Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Reactie op advies RLG 'Kaders zo helder als water'

23 juni 2008 - kamerstuk

Directie Regionale Zaken

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal


Postbus 20018

2500 EA 's-GRAVENHAGE

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum

DRZZ. 2008/1820 juni 2008 23 onderwerp bijlagen

Reactie op advies RLG "Kaders zo helder 2 als water"
Geachte Voorzitter,

De Raad voor het Landelijk gebied (RLG) heeft in maart 2008 op mijn verzoek een advies uitgebracht over de rijksrol bij de landbouwzoetwatervoorziening in de verziltende delta. Hierbij ontvangt u dit advies en tevens, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mijn reactie op dit advies.

Aanleiding
In 2003 heeft het kabinet aan de provincies gevraagd om in samenwerking met het Rijk een fundamentele discussie te voeren over een meer natuurlijke, duurzame zoetwater- situatie voor de landbouw in de Zeeuwse, Zuid-Hollandse en Noord-Brabantse delta (de zuidwestelijke delta). De directe aanleiding daarvoor was de gezamenlijke visie van de provincies: "De Delta in Zicht; een Integrale Visie op de Deltawateren" en het besluit om de Haringvlietsluizen op een kier te zetten. Daarnaast wordt in een planstudie bezien of een omschakeling van zoet naar zout een oplossing is voor de huidige blauwalgenproblematiek in het Volkerak- Zoommeer. Dit betekent herstel van een bepaalde mate van estuariene dynamiek. Dat leidt tot een toenemende verzilting in de delta met gevolgen voor de beschikbaarheid van zoetwater voor onder andere de landbouw.

Deze ontwikkelingen lopen vooruit op de gevolgen van klimaatverandering. Bij een combinatie van zeespiegelstijging en geringe rivierafvoer in de zomer zal de verziltingdruk in de zuidwestelijke delta over een termijn van 50 tot 100 jaar toenemen en de beschik- baarheid van zoetwater afnemen. Ook zal er gemiddeld minder neerslag vallen en slaat in het "warm-plus-klimaatscenario" het huidige neerslagoverschot om naar een neerslag-

tekort. Bij een ongewijzigd beleid zal verdroging van de zuidwestelijk delta dan het gevolg zijn.

De discussie over mogelijke oplossingen voor de geschetste problematiek in de zuid- westelijke delta loopt als het ware op de landelijke discussie vooruit. De regionale discus- sie is medebepalend voor de aanpak van de vraagstukken van klimaatverandering en
-adaptatie en van de te verwachten toename van verzilting en verdroging.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 23 juni 2008 DRZZ. 2008/1820 2

Voorziening en efficiënte benutting van zoetwater zijn regio-overstijgende onderwerpen die duidelijke relaties hebben met de discussie over de zoetwaterverdeling op nationaal niveau. Hierbij zullen duurzaamheid en klimaatbestendigheid belangrijke issues zijn. In 2004 heeft de Deltaraad, waarin de provincies en het Rijk bestuurlijk vertegenwoordigd zijn, besloten de discussie over een meer natuurlijke, duurzame zoetwatersituatie in de zuidwestelijke delta met alle relevante partijen op te starten. De Deltaraad beoogt met een dergelijk gebiedsproces de regionale en lokale partijen te betrekken bij de discussie over onder andere de zoetwatersituatie van de landbouw. De regionale discussie over de zoetwatervoorziening in de zuidwestelijke delta vindt met voorrang plaats in de gebieden die grenzen aan het Volkerak-Zoommeer. Een zout Volkerak-Zoommeer zal namelijk betekenen dat er geen zoet water meer beschikbaar is voor de landbouw vanuit dat rijkswater.
De regionale discussie is gestart met de pilot Tholen/Philipsland. Deze is eind 2006 afgerond. Ervaringen met deze pilot zijn de basis geweest voor het advies van de raad en de ervaringen zijn ook benut in West-Brabant waar de regionale discussie in december 2007 is begonnen. Hierna wordt de regionale discussie vervolgd in het gebied de Brabantse Wal/Reigersbergsche Polder en de overige gebieden in de zuidwestelijke delta.

Het Rijk heeft bij de pilot Tholen de verantwoordelijkheid voor de aansturing van het proces en de inhoud in handen gegeven van de provincie Zeeland conform het sturings- model landelijk gebied (de provincie is regisseur van het landelijke gebied). Het Rijk zelf heeft geredeneerd vanuit dit sturingsmodel en heeft daarom in beperkte mate deel- genomen aan de pilot.
De uitkomst van de pilot, een sifon onder het Rijn-Scheldekanaal, gaf het Rijk aanleiding tot vragen over alternatieve oplossingen, de maatschappelijke kosten en baten en de duurzaamheid van de voorgestelde oplossing. Dit mede gelet op de verwachte klimaat- verandering op langer termijn en de gevolgen daarvan voor zoetwater in de zuidwestelijk delta.

Vragen aan de Raad voor het landelijk Gebied
Gezien de ingewikkelde problematiek en de moeilijke zoektocht naar oplossings- richtingen, de ervaringen met de pilot Tholen, de rol van het Rijk in deze discussie en de financieel-maatschappelijke consequenties van de oplossingsrichtingen heb ik de Raad voor het Landelijk Gebied gevraagd (brief 13 juli 2007, kenmerk DRZZ.2007/2213) mij te adviseren over het volgende:

1. Mogelijke oplossingrichtingen voor de spanning tussen de vraag naar zoetwater en verzilting van de delta met specifieke aandacht voor: o voor- en nadelen;
o financieringsmogelijkheden;
o de landelijke context;
o uitkomsten van al verrichte scenario's en al gevoerde discussies.
2. Organisatie van het gebiedsproces met als doel de aangegeven oplossingen o bestuurlijk en maatschappelijk geaccepteerd te krijgen; o te doen realiseren.

3. Opheffen van ontstane spanning tussen partijen.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 23 juni 2008 DRZZ. 2008/1820 3

Het advies "Kaders zo helder als water"
De raad geeft aan met het advies een bijdrage te willen leveren aan de positiebepaling van de rijksoverheid binnen gebiedsprocessen in het algemeen waarin de spannings- velden tussen centraal en decentraal en tussen overheid en maatschappelijke organisaties altijd aan de orde zijn. De raad vindt het in dit geval niet haar taak een oplossing te kiezen, maar vindt dat betrokkenen zelf met een oplossing moeten komen. De raad komt tot 4 aanbevelingen, die in volgorde van urgentie zijn gerangschikt en die ik hieronder kort zal behandelen.


1. "De raad adviseert de Staatssecretaris van V&W op nationaal niveau de discussie te starten over de duurzame zoetwaterverdeling over de regio's. Vanwege de te verwach- ten structurele zoetwatertekorten als gevolg van klimaatverandering dient de huidige verdeelsleutel tijdig te worden herijkt".
De Watervisie (de kabinetsvisie op het waterbeleid, 2007) meldt dat aan de hand van de update van de droogtestudie wordt besloten of de zogenaamde verdringingsreeks1 aanpassing behoeft en of de meest recente klimaatscenario's grootschalige maat- regelen rechtvaardigen om gebieden van zoet water te blijven voorzien. Tevens is aangekondigd dat het kabinet zal verkennen welke duurzame oplossingen voor de verziltingproblemen mogelijk zijn en dat het kabinet een "Nationaal Waterplan" zal opstellen. De Deltacommissie, ingesteld door de staatssecretaris van V&W om haar te adviseren over de gevolgen van de klimaatveranderingen voor de veiligheid van Nederland op de langere termijn (2100), zal naar verwachting de verzilting ook betrekken in haar advies. Het Rijk zal in het Nationaal Waterplan aankondigen welke vervolgacties zij hiervoor op nationaal niveau wil ondernemen. Uit de regionale discussies kunnen ook oplossingsrichtingen voortvloeien, die voor de korte termijn een goede oplossing vormen en passen binnen de zoektocht naar een duurzame en klimaatbestendige zoetwatervoorziening op de langere termijn.


2. "De raad adviseert de minister van LNV binnen de bestuursfilosofie `centraal wat moet, decentraal wat kan' bij gebiedsprocessen meer aandacht te besteden aan `centraal wat moet'."
De raad adviseert de rijksoverheid feitelijk om deel te nemen aan gebiedsprocessen en op basis van publieke belangen die zij vertegenwoordigt de problematiek in te brengen, helder te zijn over verantwoordelijkheden, randvoorwaarden en over de mogelijkheden om kennis te leveren.
Het meest wezenlijke leerpunt van de pilot Tholen is dat het Rijk zich niet afzijdig kan opstellen in dit soort ingrijpende gebiedsprocessen. Ik kan mij daarom vinden in genoemde aanbeveling en ik ben van mening dat deze door moet werken in andere gebiedsprocessen in Nederland. De aanbeveling is al toegepast bij de recente regionale discussie over zoetwater in West-Brabant. In tegenstelling tot de pilot St. Philipsland en Tholen hebben LNV en V&W volop aan deze discussie deelgenomen.


1 De landelijke verdringingsreeks bepaalt de verdeling van het beschikbare rijkswater in tijden van watertekort. De verdringingsreeks is opgezet om prioriteiten te kunnen geven aan de verschillende watervragers.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 23 juni 2008 DRZZ. 2008/1820 4

Beide departementen hebben met meer nadruk invulling gegeven aan `centraal wat moet'. Dat hebben zij gedaan door de klimaatverandering (naast verzilting van het Volkerak-Zoommeer) als problematiek in te brengen en door duidelijk te zijn over randvoorwaarden, belangen en standpunten van het Rijk. Ook hebben zij er op aan- gedrongen meerdere oplossingsrichtingen te bedenken. Tijdens het proces vervulden zij vooral de rollen van adviseur, facilitator van kennis en bewaker van publieke belangen en randvoorwaarden.


3. "De raad adviseert de minister van LNV de problematiek in de gehele zuidwestelijke delta te benaderen als een maatschappelijk-politieke kwestie en niet als een probleem waarover een objectief te bepalen oplossing mogelijk is. De oplossing ligt in een gesprek tussen betrokkenen. De klimaatproblematiek dient daarbij kaderstellend te zijn. Maatwerk is nodig om opties op (deel)gebiedsniveau te analyseren." De raad geeft hiermee aan dat de uiteindelijke keuze voor een verbetering van de zoetwatersituatie wordt bepaald door `wat wil je' en `wat heb je er voor over' en door een toets op duurzaamheid. Dit geldt zowel voor overheden als voor gebruikers en belangenorganisaties. Inmiddels is voor West-Brabant een oplossing gevonden die draagvlak bij vele betrokken partijen lijkt te hebben. Deze oplossing wil het Rijk echter nog wel in het bredere kader van de zuidwestelijke delta (samenhang tussen de gekozen oplossingen), en het nationale waterverdelingsvraagstuk beschouwen.


4. "Voor de specifieke situatie op St. Philipsland en Tholen adviseert de raad de minister van LNV de oplossing die door partijen is voorgesteld, te toetsen aan uitgangspunten voor behoorlijk bestuur."
Deze aanbeveling betekent dat de uitkomst van de pilot, een sifon onder het Rijn- Scheldekanaal, getoetst moet worden op duurzaamheid. Dit met het oog op de verwachte klimaatverandering op langere termijn en de gevolgen daarvan voor zoet- water in de zuidwestelijke delta. De discussie over de zoetwatervoorziening van St. Philipsland en Tholen is mijns inziens daarmee nog niet afgerond en moet, net als de uitkomsten van alle regionale discussies nog in het bredere kader van de zuidwestelijke delta worden bezien.

De planstudie over een mogelijk zout Volkerak-Zoommeer zal ook ingaan op de duurzame invulling van een adequate zoetwatervoorziening voor de zuidwestelijke delta. De resul- taten zullen na de zomer worden besproken in de Deltaraad. Vervolgens zal de staats- secretaris van Verkeer en Waterstaat, in afstemming met de bewindslieden van LNV en VROM, hierover een besluit nemen.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


---- --