European Union



Brussel, 24 juni 2008

Commissie stapt naar rechter met schadeclaim tegen kartel liftenbouwers

De Europese Commissie heeft bij de rechtbank van koophandel te Brussel procedures aangespannen om van vier liftenbouwers schadevergoeding te eisen voor de schade die zij heeft geleden door opgeblazen prijzen voor de installatie en het onderhoud van liften en roltrappen. In 2007 stelde de Commissie vast dat deze ondernemingen in meerdere landen verboden kartels hadden lopen, en zo inbreuk maakten op de EG-Verdragsregels voor kartels en mededingingsbeperkende zakelijke praktijken (zie IP/07/209). Voor de schadevergoeding kan nog geen definitief bedrag worden bepaald, gezien de complexe en uiteenlopende contractuele relaties. Verwacht wordt dat deskundigenrapporten in het kader van de rechtszaken kunnen helpen bepalen hoeveel er in totaal te veel is betaald. De procedures die de Commissie nu aanspant, betreffen schadeclaims voor haar eigen gebouwen en die van andere EU-instellingen in Brussel én in Luxemburg.

In een reactie verklaarde Siim Kallas, Vicevoorzitter van de Commissie en bevoegd voor administratieve zaken, audit en fraudebestrijding: "Deze zaak is een goed voorbeeld van een coherente aanpak van de Commissie, die niet alleen handelt als markttoezichthouder, maar ook voorzichtig omgaat met het geld van de Europese belastingbetalers. Door het concurrentieverstorende gedrag van deze ondernemingen hebben de EU-instellingen - en dus ook de Europese belastingbetalers - financiële schade geleden omdat te veel werd betaald voor de installatie en het onderhoud van liften en roltrappen. Het is onze plicht om hiervoor schadevergoeding te eisen. Wanneer blijkt dat aannemers de wet overtreden, treden we daadkrachtig op."

Neelie Kroes, Commissaris voor Concurrentiebeleid, verklaarde: "De Commissie doet al wat zij kan om slachtoffers van concurrentieverstorende praktijken ertoe aan te zetten schadevergoedingsacties voor de nationale rechter te brengen en om dit soort acties ook makkelijker te maken. In dit geval geven we zelf het goede voorbeeld."

In februari 2007 legde de Europese Commissie aan de concerns Otis, KONE, Schindler en ThyssenKrupp voor in totaal 992 miljoen EUR aan geldboeten op omdat zij kartels hadden lopen voor de installatie en het onderhoud van liften en roltrappen. Dit kartel was een duidelijke overtreding van de EG-Verdragsregels die mededingingsbeperkende zakelijke praktijken verbieden (artikel 81). Zeker vanaf 1995 tot 2004 hadden deze ondernemingen aanbestedingen gemanipuleerd, prijsafspraken gemaakt, projecten onder elkaar verdeeld, markten verdeeld en belangrijke commerciële en bedrijfsgevoelige informatie uitgewisseld (zie IP/07/209).

Achtergrond

In de kartelbeschikking van de Commissie van 2007 (te vinden onder http://ec.europa.eu/comm/competition/antitrust/cases/decisions/38823/e n.pdf) is in detail beschreven hoe uit het bewijsmateriaal dat tijdens de inspecties was aangetroffen, blijkt dat de ondernemingen verboden kartels hadden lopen in België, Duitsland, Luxemburg en Nederland. Deze bevindingen werden bevestigd door talrijke documenten en ondernemingsverklaringen die werden verschaft. Over het algemeen betwistten de ondernemingen de feiten die de Commissie in de mededeling van punten van bezwaar had gesteld, niet. De Commissie gebruikte al dit materiaal als basis om een inbreuk op artikel 81 van het EG-Verdrag te stellen. Toch hebben diverse van de betrokken ondernemingen de beschikking van de Commissie aangevochten bij de EU-rechter te Luxemburg (het Gerecht van eerste aanleg).

De ondernemingen hadden aanbestedingen en andere contracten voor de verkoop, de installatie, het onderhoud en de modernisering van liften en roltrappen onder elkaar verdeeld. Zo wilden ze hun marktaandelen bevriezen en prijsafspraken maken. Ook wisselden de karteldeelnemers bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke informatie over biedpatronen en prijzen met elkaar uit. Tot de projecten waarbij de offertes werden gemanipuleerd, behoorden liften en roltrappen voor ziekenhuizen, stations, winkelcentra en bedrijfspanden. De verdeling van projecten gebeurde in alle vier de lidstaten op dezelfde wijze. De ondernemingen lichtten elkaar in over aanbestedingen en coördineerden hun offertes volgens vooraf afgesproken kartelquota's. De ondernemingen die de opdracht niet in de wacht mochten slepen, dienden nepoffertes in die te hoog waren om te worden aanvaard. Zo werd toch de indruk gewekt dat er van echte concurrentie sprake was. De ondernemingen hielden bijgewerkte projectlijsten bij voor België, Duitsland en Luxemburg en wisselden deze met elkaar uit.

Op basis van de kartelbeschikking van de Commissie van 2007 kan iedereen (particulieren of ondernemingen) die van concurrentiebeperkende praktijken zoals in deze zaak te lijden heeft, voor de nationale rechter schadevergoeding eisen en daarbij de gegevens van de bekendgemaakte beschikking als bewijs aanvoeren dat de betrokken praktijken hebben plaatsgevonden en dat zij onwettig waren.

De Commissie maakt zich zorgen dat de effecten van dit kartel nog vele jaren zullen doorwerken omdat de ondernemingen die de liften en roltrappen hebben geïnstalleerd, nadien vaak ook het onderhoud ervan verzorgen.

Over compensaties voor consumenten en bedrijven die slachtoffer zijn van inbreuken op concurrentieregels, heeft de Commissie recent een witboek gepubliceerd (zie IP/08/515 en MEMO/08/216).

Voor algemene informatie over de gebouwen en het gebouwenbeleid van de Commissie, zie http://ec.europa.eu/oib/index_en.htm.