Universiteit van Tilburg
Bredere aanpak psychische stoornissen soms wenselijk in GGZ

Inaugurele rede hoogleraar klinische psychologie Marrie Bekker

De huidige GGZ-behandelpraktijk is in toenemende mate gericht op specifieke psychische stoornissen. Maar die benadering lost niet alle problemen op, vooral niet als ze complex zijn. In haar inaugurele rede op 13 juni bepleit hoogleraar klinische psychologie Marrie Bekker in zulke gevallen een bredere, autonomiegerichte aanpak, waarin het zelfregulerend vermogen van de cliënt centraal staat.

In de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) in Nederland worden behandelingen steeds meer gericht op specifieke psychische stoornissen, zoals angststoornissen. De meest gebruikte en onderzochte therapievorm, cognitieve gedragstherapie, sluit goed bij deze benadering aan. Maar lang niet alle klachten worden verholpen: eenderde van de angststoornissen bijvoorbeeld niet en ongeveer de helft van eetbuistoornissen en bulimia nervosa niet. Ook is niet bekend in hoeverre cognitieve therapie bij specifieke groepen goed werkt, zoals jonge Marokkaanse mannen of Turkse vrouwen.

Hoogleraar klinische psychologie Marrie Bekker bepleit in haar inaugurele rede op vrijdag 13 juni een bredere, klachtoverstijgende benadering van de problematiek van cliënten in aanvulling op cognitieve gedragstherapie wanneer laatstgenoemde onvoldoende effect heeft. Op basis van praktijkervaringen en onderzoeksresultaten stelt ze voor om behandelingen in zulke gevallen te richten op autonomie-gehechtheid. Daarmee bedoelt ze het vermogen zelfstandig en vanuit innerlijke vrijheid te denken, te handelen en bevredigende relaties met anderen te hebben. Bekker verdeelt deze autonomie-gehechtheid onder in zelfbewustzijn, gevoeligheid voor anderen en het vermogen om nieuwe situaties te hanteren. De mate waarin mensen daarover beschikken, hangt samen met hoe ze zich gedragen.

Uit onderzoek van Bekker en collega's blijkt dat problemen met autonomie-gehechtheid samenhangen met allerlei typen psychische stoornissen, zoals depressiviteit, eetstoornissen, angststoornissen, antisociaal gedrag en persoonlijkheidsstoornissen. Een pilotstudie toonde bovendien aan dat een autonomie-gerichte therapie succesvol was bij clienten met ernstige angststoornissen bij wie cognitieve gedragstherapie niet het gewenste effect had gehad. Verder kunnen verschillen in autonomie-gerichtheid tussen mannen en vrouwen mogelijk ook verklaren dat sommige stoornissen bij vrouwen meer voorkomen dan bij mannen en andersom.

In het toekomstige onderzoek Klinische Psychologie gaan Bekker en collega's de veelbelovende effecten van autonomiegerichte therapie dan ook nader bestuderen, maar ook de oorzaken van autonomieproblemen en de manier waarop die tot bijvoorbeeld een angststoornis leiden. Daarnaast gaat ze samen met GGZ-instellingen uit Noord-Brabant en de Randstad onderzoeken hoe aansluitingsproblemen van de GGZ bij allochtone cliënten opgelost kunnen worden. Het kan namelijk zijn dat mensen afkomstig uit wij-gerichte culturen een vorm van zelfbewustzijn (en dus autonomie-gehechtheid) vertonen die meer gericht is op anderen, terwijl Westerse autochtonen mogelijk meer op zichzelf gericht zijn. Bij de behandeling van psychische stoornissen zou daar rekening mee moeten worden gehouden.

Prof. dr. Marrie H.J. Bekker (1955) studeerde klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde aan dezelfde universiteit op de relatie tussen autonomie, gender, en angst- en eetstoornissen. Ze werkte onder meer als groepstherapeut bij het Centrum voor Eetstoornissen in Amsterdam, als klinisch-psychologisch onderzoeker aan de UvA, als GZ-psycholoog bij GGZ De Meren te Amsterdam, en als universitair (hoofd)docent Vrouwenstudies en Klinische Gezondheidspsychologie aan de Universiteit van Tilburg. Tot voor kort was zij plaatsvervangend Hoofdopleider en Coordinator Diagnostiek van de Post-graduate Opleiding tot Klinisch Psycholoog van het Regionaal Instituut voor Nascholing en Opleiding (Geestelijke) Gezondheidszorg (Rino-Zuid) te Eindhoven. Binnenkort wordt zij daar waarnemend Hoofdopleider van de GZ-Opleiding. Sinds december 2007 is ze hoogleraar klinische psychologie bij het departement Ontwikkelings-, Klinische en Cross-culturele Psychologie van de Universiteit van Tilburg. Daarnaast is ze geregistreerd GZ-psychologe en voorzitter van de Kerngroep van het OnderzoeksPlatform GGZ & Diversiteit.