Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Resultaten 9e Conferentie van Partijen bij het Biodiversiteitsverdrag

05 juni 2008 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister informeert over de belangrijkste uitkomsten van de conferentie. En over een WNF-verklaring, over het stopzetten van ontbossing in 2020, die de minister heeft ondertekend

Meer informatie

Directie Natuur

Geachte voorzitter,

Bij brief van 25 april 2008 (DN. 2008/1538) heb ik u geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor de 9e Conferentie van Partijen bij de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD-COP9), die van 19 tot 30 mei jl. plaatsvond in Bonn, Duitsland. Het doet mij genoegen u thans schriftelijk te informeren over de belangrijkste uitkomsten van de conferentie.
In algemene zin is de 9e Conferentie van Partijen bij het Biodiversiteitsverdrag succesvol verlopen. Op alle voor Nederland belangrijke onderwerpen is voortgang geboekt. De ministersbijeenkomst, die van 28-30 mei tegelijk in Bonn plaatsvond en waaraan ik heb deelgenomen, heeft daaraan op verschillende punten een nuttige bijdrage kunnen leveren. Ik kijk dan ook met tevredenheid terug op de conferentie. Ten slotte informeer ik u dat ik tijdens de conferentie namens Nederland een verklaring heb ondertekend om samen met andere landen en internationale organisaties in 2020 de ontbossing netto te hebben gestopt. Deze verklaring is een initiatief van het Wereld Natuur Fonds, en werd ter plaatse ook door ruim 60 andere landen getekend waaronder een aantal grote houtproducerende landen.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Natuur
Willem Witsenplein 6
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
DN. 2008/1909 5 juni 2008
Resultaten 9e Conferentie van Partijen
bij het Biodiversiteitsverdrag


1
Belangrijkste resultaten van de 9e Conferentie van Partijen bij de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD-COP9, Bonn, 19 - 30 mei 2008) Onderstaande samenvatting beperkt zich tot de belangrijkste uitkomsten van CBD-COP9, de tweejaarlijkse vergadering van het Biodiversiteitsverdrag. Naast de hieronder opgenomen onderwerpen heeft ook besluitvorming plaatsgevonden over een groot aantal andere agendapunten, zoals eilandbiodiversiteit, invasieve exoten, zoetwatergebieden, eilandbiodiversiteit, communicatie en educatie, taxonomie, rol van inheemse volkeren, samenwerking met bedrijfsleven en andere maatschappelijke sectoren, plantenbescherming, strategisch plan en 2010-doelstelling.
1. Access and Benefit-Sharing
Samenvatting voornaamste besluiten
CoP9 nam een belangrijk besluit aan over de voortgang van de onderhandelingen over een internationaal regime voor de toegang tot, en eerlijke verdeling van opbrengsten uit het gebruik van, genetische bronnen. De Partijen besloten dat de 'Genéve-annex' de basis voor de verdere onderhandelingen zal zijn. Er is afgesproken dat er drie officiële CBD-werkgroepen, en drie expertgroepen zullen worden georganiseerd. De aangenomen 'roadmap' over ABS (access & benefit-sharing) stippelt het proces uit voor de komende twee jaar. In 2010 moeten Partijen concrete besluiten nemen over de inhoud van het internationale regime. Korte toelichting op discussies
De voornaamste discussie ging over op welk moment moet worden vastgesteld of het internationaal regime al dan niet een (deels) juridisch bindend karakter krijgt. Voor ontwikkelingslanden is dit het uitgangspunt van de onderhandelingen, terwijl het voor andere landen pas verder bespreekbaar is als duidelijk is hoe elementen zoals handhaving internationaal kunnen worden uitgewerkt. Over dit punt is in deze fase van de onderhandelingen nog geen besluit genomen.
Realisering van Nederlandse inzet
Nederland is tevreden met dit resultaat. Er is een goede basis vastgelegd voor het verdere proces, en de nu noodzakelijke afspraken zijn gemaakt. De Partijen hadden niet veel gelegenheid om over inhoud verder te spreken; dit betekent dat de komende twee jaar cruciale afspraken zullen moeten worden gemaakt om inhoudelijke overeenstemming te krijgen en het internationaal regime verder in te vullen. Nederland had tijdens COP9 graag nog wat meer inhoudelijk werk willen doen, aangezien dat nog veel tijd zal kosten en het regime in principe over twee jaar gereed moet zijn. Gevolgen voor Nederland .
Het nu genomen besluit betekent dat Nederland zich de komende twee jaar inhoudelijk en juridisch zal moeten buigen over de invulling van een internationaal regime. Voorbereidingen voor de onderhandelingen zullen gezien het zeer drukke vergaderschema veel tijd in beslag. Nederland zal zich binnen de EU actief in blijven zetten om de onderhandelingen tot een goed einde te brengen.
Dit onderwerp is één van de activiteiten van het thema "Betalen voor Biodiversiteit" in het Beleidsprogramma Biodiversiteit.

2. Klimaat en biodiversiteit
Samenvatting voornaamste besluiten.
Er zijn m.n. besluiten genomen over de volgende vier onderwerpen: a) De integratie van klimaataspecten in de werkprogramma's van het Biodiversiteitsverdrag
b) De bevordering van samenwerking tussen de drie Rio-conventies (ook Klimaatverdrag/UNFCCC en Verwoestijningsverdrag/UNCCD), c) Het vraagstuk van oceaanbemesting als een manier om CO2 vast te leggen. Er is de facto een moratorium afgesproken en de CBD heeft een leidende rol gekregen in het formuleren van nadere richtlijnen ter bescherming van de mariene biodiversiteit. d) Afspraken over het leveren van inbreng in de processen van het klimaatbeleid, met name het Bali-actieprogramma en het Nairobi-actieplan voor adaptatie. Hiertoe is onder meer een deskundigengroep in het leven geroepen. Korte toelichting op discussies
Onder aanvoering van Canada, Australië en Brazilië bepleitte een deel van de Partijen een ondergeschikte rol voor het Biodiversiteitsverdrag, en het leggen van het voortouw bij de Londen Conventie (aangaande dumping op zee). De CBD zou zich moeten beperken tot de boodschap dat oceaanbemesting pas mag als zeker is dat er geen negatieve effecten op biodiversiteit optreden. Anderen bepleiten een actievere bijdrage van de CBD aan beleidsvorming.
Hierbij speelt als breder twistpunt in hoeverre de CBD actieve input zou moeten geven aan beleidsontwikkeling in andere fora, zoals de klimaatonderhandelingen, bijvoorbeeld op het punt van het nieuwe instrument REDD (Reduced emissions from avoided deforestation and forest degradation). De inzet van de EU was gericht op het tijdig leveren van (door UNFCCC gevraagde) biodiversiteitsinformatie om zeker te stellen dat REDD zowel winst oplevert voor klimaat als voor biodiversiteit.
Realisering Nederlandse inzet
De inzet van de EU en Nederland was gericht op het afspreken van een moratorium inzake de bemesting van zeeën en oceanen, met uitzondering van kleinschalige wetenschappelijke projecten, en op het leveren van tijdige en adequate biodiversiteitsinformatie aan het UNFCCC-proces. Ten aanzien van beide bovenstaande punten is de inzet gerealiseerd. Daarmee werd bovendien gekozen voor een eigenstandige rol van de CBD, waarmee een einde lijkt te zijn gekomen aan slepende discussies over competenties en rollen. Uitvloeisel van deze discussie is ook een meningsverschil over terminologie: de vraag of in CBD kan worden gesproken over klimaatmitigatie en -adaptatie (conform de wens van de EU) of dat eigen terminologie (klimaat response-activiteiten) moet worden gebruikt. Uiteindelijk is de EU-wens gehonoreerd.
Gevolgen voor Nederland
De besluitvorming ondersteunt het beleid van Nederland, en heeft geen directe nieuwe gevolgen.
Dit onderwerp is o.m. relevant in het kader van het thema "Mariene Biodiversiteit" in het Beleidsprogramma Biodiversiteit, maar ook voor de thema's "Handelsketens" en "Betalen voor biodiversiteit".

3. Mariene biodiversiteit
Samenvatting voornaamste besluiten
De belangrijkste besluitvorming betreft:

1. Overeenkomen/adopteren van criteria voor het identificeren van mariene gebieden van grote ecologische waarde op Volle Zee,

2. Ondernemen van technisch/wetenschappelijk werk in de CBD om de criteria onder 1. toe te passen om daadwerkelijk gebieden te identificeren (expert workshop on identification)
3. Ondernemen van technisch/wetenschappelijk werk in de CBD om de CBD-voorzieningen m.b.t. milieueffect rapportages inzake activiteiten op Volle Zee nader uit te werken (expert workshop Environmental Impact Assessment)
Korte toelichting op discussies
Er is in constructieve sfeer onderhandeld wat heeft geresulteerd in goede voortgang in de onderhandelingen in Bonn. In tegenstelling tot eerdere gelegenheden hebben verschillen van mening over de competentie van de CBD bij beleidsontwikkeling inzake de oceanen (waarvoor het voortouw ligt bij het VN-Zeerechtverdrag) niet blokkerend gewerkt. Op alle onderdelen is overeenstemming bereikt.
Realisering Nederlandse inzet
Met het bovengenoemde resultaat is de Nederlandse inzet op hoofdlijnen gerealiseerd. Daarmee zijn enkele actiepunten uit het Beleidsprogramma Biodiversiteit ingelost, namelijk om een geconsolideerd systeem voor het identificeren van waardevolle mariene gebieden buiten nationale rechtsmacht (ongeveer 50% van het aardoppervlak) overeen te komen, om over te kunnen gaan tot het instellen van een netwerk van mariene beschermde gebieden, en om de terzake gemaakte afspraken van de WSSD uit te voeren Gevolgen voor Nederland
De uitkomsten ondersteunen het Nederlandse beleid, en hebben geen directe nieuwe gevolgen.

4. Beschermde gebieden
Samenvatting voornaamste resultaten
COP9 heeft besluiten genomen over een tweetal onderdelen van het Werkprogramma Beschermde Gebieden: verbeterde implementatie en versterking van financiering. Wat betreft het eerste gaat het m.n. om afspraken over deskundigheidsbevordering op diverse aspecten, de ontwikkeling van een mondiale lijst van alle belangrijke natuurgebieden (World Data Base of Protected Areas) en versterking van de samenwerking tussen landen en met internationale organisaties.
Het tweede onderdeel - nauw gelieerd aan het punt Financiele Hulpbronnen (zie hieronder) - betreft het versterken van de commitments van rijke landen t.o.v. ontwikkelingslanden, en het ontwikkelen van nieuwe en innovatieve financieringsmethoden (zoals betalen voor ecosysteemdiensten).
Korte toelichting op discussies.
Met betrekking tot het eerste deel (versterking implementatie) was een hoge mate van consensus ten aanzien van de noodzakelijke vervolgacties. De discussie spitste zich toe op het onderdeel " financiering". Ontwikkelingslanden, aangevoerd door Brazilië en China, bepleitten krachtige besluiten waarmee donorlanden en het Global Environment Fund zich committeren aan meer (directe) financiële steun. De ontwikkelde landen willen zich echter houden aan de afgesproken kaders voor ontwikkelingssamenwerking, en wijzen er daarbij op dat ook de ontvangende landen een verantwoordelijkheid hebben om ontwikkelingsgelden mede ten goede te laten komen aan biodiversiteit.
Realisering van Nederlandse inzet
Nederland hecht veel belang aan een goede uitvoering van dit werkprogramma. Onze prioriteiten daarbij (o.a. concrete capaciteitsopbouwactiviteiten, praktische samenwerkingsinitiatieven, aandacht voor ecologische connectiviteit en integrale benaderingen) komen naar behoren uit de verf in de besluitvorming. M.b.t. de ontwikkeling van nieuwe financieringsmethoden zoals het betalen voor ecosysteemdiensten stelt COP9 zich terughoudender op dan Nederland graag zou zien. Dit heeft te maken met de aarzeling van vooral ontwikkelingslanden die liever meer directe financiele bijdragen van donorlanden en donororganisaties ontvangen. Gevolgen voor Nederland
De besluitvorming heeft geen nieuwe (financiële) gevolgen voor Nederland. Het ondersteunt de inzet die Nederland reeds op velerlei manieren levert om bilateraal en internationaal samen te werken aan gebiedsbescherming, o.m. met ontwikkelingslanden. Het biedt daarmee een goed kader voor de prioriteiten van het Beleidsprogramma, m.n. op de thema's "ecologische netwerken" en " betalen voor biodiversiteit" .
5. Financiele hulpbronnen en richtlijnen voor het Global Environment Fund (GEF).
Samenvatting voornaamste besluiten
Er is een document aangenomen met aanbevelingen voor de GEF voor de periode 2010-2014 die deels aansluiten bij de prioriteiten die reeds in het werkprogramma 2006-2010 zijn opgenomen. Nieuw is het onderdeel over Access & Benefit Sharing (ABS) als prioriteit met een eigen uitvoerings-programma.
Er is voorts een strategie overeengekomen (Biodiversity Resource Strategy) om andere middelen voor de uitvoering van de besluiten van de CBD te genereren, o.a. via de private sector en innovatieve financieringsmechanismen. Deze bestaat uit de volgende onderdelen: (i) het verbeteren van de informatie over de hoogte van de bedragen die nodig zijn; (ii) capaciteit in de landen versterken om middelen te genereren; (iii) bestaande financiële instituties versterken; (iv) succesvolle innovatieve mechanismen en instrumenten opschalen; (v) biodiversiteit en ecosysteemdiensten opnemen in ontwikkelingsplannen en in het algemeen het werk van de CBD meer te verbinden met de Millennium Development Goals. Korte toelichting op de discussies
Er is lang gesproken over de vraag of het niet te vroeg is om de GEF ook al een uitvoeringsprogramma ABS te geven omdat het ABS regime er nog niet is. Omdat de aanbevelingen het programma vanaf 2010 betreft is besloten dit wel te doen en in een voetnoot een voorbehoud op te nemen. Brazilië en Columbia probeerden diverse inhoudelijke discussie nog eens dun over te doen bij het bepalen van de werktitels voor de programmaprioriteiten voor de GEF en de indicatoren om de uitkomsten te meten. Wat betreft de strategie om meer fondsen te genereren werd lang gediscussieerd over de passage waarin de donorlanden werden opgeroepen aan de 0.7 % verplichting (percentage BNP voor OS-doelen) te voldoen. De Afrikaanse groep, gesteund door Brazilië en Colombia, wilden dit in een operationele paragraaf opgenomen hebben. Binnen de EU was hier verdeeldheid over en is er in de onderhandelingen naar gestreefd om te verwijzen naar de "Monterrey-consensus" waarin óók verplichtingen voor ontwikkelingslanden zijn opgenomen zoals goed bestuur.
Realisering Nederlandse inzet

* De Nederlandse inzet had vooral een efficiencyslag voor ogen. Immers, omdat het GEF de verantwoordelijkheid heeft voor de financiering van de uitvoering van een aantal milieuverdragen, die allemaal een apart loket hebben, zou het goed zijn dit op landenniveau te integreren. Hiermee kunnen ontwikkelingslanden brede milieubeleidsprogramma's en projecten integraal financieren.
* De inzet wat betreft de nationale samenwerking is gehaald. In de aanbevelingen aan het GEF wordt opgeroepen de samenwerking tussen de nationale focal points van de milieuverdragen te stimuleren. Tijdens de discussie bleek echter wel dat de inhoudelijke synergie tussen de verdragen moeilijk in de besluiten van de CBD vast te leggen is. Sommige landen (m.n. Brazilië) willen alle discussies gescheiden houden ("klimaat daar praten we alleen over bij het klimaatverdrag"). De scheiding in de mandaten wordt door hen doorgetrokken in de financieringsdiscussie . Gevolgen voor Nederland
Vooral in de strategie die is aangenomen om nieuwe fondsen te werven zijn veel verwijzingen gedaan naar het opschroeven van hulp. Omdat Nederland een grote donor is aan de GEF en verder voldoet aan alle verplichtingen die in Monterrey zijn afgesproken zijn er geen gevolgen voor de Nederlandse bijdrage.
Dit onderwerp is relevant in het kader van het thema "Betalen voor Biodiversiteit" maar indirekt ook voor andere prioriteiten van het Beleidsprogramma Biodiversiteit. Korte toelichting op GEF
Financiering van activiteiten om de doelstellingen van de CBD in ontwikkelingslanden en landen in transitie uit te voeren vindt voor een groot deel plaats via de Global Environment Facility (GEF), ook genoemd het 'financiële mechanisme van de CBD'.
* Het GEF is een intergouvernementele organisatie die financiering levert aan projecten en programma's om landen in staat te stellen uitvoering te geven aan de verschillende milieu- verdragen waarvan de CBD er één is.

* Het GEF fonds wordt gevuld door donorlanden; Nederland heeft voor de periode 2006- 2010 een bijdrage toegezegd van 90 miljoen euro (van de 3130 miljoen in totaal) en is daarmee de negende donor; ruim een derde van dit bedrag gaat naar biodiversiteit. Het financiële mechanisme is een belangrijk agendapunt voor iedere Conferentie van Partijen; hier worden immers gezamenlijk de richtlijnen vastgesteld voor de besteding van de fondsen uit het GEF.

6. Biobrandstoffen/Agrobiodiversiteit
Samenvatting voornaamste besluiten.
Onder het agendapunt Agrobiodiversiteit zijn twee onderwerpen behandeld, te weten Evaluatie Meerjarenwerkprogramma agrobiodiversiteit (A) en biobrandstoffen (B). A. Evaluatie werkprogramma Biodiversiteit
De Partijen hebben afgesproken om de invloed van de landbouw op het halen van de 2010- doelstelling inzichtelijk te maken en agrobiodiversiteit te benutten om de landbouw te verduurzamen. FAO wordt gevraagd informatie te verzamelen en te verspreiden over de effecten van landbouw (positief en negatief) op biodiversiteit, en over het gebruik van de ecosysteembenadering in de landbouw. De CBD zal samen met FAO een werkplan opstellen over de relatie Biodiversiteit en Landbouw / Voedsel(zekerheid). B. Biobrandstoffen
De Partijen hebben afgesproken dat bij de duurzame productie van biobrandstoffen de negatieve effecten zullen worden geminimaliseerd en de positieve voor biodiversiteit onder de aandacht worden gebracht. Er komen regionale workshops over duurzame productie en gebruik van biobrandstoffen te organiseren. Op basis van de uitkomsten van de workshops wordt verdere uitwerking gegeven aan richtlijnen en duurzaamheidscriteria. Korte toelichting op discussies
De besluitvorming over het Werkprogramma Agrobiodiversiteit verliep soepel. Onder meer werd besloten de relatie agrobiodiversiteit en landschap als activiteit mee te nemen; Nederland heeft hier op aangedrongen.
Bij het onderdeel biobrandstoffen ontstond aanvankelijk een grote impasse. Uiteindelijk is een overeenkomst bereikt welke de rol van CBD erkent, maar de voorstellen voor het opstellen van richtlijnen werden aanzienlijk afgezwakt. Tijdens COP10 zal - op basis van de resultaten van de regionale workshops - worden getracht alsnog tot richtlijnen te komen. Realisering van de Nederlandse inzet
De uitkomsten van de discussie over het Werkprogramma Agrobiodiversiteit sluit goed aan bij de opvattingen en inzet van Nederland. Specifieke Nederlandse aandachtspunten zoals de relatie met het landschap en de aandacht voor ecosysteemdiensten komen goed uit de verf. De door Nederland voorgestelde rapportage over Bodembiodiversiteit is eveneens overeind gebleven
Ten aanzien van biobrandstoffen geldt dat Nederland graag een voortvarender besluit ten aanzien van de opstelling van duurzaamheidscriteria had gezien; wel is er tevredenheid omdat COP9 heeft ingestemd met een proces in die richting. Gevolgen voor Nederland
De besluitvorming heeft geen directe gevolgen voor het Nederlandse beleid. Een actieve opstelling m.b.t. de bijdrage van de CBD aan de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria ligt voor de hand. Dit sluit aan bij de doelstellingen van het Beleidsprogramma Biodiversiteit.
7. Bossenbiodiversiteit
Samenvatting belangrijkste besluiten:
Belangrijke aanleiding voor besluiten op het gebied van biodiversiteit in bossen was de herziening en evaluatie van de implementatie van het Werkprogramma Bossenbiodiversiteit, maar ook de alarmerende achteruitgang van de biodiversiteit door de voortgaande ontbossing. Belangrijke besluiten zijn:

* Het versterken van het bestuur van bossen en de handhaving van boswetten alsmede het nemen van wettelijke en niet-wettelijke maatregelen om de illegale oogst van hout en niet-houtproducten en de daaraan gerelateerde handel te voorkomen.
* Erkenning van het belang van certificering van hout en van systemen die het hout volgen om zo het gebruik van duurzaam en legaal hout te bevorderen. Dat gold ook voor het privaat en publiek aanbestedingenbeleid;

* De introductie van genetisch gemodificeerde bomen en het daarvoor noodzakelijke onderzoek moet aan zeer strenge eisen voldoen

* Activiteiten gericht op het reduceren van emissies van broeikasgassen afkomstig van ontbossing en bosdegradatie in ontwikkelingslanden mogen niet ten koste gaan van de biodiversiteit. Zij moeten integendeel voordeel opleveren voor biodiversiteit en waar mogelijk ook voor de lokale bevolking, waarbij hun rechten gerespecteerd moeten worden
Korte toelichting op de discussies
Centraal thema in de discussie over alle besluiten was dat met name bosrijke landen als Brazilië, Colombia, maar ook bijvoorbeeld Maleisië geen inmenging wilden in hun nationale aangelegenheden. Een begrip als illegaal hout werd niet geaccepteerd omdat zij dit onduidelijk vonden en zelf willen bepalen wat illegaal is. Overigens werd de EU op veel punten door Afrikaanse landen ondersteund.
Over de introductie van genetische gemodificeerde bomen liepen de meningen sterk uiteen: van een moratorium (Afrikaanse landen), toepassing van een streng voorzorgbeginselregime (EU) tot een lichter regime (Brazilie, Nieuw Zeeland). Realisering Nederlandse inzet:
De Nederlandse inzet komt goed tot uitdrukking in de besluiten alhoewel deze nog meer uitvoeringsgericht hadden mogen zijn. Het belang van goed bosbestuur en de aanpak van illegaal hout en de handel staan goed in het besluit. Ook zijn de belangen van inheemse volken goed vastgelegd.
Gevolgen voor Nederland:
De besluiten hebben geen grote gevolgen voor Nederland en geen financiële implicaties. De afspraken ondersteunen het Nederlandse beleid ten aanzien van Bossenbiodiversiteit zoals vastgelegd in het Beleidsprogramma Biodiversiteit, onderdeel "handelsketens".
2 juni 2008