in debat, in houding en toon.
Jan Westert en Rob Nijhoff,
voorzitter respectievelijk beleidsmedewerker van de Mr. G. Groen van
Prinstererstichting, het Wetenschappelijk Instituut van de
ChristenUnie