Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Factsheet Mei 2008, nummer 5

LCOJ-Monitor 2007 Leerlingenzorg en Zorg- en advies- teams in het onderwijs

Zorg- en adviesteams (ZAT's) zijn multidisciplinaire teams, waarin instellingen die zorg en ondersteuning bieden aan jeugdigen en hun ouders, aansluiten bij de zorg die door de scho- len wordt geboden. Scholen kunnen vroegtijdig signalen bij jeugdigen herkennen die erop wijzen dat extra zorg of hulpverlening nodig is. De ZAT's zorgen er voor dat die signalen snel en vakkundig beoordeeld worden en dat zo snel mogelijk de juiste hulp of ondersteuning wordt ingeschakeld voor de leerling, de ouders en de leerkrachten. Het Kabinet streeft naar een landelijke dekking van goed werkende ZAT's in primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. In dit factsheet zijn de resultaten vervat van het onderzoek naar de vorming van ZAT's (en zorgteams) in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs.

Alvorens we de ontwikkelingen van de leerlingenzorg en ZAT's per onderwijssector afzonderlijk belichten, presenteren we kort de groei van het aandeel ZAT's in het onderwijs. In de onderstaande figuur is voor elke onderwijssector de dekkingsgraad van ZAT's voor de periode 2003-2007 weergegeven.

Figuur 1 Ontwikkeling dekkingsgraad ZAT's naar onderwijssector, Het voortgezet onderwijs heeft van alle sec- 2003-2007 toren de afgelopen vier jaar het hoogste per- 100 centage ZAT's (van 60% naar 92%). In deze % sector is de ZAT-ontwikkeling al langer gele- 90 den ingezet. 80
zorgteams In het primair onderwijs is het percentage
70                                                                 ZAT's voor regionale netwerken van scholen
(WSNS-verbanden) vergeleken met 2003
60
bijna verdubbeld: van 32% naar 60%. Daar- 50 naast zijn er in 71% van de WSNS-verbanden zorgteams actief op aangesloten scholen. 40
30 Het MBO kent ook een sterke toename van primair onderwijs voortgezet onderwijs mbo de Zorg- en adviesteams. In deze sector is de 2003 2004 2006 2007 dekking van de ZAT's sinds 2003 van 42% naar 75% gegaan. bron: NJi/LCOJ

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

ZAT'S EN ZORGTEAMS IN verkenning door middel van gesprekken, screening en HET PRIMAIR ONDERWIJS aanvullende diagnostiek (87%).

Daarnaast bereidt een ruime meerderheid van de ZAT's de indicatiestelling voor bureau jeugdzorg voor, worden Groei van ZAT's en zorgteams afspraken gemaakt met externe instellingen over de inzet In 60% van de WSNS-verbanden in Nederland is een bo- op scholen voor preventieve programma's en verlenen venschools ZAT actief. In 2005 had 52% van de WSNS- ZAT's kortdurende hulp of begeleiding aan leerlingen en verbanden een ZAT. ouders. Een ZAT in het primair onderwijs (basisonderwijs en speciaal basisonderwijs) is beschikbaar voor gemiddeld Werkwijze van de ZAT's 6.770 leerlingen en een ZAT bedient gemiddeld 31 basis- Het ZAT komt in 30% van de WSNS-verbanden minstens scholen. een keer per twee weken bij elkaar (waarvan 13% een keer per week), in 25% minstens een keer per vier weken Daarnaast groeide in dezelfde periode het aandeel en in 40% van de samenwerkingsverbanden minstens WSNS-verbanden waarin op de aangesloten basisscholen een keer per zes weken. zorgteams actief zijn van 52% naar 71%.
In 81% van de WSNS-verbanden bestaat er een procedu- In 40% van de WSNS-verbanden functioneren zowel re voor de meerderheid van de scholen hoe een leerling bovenschoolse ZAT's als zorgteams op de aangesloten door de school bij het ZAT voor een casusbespreking basisscholen en bij twee procent zijn ZAT's noch zorg- moet worden aangemeld. Een casus wordt bij 75% van de teams actief. ZAT's schriftelijk aangemeld, waarvan 72% met een stan- daardformulier. Figuur 2 Dekking primair onderwijs naar ZAT's en zorg- Negen van iedere tien ZAT's (92%) hebben de dossier- teams, 2007 (n=112, in procenten) vorming van het casusoverleg geregeld. De helft van de ZAT's (54%) heeft een protocol waarin de privacy wordt gegarandeerd bij de uitwisseling van zorg- informatie over leerlingen in het ZAT.

ZAT én zorgteams 40
alleen ZAT 31 Het aantal leerlingen dat in een casusbespreking wordt alleen zorgteams 21
geen van beide besproken varieert over de WSNS-verbanden van een tot twintig leerlingen. Gemiddeld worden er 6,9 leerlingen 2 per keer besproken.

In minimaal de helft van de ZAT's komen regelmatig tot zeer vaak de volgende thema's aan de orde: opvoedings- problemen (76%), gedragsproblemen in combinatie met bron: NJi/LCOJ leerproblemen (72%), onhandelbaar gedrag in de klas of op school (68%), gezinsproblemen waarbij er sprake is Vier kernfuncties van het ZAT van opvoedingsonmacht bij de ouders (66%), ontwikke- De meest voorkomende functies van het ZAT zijn in een lingsstoornissen zoals ADHD of autisme-spectrum-stoor- topvier samen te vatten. Het zijn de interdisciplinaire nissen (61%) en agressief gedrag (58%). probleemanalyse van ingebrachte casussen door deel- nemers van het ZAT (98%), de verwijzing en toeleiding Deelnemende instellingen aan van leerlingen naar externe instellingen en trajecten het ZAT in het primair onderwijs (95%), consultatie en advisering van schoolmedewerkers Het ZAT wordt gevormd door medewerkers of vertegen- over ingebrachte casussen (94%), en verdere probleem- woordigers van het WSNS-verband en medewerkers van externe instellingen. In het `Referentiemodel aansluiting 2

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

jeugdzorg en lokale voorzieningen bij het primair onder- Borging afspraken inzet in ZAT wijs' (LCOJ/NJi) vormen vier externe instellingen de niet overal gemeengoed romp van het ZAT. Dat zijn de jeugdgezondheidszorg, het maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg en de REC's. De De formalisering van de inzet van de kerninstellingen praktijk laat zien dat drie van deze vier instellingen in ho- van het ZAT wisselt sterk over de WSNS-verbanden. Een ge mate participeren in het ZAT: de jeugdgezondheids- kleine meerderheid van de instellingen voor maatschap- zorg (93%) en het maatschappelijk werk en bureau pelijk werk (64%), jeugdgezondheidszorg (60%) en jeugdzorg (elk 88%). Alleen de deelname van het REC- bureau jeugdzorg (59%) heeft de samenwerking en inzet cluster 4 blijft met 50% deelname nog achter. schriftelijk vastgelegd. Bij het REC-cluster 4 is dat zelfs de helft minder (31%). Figuur 3 Samenstelling ZAT's naar deelnemende
instellingen en frequentie, 2007 (n=67) ZAT's positief over functioneren jeugdgezondheidszorg De WSNS-verbanden hebben het functioneren van het maatschappelijk werk
bureau jeugdzorg eigen ZAT beoordeeld. Dit is gedaan voor zestien afzon- REC cluster 4 derlijke aspecten. Leerplicht Er komt een zeer positief beeld naar voren; acht aspecten OBD
jeugd-GGZ worden door meer dan 70% als goed tot zeer goed MEE beoordeeld. Dat zijn: politie
peuterspeelzalen · expertise van deelnemers; REC cluster 3
kinderopvang · voorzitterschap; opvoedingsondersteuning · samenwerking tussen deelnemers; CJG / OKC
andere instelling · nakomen van afspraken;
---
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 · structuur en planmatig verloop van casusoverleg; altijd op verzoek · zorgvuldigheid bij uitwisseling van gegevens;
· duidelijke verslaglegging van ZAT-afspraken; In vergelijking met 2005 maken bureau jeugdzorg, de · aantal deelnemers van ZAT in relatie tot effectiviteit. leerplichtambtenaar, de jeugd-ggz, politie, MEE, instel- lingen voor kinderopvang en peuterspeelzalen vaker deel Een matige of slechte beoordeling wordt gegeven voor: uit van het ZAT. De onderwijsbegeleidingsdienst (obd) · de inzet / mandatering van externe instellingen; neemt in 2007 juist minder vaak deel dan in 2005. · overige randvoorwaarden voor functioneren;
· de aard van hulpprogramma's van het ZAT; Bijna de helft van de ZAT's (45%) bestaat uit alle vier · de omvang van hulpprogramma's van het ZAT. kerninstellingen. Daarmee is overigens niet gezegd dat zij aan alle casusbesprekingen deelnemen maar wel dat zij Bemoedigende resultaten ZAT's deel uitmaken van het ZAT. Bij 35% participeren jeugd- In de monitor is aandacht besteed aan de resultaten die gezondheidszorg, maatschappelijk werk en bureau de ZAT's volgens de WSNS-verbanden behalen. Een rui- jeugdzorg maar ontbreekt het REC-4.
me meerderheid (82%) is van oordeel dat cliënten doel-

treffend en adequaat tot zeer adequaat worden geholpen Bij 81% van de ZAT's nemen intern begeleiders van de door het ZAT. scholen deel, van wie bijna de helft (47%) altijd en 37% Op vier van zeventien in de vragenlijst voorgelegde resul- op afroep. De schoolmaatschappelijk werker van de
taatgebieden behaalt minimaal de helft van de ZAT's school wier leerling wordt besproken is bij 70% van de (zeer) hoge resultaten. Dat zijn: ZAT's soms (38%) of altijd (32%) present. · meer doeltreffende aanpak van problemen; Leerkrachten worden bij 62% van de ZAT's uitgenodigd. · betere afstemming onderwijszorg en externe hulp; De coördinator van het WSNS-verband neemt bij een · sneller mobiliseren passende begeleiding of hulp; minderheid van de ZAT's deel aan de besprekingen. Een · betere probleemtaxatie en diagnostiek. kwart van de ZAT's (26%) nodigt ouders uit om bij de

bespreking aanwezig te zijn.
3

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

Op de volgende gebieden echter scoren de ZAT's volgens keer zoveel WSNS-verbanden (69%) hebben dat (nog) een derde tot de helft van de WSNS-coördinatoren niet of niet gedaan. nauwelijks:

· verbetering van relatie tussen ouders en school; Doorgaande zorglijnen
· meer concentratie van leerkrachten op onderwijs; De helft van de WSNS-verbanden (50%) heeft met kin-
· verbetering van het schoolklimaat. derdagverblijven en/of peuterspeelzalen afspraken ge- Maatschappelijk werk en jeugd- maakt om bij de overgang naar het basisonderwijs sys- tematisch zorginformatie van kinderen te verschaffen gezondheidszorg kern zorgteam aan de basisschool. Naast de intern begeleider maken de (school)maatschap- Bij de overgang naar het voortgezet onderwijs bestaat er pelijk werker en de jeugdarts/-verpleegkundige volgens in de WSNS-verbanden vaker dan bij de overgang naar respectievelijk 60% en 46% van de WSNS-verbanden op het basisonderwijs een doorgaande zorglijn (57%). minimaal de helft van de scholen deel uit van het zorg- team. Van andere deelnemende instellingen speelt de De jeugdgezondheidszorg levert in 2007 in 24% van de obd op minimaal 50% van de scholen een belangrijke rol WSNS-verbanden systematisch preventieve informatie in het zorgteam. aan scholen over 0-4 jarigen bij de overgang naar het basisonderwijs. Net als bij de samenstelling van de ZAT's is het interes- sant om vast te stellen in welke mate de zorgteams Beperkt overleg met overheden bestaan uit beide kerninstellingen maatschappelijk werk over zorgvoorzieningen en jeugdgezondheidszorg. Daarbij gaan we uit van een Een vijfde van de WSNS-verbanden (21%) voert perio- ruwe schatting, omdat we niet van elke school weten of diek bestuurlijk/ambtelijk overleg met de provincie of deze over een zorgteam beschikt en hoe het zorgteam is grootstedelijke regio over de inzet van bureau jeugdzorg samengesteld. In 24% van de WSNS-verbanden is de in het bovenschoolse ZAT. Driekwart van de WSNS- meerderheid van de zorgteams (ten minste) samen- verbanden (77%) doet dit niet maar 22% rapporteert dit gesteld uit een medewerker van het schoolmaatschap- te willen gaan doen. pelijk werk én de jeugdgezondheidszorg.
Weinig afspraken over kwali- Met de gemeente wordt vaker overleg gevoerd. Vier van iedere tien samenwerkingsverbanden (42%) voeren gere- teitseisen zorgteams geld overleg met de gemeente(n) over de inzet van de Zorgteams op scholen vervullen verschillende functies. gemeentelijk gefinancierde instellingen in zorgteams, Twee functies worden volgens driekwart van de WSNS- zoals de jeugdgezondheidszorg en het maatschappelijk verbanden in hoge mate door zorgteams worden vervuld: werk. De helft (48%) geeft aan geen overleg met de ge- de nadere verkenning van problemen van leerlingen meente over dit thema te voeren. en/of ouders (79%) en de consultatie van medewerkers van de school naar aanleiding van ingebrachte gevallen Bestuurlijk overleg tussen het onderwijs en provincie, (77%). Drie andere functies worden volgens minimaal de gemeente of instellingen over de inzet van externe instel- helft van de WSNS-verbanden ook in hoge mate vervuld: lingen in het ZAT wordt in 45% van de WSNS-verbanden interdisciplinaire bespreking van ingebrachte casussen (met een ZAT of een ZAT in voorbereiding) gevoerd door (61%), registratie van de activiteiten in het leerlingvolg- de coördinator of directeur van het samenwerkingsver- systeem en zorgdossiers (55%) en de bijdrage aan het band. Bij 26% is dat een taak van het bestuur van het formuleren van handelingsplannen van de school (51%). samenwerkingsverband. De kwaliteit van de zorgteams lijkt nog niet hoog te staan Driekwart van de WSNS-verbanden (74%) rapporteert op de agenda van WSNS-verbanden, schoolbesturen en dat er periodiek bestuurlijk of beleidsmatig overleg wordt zorgteams. Een derde van de WSNS-verbanden (30%) gevoerd tussen de schoolbesturen van het samenwer- meldt dat er over kwaliteitseisen waaraan de zorgteams kingsverband en gemeenten over de Lokaal Educatieve moeten voldoen afspraken zijn gemaakt en ruim twee Agenda.

4

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

ZAT'S IN HET VOORTGEZET In 2007 kan 80% van de scholen leerlingen plaatsen op ONDERWIJS een reboundvoorziening van het samenwerkingsverband. Dat is 13% meer dan in 2006 en bijna twee keer zoveel als in 2004.

Leerlingenzorg op school goed Een vijfde van de scholen (20%) beschikt (daarnaast ook) geregeld over een schoolinterne opvangklas voor gedragsmoeilijke leerlingen. In totaal heeft in 2007 85% van de scholen De schoolinterne leerlingenzorg is in het voortgezet on- toegang tot een reboundvoorziening. derwijs de afgelopen jaren sterk tot ontwikkeling geko- men. Negen van iedere tien scholen (88%) hebben de inhoud en organisatie van de leerlingenzorg vastgelegd in Regionale verschillen in voor- een beleidsdocument. komen ZAT's op vo-scholen Negen van iedere tien vestigingen voor voortgezet onder- Bijna alle scholen voor voortgezet onderwijs in Neder- wijs in Nederland (92%) hebben een ZAT, 3% meer dan land hebben een of meer zorgcoördinatoren in dienst in 2006. In 2004 was dit aandeel nog 60%. (95%) en 86% van de scholen heeft een intern zorgteam, een intern overleg van eigen medewerkers voor het be- Een doorsnee ZAT in het voortgezet onderwijs is beschik- spreken van leer-, sociaal-emotionele en gedragsproble- baar voor 717 leerlingen. De helft van de scholen heeft men van leerlingen. een ZAT dat werkt voor 587 of een kleiner aantal leer- lingen. Op 96% van de scholen vindt begeleiding van leerlingen plaats via het mentoraat en 91% beschikt over een ver- Scholen met ZAT's zijn niet gelijkelijk over Nederland ge- trouwenspersoon. Zestig procent van de scholen heeft spreid. In vijf provincies en in twee grootstedelijke jeugd- orthopedagogen, schoolpsychologen of schoolmaat- zorgregio's meten we over 2006 en 2007 een bovenge- schappelijk werkers onder het eigen personeel, meer dan middeld percentage scholen met een ZAT. in 2006.
Figuur 4 Scholen met een ZAT naar provincie/groot- Scholen hebben een breed aanbod van aanvullende zorg- stedelijke regio (tweejaarlijks gemiddelde programma's, zoals faalangsttrainingen (79%), specifieke 2006-2007; n=1341) hulp bij dyslexie (77%), sociale-vaardigheidstrainingen (73%) en anti-pestprogramma's (5o%).

Als scholen bepaalde problemen van leerlingen zelf niet kunnen oplossen en/of ondersteuning nodig hebben
wordt er door 92% net als in voorgaande jaren volgens een vaste procedure gewerkt bij de inschakeling van of doorverwijzing naar externe instellingen.
Gebruik reboundvoorzieningen Nederland = 92% 71%-86% uitgebreid 87%-91% 92%-100%

Een van de zorgvoorzieningen van scholen en samenwer- In Friesland, Utrecht, Zeeland en Noord-Brabant blijft kingsverbanden voortgezet onderwijs is de rebound. het aandeel ZAT's (71% tot 86%) sterk achter bij de lan- Hierin kunnen gedragsmoeilijke leerlingen voor een delijke ontwikkeling. Dit beeld zagen we ook in 2006. In periode van drie tot vier maanden, veelal bovenschools, de resterende vier provincies ligt het aandeel rond het worden opgevangen voor onderwijs, onderzoek en bege- landelijk gemiddelde. leiding/hulpverlening.

5

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

Meer meldingen gezondheids- werking van de leden van het ZAT (73%), de expertise problemen, zorgwekkend van de leden van het ZAT (72%) en de zorgvuldigheid bij verzuim en huiselijk geweld de uitwisseling van leerlinggegevens (62%).

In de casusbesprekingen van het ZAT passeren vele pro- Niet alle onderdelen van het ZAT verlopen vlekkeloos en blemen regelmatig tot zeer vaak de revue. De topvier van scholen dragen daarom zelf verbeterpunten aan die met meest gerapporteerde problemen is: prioriteit uitgevoerd moeten worden. Hun topvier luidt:
· gezinsproblemen (76%); de inzet van preventieve programma's in scholen door
· opvoedingsproblemen (75%); externe instellingen (door 44% genoemd), de aard (37%)
· zorgwekkend verzuim (72%); en de omvang (34%) van de hulpprogramma's ingezet
· onhandelbaar gedrag in de klas en op school (71%). vanuit ZAT en de snelheid van handelen (30%). Andere problemen zoals gezondheidsproblemen, ADHD, autisme en depressief gedrag worden door de helft of De samenwerkingsverbanden hebben een eigen topvijf minder genoemd. verbeterpunten voor de ZAT's op hun scholen: de snel- heid waarmee het ZAT handelt, inbedding in de structuur Ten opzichte van 2004 rapporteren ZAT's vaker dat zij van de leerlingenzorg op school en de inzet van preven- leerlingen bespreken met zorgwekkend verzuim, gezond- tieve programma's op scholen van externe instellingen heidsproblemen (in 2007: 51%) en vermoedens van mis- (alle drie 34%), en de helderheid van procedures en af- handeling thuis (23%). spraken en de omvang van hulpprogramma's die vanuit het ZAT worden ingezet (elk 31%). Positief oordeel over functione-
ren van ZAT's Beoogde deelname kerninstel- De belangrijkste functie van het ZAT blijft de advisering lingen aan ZAT gegroeid ... van docenten en ander onderwijspersoneel naar aan- Naast medewerkers van de school rekenen we vijf exter- leiding van casussen die deze mensen aandragen (71%). ne instellingen tot de kern van het ZAT. Deze instel- Daarnaast vervult het ZAT in hoge mate de functie van lingen zijn de jeugdgezondheidszorg, de Leerplicht, het interdisciplinaire probleemanalyse van ingebrachte maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg en de politie. casussen (57%) en begeleide verwijzing en toeleiding van leerlingen naar externe instellingen (50%). Bijna de helft Figuur 5 Samenstelling ZAT's naar kerninstellingen, van de ZAT's speelt ook in hoge mate een rol bij de pro- 2004 en 2007 bleemverkenning door middel van gesprekken, screening jeugdgezondheidszorg en aanvullende diagnostiek (47%).

Leerplicht Het oordeel van scholen over het functioneren van het ZAT blijft evenals in voorgaande jaren over het geheel maatschappelijk werk genomen positief. De volgende aspecten worden het
vaakst positief beoordeeld:
bureau jeugdzorg
· expertise van deelnemers (87%);

· samenwerking tussen deelnemers (84%); politie
· voorzitterschap (77%);

· zorgvuldigheid uitwisseling leerlinggegevens (77%); 0 20 40 60 80 % 100
· duidelijke verslaglegging ZAT-afspraken (75%); 2004 2007
· structuur en planmatig verloop van overleg (74%);
· nakomen van afspraken (73%); Naast deze vijf partijen nemen ook andere instellingen,
· aantal deelnemers in relatie tot effectiviteit (70%). zoals de jeugd-ggz, de schoolbegeleidingsdienst, MEE, RMC en het REC, merendeels op incidentele basis, deel De samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs aan het casusoverleg van het ZAT. hebben vooral waardering voor de onderlinge samen- 6

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

De jeugdarts en de leerplichtambtenaar nemen aan 95% Het maatschappelijk werk maakt van de vijf kerninstel- van de ZAT's deel. De deelname van de leerplichtambte- lingen in 2007 nog het vaakst schriftelijke afspraken over naar en het maatschappelijk werk (79%) is ten opzichte hun inzet (53%), gevolgd door de jeugdgezondheidszorg van 2006 gegroeid. De deelnamepercentages van bureau en bureau jeugdzorg. jeugdzorg en politie zijn stabiel en bedragen respectieve- lijk 71% en 63%. Gepercipieerde resultaten ZAT Bij de andere deelnemers groeit sinds 2004 de deelname voortgezet onderwijs positief van de jeugd-ggz gestaag (van 23% naar 31%). Scholen blijven in het algemeen positief over de resulta- ten die de ZAT's boeken, hoewel zij ook knelpunten waar- Een ruime meerderheid van vier van de vijf kerninstel- nemen. Een meerderheid van de scholen rapporteert lingen neemt altijd deel aan het ZAT. Bij bijna een derde voor de ZAT's op drie gebieden net als in 2006 in (zeer) van de ZAT's zit ook de politie bij het casusoverleg aan hoge mate resultaten bij: tafel. · het sneller mobiliseren van passende begeleiding of De frequentie waarmee sommige kernpartners aan de hulp (63%); casusbesprekingen deelnemen, is in 2007 gestegen. De · meer doeltreffende aanpak van problemen (58%); jeugdgezondheidszorg, de leerplichtambtenaar en de · betere afstemming van de onderwijszorg en hulp van maatschappelijk werker nemen frequenter deel aan de externe instellingen (52%). casusbesprekingen (tabel 6). Tussen 40% en 50% van de scholen vindt dat er ook in (zeer) hoge mate resultaten worden geboekt bij: de tijdi- Tabel 6 ZAT's naar altijd deelnemende kerninstellingen, 2004-2007 (in procenten) ge verwijzing van leerlingen naar externe instellingen 2007 2006 2005 2004 (49%), een betere probleemtaxatie en diagnostiek (44%), en de verbetering van het welbevinden van leerlingen jeugdarts/schoolverpleegkundige 85 78 70 70 met problemen (43%). Leerplicht 84 75 69 62

maatschappelijk werk 71 65 64 60 Acht van iedere tien scholen (82%) zijn tevreden tot zeer bureau jeugdzorg 59 57 52 51 tevreden over de mate waarin andere deelnemers van het politie 30 26 21 18 ZAT hun doelen volgens afspraak ook waarmaken. Vier ... maar formalisering inzet kern- procent is ontevreden. In 2006 was 73% tevreden en der- tien procent ontevreden. instellingen staat stil
Een ruime meerderheid van de kerninstellingen (70% tot Zeventig procent van de scholen, vijf procent minder dan 80%) maakt met het ZAT afspraken over hun inzet. Dit in 2006, ervaart capaciteitsproblemen bij het bereiken zijn zowel mondelinge als schriftelijke afspraken. De van de doelstellingen van het ZAT. De knelpunten doen formalisering van de deelname aan het ZAT komt het zich vooral voor bij bureau jeugdzorg (volgens 34% van best tot uitdrukking in het percentage schriftelijk ge- alle scholen met een ZAT) en de school zelf (26%). maakte afspraken. In de formalisering van de samenwer- king wordt sinds 2004 geen vooruitgang geboekt. Een meerderheid van de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs is van oordeel dat de schoolge- Tabel 7 ZAT's naar schriftelijke afspraken over deel- bonden ZAT's in (zeer) hoge mate resultaten boeken bij name van kerninstellingen, 2004-2007 (in een doeltreffende aanpak van problemen (66%), het procenten) sneller mobiliseren van passende begeleiding of hulp 2007* 2006 2005 2004 (62%), betere onderlinge afstemming van onderwijszorg maatschappelijk werk 53 56 59 57 en hulp van externe instellingen (59%) en een betere pro- jeugdarts / schoolverpleegkundige 49 50 50 52 bleemtaxatie en diagnostiek (58%). bureau jeugdzorg 48 49 48 49 Leerplicht 45 45 44 43 In vergelijking met 2006 rapporteren samenwerkings- politie 42 28 26 23 verbanden vooruitgang in resultaten bij de doeltreffende (*) geen significant verschil t.o.v. 2004 aanpak van problemen, de onderlinge afstemming tussen 7

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

onderwijszorg en externe hulp en bij de vermindering schriftelijke werkafspraken over de inzet van lokale van zorgwekkend verzuim door ZAT's. instellingen in het ZAT van scholen voor voortgezet onderwijs. Naar instellingen uitgesplitst zien we dat 73% Minimaal 65% van de gemeenten met voortgezet onder- de inzet van het maatschappelijk werk en 71% de inzet wijs vindt net als in 2006 dat de schoolgebonden ZAT's van de leerplichtambtenaar in het ZAT heeft vastgelegd. hulp en begeleiding voor leerlingen en/of gezinnen met De inzet van de jeugdarts is door 62% van de gemeenten problemen eerder, sneller, tijdig en doeltreffend in gang geregeld, de samenwerking met bureau jeugdzorg door zetten. Daarnaast worden problemen beter getaxeerd en 54%. De politie heeft in 41% van de gemeenten hun deel- gediagnosticeerd. Tot slot zijn gemeenten nog steeds name aan het ZAT vastgelegd. ingenomen met de afstemming met en bijdrage van het In vergelijking met 2006 meten we lagere percentages ZAT aan de (lokale) zorgstructuur. werkafspraken tussen gemeente en externe instellingen. Bestuurlijke afspraken over ZAT Informatie-uitwisseling bij over- Tweederde van de samenwerkingsverbanden voortgezet gangen in onderwijs over risico- onderwijs (69%) heeft met de aangesloten schoolbestu- leerlingen stagneert ren afspraken vastgelegd in een beleidsdocument, of is Meer dan de helft van de scholen (57%) meldt dat zij bij daarmee bezig, over de vertegenwoordiging van functio- de aansluiting met het basisonderwijs informatie over narissen van scholen en externe instellingen in de ZAT's. leerlingen met gedrags- en opvoedingsproblemen uitwis- Dit percentage is niet veranderd sinds 2006. selt én daarover met aanleverende basisscholen afspra- ken heeft. Ten opzichte van vorig jaar is op dit terrein Meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten (56%) geen vooruitgang geboekt. met scholen voor voortgezet onderwijs hebben schrifte- lijk vastgelegde, bestuurlijke afspraken gemaakt met de Tabel 8 Vastgelegde afspraken over risico- en zorg- provincie of grootstedelijke jeugdzorgregio over de inzet leerlingen naar kritisch moment in school- van bureau jeugdzorg in ZAT's van scholen voor voort- loopbaan 2004-2007 (in procenten) gezet onderwijs. In 2006 had 65% dit gedaan. bij aansluiting op bij overgang naar basisonderwijs ROC/AOC

07 06 04 07 06 04 Vier van iedere tien gemeenten met een schoolvestiging voor voortgezet onderwijs (36%) voeren periodiek over- vastgelegde afspraken 57 56 48 33 34 30 leg met schoolbesturen over de inzet van lokaal gefinan- geen vastgelegde afspraken 36 36 44 54 53 62 cierde instellingen in de ZAT's. Bij 20% is dit overleg in onbekend 7 8 8 13 13 8 voorbereiding; 34% meldt hierover geen overleg te
hebben. Bij de overgang naar het ROC (en AOC) heeft nog steeds een minderheid (33%) van de scholen afspraken met de Tweederde van de gemeenten 63% meldt een regierol te ROC's over uitwisseling van zorginformatie gemaakt. vervullen bij de ZAT's op scholen. In dit aandeel is het laatste jaar nauwelijks verandering opgetreden. Deze rol Ambulante begeleiding door REC heeft vooral betrekking op de omvang van de inzet van de verdubbeld lokaal gefinancierde instellingen en de functies van het Het REC-cluster 4 ondersteunt scholen met expertise, ZAT. bijvoorbeeld door het verlenen van (preventief) ambu- lante begeleiding van leerlingen met ernstige gedrags- Een derde van de gemeenten (37%) rapporteert schrif- problemen en/of psychiatrische stoornissen. De REC's telijk vastgelegde afspraken met het voortgezet onderwijs weten scholen steeds beter te vinden. Negen van iedere te hebben over de inzet van lokaal gefinancierde instel- tien scholen (86%) maken gebruik van de (preventief) lingen of programma's in de ZAT's. ambulante begeleiding van gedragsmoeilijke leerlingen. Een ruime meerderheid van de gemeenten (87%) maakt In 2004 was in 40% van de scholen sprake van (preven- tief) ambulante begeleiding door het REC-cluster 4. 8

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

ZAT'S IN HET MIDDELBAAR Daarnaast heeft meer dan 80% van de scholen aanvul- BEROEPSONDERWIJS lende programma's voor het geval er bij leerlingen bij de start van hun loopbaan aan het ROC didactische hiaten of psychosociale problematiek wordt geconstateerd. Ook voor studietwijfelaars in het eerste jaar zijn er aanvul- Aandacht voor psychosociale lende programma's. begeleiding toegenomen
Zes van iedere tien ROC's (59%) rapporteren dat zij De psychosociale begeleiding van leerlingen (op het ROC andere, alternatieve onderwijs-zorgtrajecten aanbieden, aangeduid als deelnemers) is op 59% van de ROC's een merendeels met het oogmerk om voortijdige uitval te apart beleidsterrein. In 2004 gold dat nog voor 45% van voorkomen. de ROC's. Bij de resterende helft is deze vorm van leer-

lingbegeleiding een onderdeel van het bredere zorg- Tweederde van de ROC's (66%) beschikt over school- beleid.
maatschappelijk werk, waarvan 39% voor het hele ROC

en 27% voor een deel van het ROC. Een derde heeft geen Tweederde van de ROC's (66%) heeft het beleid ten aan- schoolmaatschappelijk werk. zien van de psychosociale begeleiding in een beleids-

document vastgelegd. Bij 32% is dat niet gebeurd maar Reboundvoorzieningen in het mbo zijn nog geen wijd 23% meldt wel daarmee bezig te zijn.
verspreid verschijnsel zoals dat in het voortgezet onder-

wijs het geval is. Er zijn verschillende schoolfunctionarissen binnen het Toch rapporteert 41% van de ROC's dat zij beschikken ROC actief die, ieder vanuit zijn eigen perspectief, zich over een tijdelijke opvang voor gedragsmoeilijke leer- met leerlingbegeleiding bezighouden. Niet altijd is dui- lingen. Opvallend is dat de helft van de scholen (48%) delijk wat de taken en bevoegdheden van deze functio- behoefte aan een dergelijke voorziening zegt te hebben. narissen zijn. Voor de loopbaanbegeleiders zijn de taken Elf procent heeft geen reboundvoorziening en heeft er en de bevoegdheden het vaakst door de school schriftelijk ook geen behoefte aan. vastgelegd (op 66% van de scholen waar deze functie bestaat). De helft van de ROC's heeft dit (ook) gedaan voor hun studieloopbaanbegeleiders (54%), mentoren Externe samenwerking vooral (53%) en coaches (44%). met RMC, bureau jeugdzorg, ggz en maatschappelijk werk Op 93% van de ROC's (voor het gehele ROC of voor delen Scholen verzorgen niet alleen zelf psychosociale bege- van het ROC) is er structureel overleg tussen eigen mede- leiding aan hun leerlingen, vaak wordt daarbij (en dan werkers over leer- en sociaal-emotionele problemen en dikwijls via het ZAT) de hulp of het advies van externe gedragsproblemen van leerlingen. Bij zeven procent is dit instellingen ingeroepen. niet het geval.
Breed aanbod zorgvoorzieningen ROC's werken het meest samen met de RMC (86%), bu- reau jeugdzorg (73%), (jeugd-)ggz-instellingen (70%) en ROC's bieden verschillende programma's aan voor de het maatschappelijk werk (57%). psychosociale begeleiding van leerlingen. Tweederde tot Minder dan de helft van de scholen werkt samen met an- bijna alle scholen bieden de volgende programma's aan: dere instellingen zoals de verslavingszorg (48%), jeugd- faalangsttraining (96%), hulp bij dyslexie (91%), sociale- gezondheidszorg (47%), schuldhulpverlening (27%) en de vaardigheidstraining (82%), assertiviteitstraining (73%) politie (16%). en training voor versterking van zelfvertrouwen (66%). Opvallend weinig melding wordt gemaakt van de samen- werking met de Regionale Expertisecentra/speciaal De helft van de ROC's (50%) heeft een specifiek (voor- onderwijs (9%) en instellingen voor jeugdzorg (12%). bereidend) programma voor jongeren die niet zonder meer kunnen instromen op niveau 1 en niveau 2.

9

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

Figuur 9 ROC's naar samenwerking met externe Figuur 11 Aantal ROC's met ZAT naar provincies/stads- instellingen, 2007 regio's, 2007 (uitgedrukt als aandeel van alle ROC's in de regio, N=45) RMC
bureau jeugdzorg
(jeugd-)ggz 2/2 3/3 maatschappelijk werk

1/1 verslavingszorg 3/3 jeugdgezondheidszorg 1/1 2/3
2/3 schuldhulpverlening

1/2 6/7
2/2 2/4 politie

1/2 MEE
5/7 jeugdhulpverlening 2/2 0/3 REC

---
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Elf van de 45 ROC's geven aan geen ZAT te hebben. Zes Aantal ZAT's in ROC's groeit hiervan melden met de oprichting van een ZAT bezig te De samenwerking tussen school en externe instellingen zijn. Twee scholen melden dat er weinig animo of finan- vindt doorgaans plaats in het ZAT van de opleidingen of ciële capaciteit bij externe partijen bestaat om in het ZAT locatie. te participeren. Voor drie scholen volstaat de huidige in- In 2007 heeft 75% van de ROC's in Nederland een of terne leerlingenzorg, indien nodig aangevuld met externe meer ZAT's, 33% meer dan in 2003. expertise.

Figuur 10 Dekkingsgraad ZAT's in ROC's, 2003-2007 ZAT's in ROC's zijn op verschillende manieren georgani- 100 seerd. Een deel is actief voor het hele ROC, terwijl een % ander deel verbonden is aan één opleiding, een cluster 90 van opleidingen of een locatie. Daardoor loopt de reik- wijkte van een ZAT, dat is het potentieel aantal leerlingen 80 voor wie het ZAT actief is, sterk uiteen, namelijk van 70 minder dan honderd tot 24.000. Een doorsnee ZAT is beschikbaar voor 3900 leerlingen; 60 de helft van de ZAT's is er voor 2400 of minder leer- lingen. 50
40 Basisfuncties ZAT's in het MBO 2003 2004 2005 2006 2007 stabiel De 56 voorzitters of vertegenwoordigers van de ZAT's Er treden ruimtelijke verschillen op als we kijken naar de geven aan dat het ZAT in hoge mate drie functies vervult: spreiding van ROC's met een of meer ZAT's. In het de interdisciplinaire probleemanalyse van casussen noorden van Nederland, Noord-Holland, Flevoland, (75%), de advisering en consultatie van docenten en Stadsgewest Haaglanden en Zeeland beschikken alle andere schoolfunctionarissen over de casussen (66%), en ROC's over een ZAT. de verwijzing en toeleiding van leerlingen naar externe In Limburg beschikt geen van de drie ROC's (nog) over instellingen (57%). een ZAT. De laatste twee functies werden in 2006 als de belang- rijkste taken van het ZAT beschouwd.

In 2007 noemt circa 40% van de ZAT's dat nadere ver- kenning van problemen van leerlingen door middel van 10

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

gesprekken, screening en aanvullende diagnostiek, en het Tabel 13 Samenstelling ZAT's naar frequentie deelname opstellen van afgestemde begeleidings- of hulpverle- van instellingen, 2007 (in procenten, n=56) ningsplannen ook in hoge mate tot de werkzaamheden deelname altijd afroep van het ZAT behoort. maatschappelijk werk 77 71 5 Leerplicht 82 68 14 Participatie in ZAT van externe bureau jeugdzorg 71 64 7 instellingen neemt toe RMC 77 64 13 (jeugd-)ggz 79 61 18 Naast de medewerkers van de school zelf rekenen we zes verslavingszorg 64 45 20 externe instellingen tot de kerninstellingen van het ZAT (jeugd-)gezondheidszorg 50 36 14 van een ROC. Deze instellingen zijn jeugdgezondheids- politie 66 30 36 zorg, Leerplicht, RMC, maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg en politie. De samenwerking in het ZAT tussen school en externe instellingen is nog niet zo geformaliseerd als we afgaan Onder de topvijf van deelnemende partijen bevinden zich op het percentage schriftelijke afspraken over de inzet vier kerninstellingen. Externe instellingen die aan mini- van de participanten. maal 70% van de ZAT's deelnemen zijn: de Leerplicht, maatschappelijk werk, (jeugd-)ggz, RMC en bureau Tabel 14 Samenstelling ZAT's naar formalisering jeugdzorg. Opvallend blijft het aanmerkelijk lagere deel- deelname van instellingen, 2007 (in procenten) namepercentage van de jeugdgezondheidszorg (50%), mondeling schriftelijk n zeker in vergelijking met het voortgezet onderwijs (95%). maatschappelijk werk 30 51 43 (jeugd-)ggz 23 50 44 In vergelijking met 2004 meten we hogere deelname- bureau jeugdzorg 23 48 40 percentages voor het maatschappelijk werk, (jeugd-)ggz, Leerplicht 41 41 46 politie, jeugdgezondheidszorg en verslavingszorg. RMC 40 37 43

Figuur 12 Samenstelling ZAT's naar instellingen, 2007 Het maatschappelijk werk en de (jeugd-)ggz hebben van Leerplicht
(jeugd-)ggz alle participerende instellingen het vaakst afspraken over maatschappelijk werk hun deelname in een document vastgelegd. Toch betreft RMC dit maar de helft van deze instellingen. Bij de andere bureau jeugdzorg instellingen is dat (soms aanzienlijk) minder dan de politie helft. verslavingszorg
jeugdgezondheidszorg
jeugdhulpverlening Tijdige verwijzing van leerlingen REC-4 en inbedding ZAT in deelnemers- MEE zorg ROC zijn werkpunten schuldhulpverlening

---
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Minimaal driekwart van de ZAT's beoordelen hun eigen functioneren als (zeer) goed op de volgende aspecten:
· expertise van deelnemende partijen (93%); In 61% tot 71% van de ZAT's nemen vijf instellingen altijd · samenwerking tussen partijen (86%); deel aan de casusbesprekingen. In aflopende volgorde · voorzitterschap (79%); zijn dit het maatschappelijk werk, Leerplicht, bureau · nakomen van afspraken (77%). jeugdzorg, RMC en instellingen voor (jeugd-)ggz.
Een frequente deelname door de verslavingszorg, Daar staat tegenover dat enkele facetten verbetering be- gezondheidszorg en politie gebeurt in een derde tot de hoeven. Het betreft vooral de tijdige verwijzing van leer- helft van de ZAT's. De politie is het vaakst op afroep lingen naar het ZAT (61%), de problemen die ZAT's beschikbaar. ondervinden bij de inbedding van het ZAT in de interne

11

LCOJ-Monitor 2007: Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het onderwijs

zorgstructuur (59%) en adequate consultatiemogelijk- inzet van externe zorginstellingen, zoals het schoolmaat- heden die ZAT's voor docenten kunnen bieden (52%). schappelijk werk (door 21% genoemd) en de inzet van de jeugdgezondheidszorg (7%). Evaluatie van de resultaten en werkprocessen verschaft inzicht in hoe het ZAT functioneert, wat wel werkt en wat Kwaliteit doorgaande zorglijnen niet werkt, en hoe een en ander eventueel beter zou nog niet op peil kunnen. Dat besef krijgt bij 82% van de ZAT's gestalte Zorg voor leerlingen houdt niet op bij het verlaten van doordat zij hun resultaten evalueren. Een groep van het voortgezet onderwijs en de instroom in het MBO. In gelijke omvang (83%) evalueert ook de werkprocessen 2007 rapporteert 71% van de ROC's dat er met het voort- van het ZAT. gezet onderwijs afspraken bestaan over de aansluiting De helft van de ZAT's (55%) evalueert hun resultaten én rond risico- en zorgleerlingen. Bij 29% van de ROC's werkprocessen regelmatig en 11% doet beide incidenteel. bestaan dergelijke afspraken niet, zij het dat 25% meldt Elf procent evalueert resultaten noch werkprocessen. daarmee bezig te zijn. Resultaten op kwaliteit, snelheid Het merendeel van de afspraken van het ROC met het en efficiëntie voortgezet onderwijs (61%) is centraal geregeld. Bij 36% van de ROC's zijn afspraken per vestiging geregeld. De werkwijze van het ZAT draagt volgens zes tot acht van iedere tien ZAT's in het MBO in hoge mate bij aan: De (aanleverende) scholen voor voortgezet onderwijs zelf
· een betere samenwerking tussen school en externe hebben nog steeds een minder positief beeld over de ma- instellingen (82%); te waarin de aansluiting met het MBO is geregeld. Bij de
· de verdieping van en verbreding in de probleemstel- overgang naar het MBO heeft net als in 2006 een min- ling van de leerling (73%); derheid (33%) van de scholen afspraken met de ontvan-
· een efficiëntere aanpak van problemen (68%); gende ROC's/AOC's over uitwisseling van zorginformatie
· een snellere realisatie van begeleiding of hulp (63%). gemaakt (LCOJ-Monitor voortgezet onderwijs, 2007). De kwaliteit van de informatieoverdracht verdient vol- Op twee resultatengebieden blijven naar het oordeel van gens de ROC's een mager zesje. de ZAT-voorzitters de resultaten achter. Een minderheid is van oordeel dat er geen of nauwelijks resultaten wor- Colofon den geboekt bij de terugrapportage door externe partijen drs. Paolo van der Steenhoven en bij de vermindering van problematisch gedrag van prof. drs. Dolf van Veen leerlingen (elk door 21% genoemd). drs. Marij Bosdriesz Ben Brinkman Gemeenten zetten vooral in op
aanpak voortijdig schoolverlaten Nederlands Jeugdinstituut, Onderwijs & Jeugdzorg / LCOJ Catharijnesingel 47 3511 GC Utrecht Het college van bestuur van 43% van de ROC's overlegt Postbus 19152 3501 DD Utrecht periodiek met de gemeente(n) over de inzet van gemeen- T: 030 230 6693 F: 030 231 9641 telijke middelen, zoals voor maatschappelijk werk en E: onderwijsjeugdzorg@nji.nl W: www.zat.nl gezondheidszorg. In 2004 was dat 24%.
Het monitoronderzoek is in het najaar van 2007 en begin 2008 Zes van iedere tien ROC's (59%) hebben met gemeen- uitgevoerd door de afdeling Onderwijs & Jeugdzorg (LCOJ) van het te(n) schriftelijke afspraken gemaakt over de inzet van Nederlands Jeugdinstituut onder alle WSNS-verbanden, bij 1254 functionarissen en/of de financiering van voorzieningen vestigingen voor voortgezet onderwijs (inclusief groene vmbo- op de school ten behoeve van leerlingenzorg. Deze scholen), 45 ROC-vestigingen, 56 voorzitters van ZAT's binnen de afspraken hebben evenals in voorgaande jaren vooral ROC's, 466 Nederlandse gemeenten en Amsterdamse en Rotter- betrekking op de aanpak van schooluitval, al dan niet in damse deelraden, 84 samenwerkingsverbanden voor voortgezet combinatie met de RMC en de Leerplicht. Nog steeds onderwijs en alle provincies en grootstedelijke jeugdzorgregio's. worden er in beperkte mate afspraken gemaakt over de Overname van gegevens met bronvermelding is toegestaan. 12

Factsheet Mei 2008, nummer 5

LCOJ-Monitor 2007 Leerlingenzorg en Zorg- en advies- teams in het onderwijs