ChristenUnie


Vaderverlof

Vaderverlof

dinsdag 24 juni 2008 00:00

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik de leden Halsema en Van Gent complimenteren met het initiatiefwetsvoorstel dat wij vandaag behandelen. Ik waardeer hun inspanningen om de combinatie van arbeid en zorg te verbeteren; iets waar mijn fractie zich zoals u weet ook al lang voor inzet.

Het initiatiefvoorstel sluit aan bij een trend die al langer zichtbaar is in de samenleving, namelijk de toenemende aandacht voor de rol van vaders in de opvoeding. Tegenwoordig is het populair om pappadagen te hebben. Zelfs de spelers van het Nederlands elftal willen winst en verlies voor de camera delen met hun gezin. Dat is een ontwikkeling die de ChristenUnie zeer positief vindt. In een gezin zijn beide ouders eerst verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van kinderen. Een stabiel gezinsleven is van groot belang voor een goede ontwikkeling van kinderen. Opvoeden is een verantwoordelijke taak waarin ouders elkaar aanvullen. Het is dan ook belangrijk dat moeder en vader daar voldoende tijd voor vrij kunnen maken. De initiatiefnemers van het wetsvoorstel menen dat die tijd onder andere gecreëerd kan worden door het zogenaamde vaderverlof.

Hoe sympathiek het voorstel ook is, mijn fractie ziet toch wel enkele bezwaren. Bij het opnemen van verlof moet er een balans zijn tussen de verantwoordelijkheid van de werkgever, de werknemer en de overheid. In de praktijk lijkt de balans ten aanzien van vaderverlof al aanwezig. Aanstaande vaders sparen zelfs vrije dagen om die rondom de bevalling te kunnen inzetten. Werkgevers houden hier rekening mee en geven de vaders vrijaf. In sommige cao's wordt het vaderverlof zelfs al officieel geregeld. Gelet op de toenemende krapte op de arbeidsmarkt kan dit soort verlofregelingen de aantrekkelijkheid van de bedrijven bovendien vergroten. Kortom, het is ook in het belang van werkgevers om hierover in cao-verband goede afspraken te maken.

Tegelijkertijd moet er nog een zekere cultuuromslag plaatsvinden bij de combinatie van arbeid en zorgtaken. De vraag is echter of deze cultuuromslag gerealiseerd kan worden met dit wetsvoorstel. Mijn fractie betwijfelt dat, vooral omdat de financiële gevolgen voor het vaderverlof volledig bij de werkgever komen te liggen. Deze moet tien dagen verlof doorbetalen aan nieuwbakken vaders. Voor met name het mkb is dat geen kleinigheid. Vaak willen mkb'ers best tegemoetkomen aan redelijke verlofverzoeken. Door een doorbetalingsplicht op te leggen, bestaat de kans dat het draagvlak bij werkgevers voor verlofregelingen afneemt. Daar is een werknemer uiteindelijk niet mee gediend. De indieners stellen echter dat de wettelijke regeling in het belang is van werkgevers. Kunnen zij dit nader toelichten? Ik zie dit namelijk nog niet.

De indieners zeggen verder dat Nederland onderaan bungelt wat betreft verlofregelingen. Hierbij wordt een Europese vergelijking gemaakt van vaderverlof- en ouderschapsverlofregelingen. Ik vind dit eigenlijk een snelle conclusie. Met de fractie van GroenLinks ben ik van mening dat er nog wel een en ander te verbeteren valt. Om te stellen dat Nederland het slechtste jongetje van de klas is, gaat mij te ver. Om een compleet beeld te krijgen zou je naar het totale complex van verlof-, vakantiedagen, atv- en zorgdagen moeten kijken en niet alleen naar deze twee regelingen.

Bovendien wordt er al het een en ander gedaan om de verlofmaatregelen te verbeteren. Deze kabinetsperiode zal het ouderschapsverlof uitgebreid worden van 13 naar 26 weken. Dat is wat ons betreft een prima zaak. Dit schept mogelijkheden om het ouderschapsverlof te flexibiliseren, zodat ook in de kraamtijd een bepaald aantal dagen opgenomen kan worden. Nu is de regeling nog betrekkelijk rigide. Daar kan best wat aan veranderd worden. Geef vaders bijvoorbeeld de mogelijkheid om maximaal 10 dagen van hun ouderschapsverlof te reserveren voor de kraamtijd. Het restant aan verlof kunnen zij dan eventueel later opnemen. Om dat financieel ook draaglijk te maken, kun je de inhouding op het loon uitsmeren over maximaal een jaar, bijvoorbeeld door één verlofdag per maand in te houden. Neem niet de bepaling op dat ouders minimaal een jaar in dienst moeten zijn voordat zij recht krijgen op ouderschapsverlof. Met andere woorden: flexibiliseer de ouderschapsverlofregeling.

In het najaar komt de minister voor Jeugd en Gezin met zijn Gezinsnota. Wat mijn fractie betreft wordt met deze notie ook bekeken hoe de regeling voor ouderschapsverlof verfijnd kan worden. Hierbij zou het punt van de flexibilisering en de financiële stimulansen moeten worden betrokken.

Voorzitter. Ik rond af. De indieners hebben de discussie over de vraag hoe vaders meer gefaciliteerd kunnen worden om arbeid en zorg te combineren op gang gebracht. Dat waardeert mijn fractie zeer, maar nogmaals: wij zijn er nog niet van overtuigd dat dit voorstel de enige juiste manier aangeeft. Blijft staan dat er nog genoeg te doen is op het gebied van arbeid en zorg. Laten wij daar de komende tijd de aandacht op blijven richten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Moet ik uw woorden zo verstaan dat u alvorens tot een oordeel te kunnen komen, de beantwoording van de initiatiefnemers afwacht?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb inderdaad een aantal vragen gesteld en ik wil de antwoorden daarop afwachten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In 1999 hebben de politieke voorgangers van de ChristenUnie, het GPV en de RPF, hun steun gegeven aan een CDA-motie waarmee werd gevraagd om uitbreiding van het wettelijke kraamverlof, gefinancierd door bedrijven. De fracties van het GPV en de RPF vonden die uitbreiding dus nodig. Vindt u dat de ChristenUnie die vandaag de dag eigenlijk ook moet steunen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Wij steunen het idee dat vaders ook zorg dragen voor de opvoeding van hun kinderen, maar u hebt het over een motie die in 1999 is ingediend, dus negen jaar geleden. In die negen jaar is er heel wat gebeurd. Wij zien echter een tendens: werkgevers stellen zich wat opener op. Zij willen de werknemers meer mogelijkheden bieden. Daarnaast heb ik gezegd dat de krappe arbeidsmarkt met zich meebrengt dat de werkgevers met secondaire arbeidsvoorwaarden mensen moeten prikkelen, zodat zij goede werknemers aan zich kunnen binden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Deze opmerking maakt mij in die zin nieuwsgierig dat ik graag van u wil horen wat er sinds 1999 allemaal is veranderd. Toen gaven uw politieke voorlopers namelijk voluit steun aan een voorstel voor uitbreiding van de wettelijke termijn voor vaderverlof. Nu blijft uw steun daarvoor onduidelijk. Ik hoop dat u die politieke geschiedenis nog eens tot u wilt nemen. Zegt u nu eigenlijk niet: wij wachten gewoon op wat de werkgevers doen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Met mijn antwoord verval ik in herhaling. In de afgelopen negen jaar is er veel veranderd. Wij hebben binnenkort te maken met krapte op de arbeidsmarkt. Inderdaad, ik laat actie even over aan de werkgevers. Ik heb er alle vertrouwen dat alles goed komt. Daarnaast heb ik de mogelijkheid aangegeven om na te gaan wat aan de hand van de bestaande ouderschapsverlofregeling kan worden gedaan.

Mevrouw Karabulut (SP):

U noemt als mogelijk alternatief het werken met de bestaande ouderschapsverlofregeling, maar wie biedt die eigenlijk mogelijkheden? Gebruik van die regeling is weggelegd voor een handjevol mensen, namelijk voor de mensen die dat kunnen betalen. Of pleit u voor betaald ouderschapsverlof?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Nee, daar pleit ik niet voor. Ik heb aangegeven dat de hele ouderschapsregeling geflexibiliseerd moet worden. Er moeten mogelijkheden aangeboden worden voor jonge, startende vaders om hun ouderschap op te nemen. In de komende gezinsnota moet minister Rouvoet aangeven wat hij daarin gaat veranderen en welke fiscale stimulansen hij wil opnemen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Weest u nu eens concreet. De huidige koppeling aan de levensloopregeling werkt voor geen meter. Slechts 5% van heel werkend Nederland maakt er gebruik van. Een heel klein deel gebruikt het voor ouderschapsverlof. Dat is dus niet de route. Over een betaalde ouderschapsregeling hoor ik u ook niet. Daarmee lijkt de ChristenUnie het niet zo belangrijk te vinden om ouders de ruimte en de tijd te geven om te wennen aan de nieuwe situatie, om te genieten van het nieuwe kind.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Dat zijn uw woorden en niet de mijne. U koppelt het nu aan de levensloopregeling, maar ik ben in afwachting van de gezinsnota van minister Rouvoet. Daarin zullen wij zien op welke manier hij de ouderschapsregeling verder wil flexibiliseren. De fiscale stimulansen kunnen daarin worden meegenomen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wilt u het ontkoppelen van de levensloopregeling?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik wacht de gezinsnota af.