Universiteit Leiden

Wat de hertog van Alva en de NSB gemeen hebben

Soms roepen namen, woorden en beelden uit het verleden associaties op die behoren tot een gecanoniseerd collectief geheugen. 'Iemand die in het Rampjaar 1672 de gebroeders De Witt vergelijkt met de hertog van Alva, speelt in op een algemeen bekend sentiment', zegt Judith Pollmann, hoogleraar geschiedenis en cultuur van de Republiek der Verenigde Nederlanden. 'Kort geleden wees iemand op overeenkomsten tussen het logo van de beweging van Geert Wilders en de beeldtaal van NSB. Zo'n parallel roept meteen heftige emoties op - dat verklaart ook Wilders woede over die vergelijking.' Vrijdag 27 juni houdt Pollmann haar oratie Het oorlogsverleden van de gouden eeuw, over de manier waarop de mensen in de zeventiende eeuw zich hún grote oorlog, de Opstand tegen Spanje, herinneren.'

Prof.dr. Judith Pollmann: 'Leiden, misschien wel de kampioen herinneren, heeft al direct na 1574 een heel actieve herdenkingspoli-tiek.

Zweeds wittebrood
'Ook wie van 'na de oorlog' is weet van alles van de Tweede Wereldoorlog', zegt Pollmann. 'De herinneringen aan de oorlog zijn sinds 1945 steeds heel belangrijk geweest, maar ook heel verander-lijk. Ze zijn lang niet altijd correct. Sommige mensen denken dat ze Zweeds wittebrood uit vliegtuigen hebben zien vallen, terwijl aan-toonbaar is dat het wittebrood geen onderdeel van de droppings was. Herinneringen worden vaak door de politiek gestuurd, maar kunnen niet altijd in de hand worden gehouden. Kort na de oorlog richtte de herinnerings-politiek van de Nederlandse overheid zich vooral op de gedachte dat het een oorlog met een happy end was. In de jaren zestig sloeg dat om en focuste men meer op het collectieve falen van de samenleving. Onze herinneringen veranderen niet alleen onder invloed van de tijd, maar worden ook beïnvloed door de politiek, én door de mensen om ons heen.'

Buitenlander
Omdat Pollmann dit gegeven zo intrigerend vond, is ze zich gaan afvragen hoe mensen in de zeventiende eeuw omgingen met de herinnering aan het oorlogsverleden. De 'tachtigjarige oorlog' rukte de Nederlanden uiteen, kostte veel doden, en dreef tallozen op de vlucht. 'De mensen hadden veel vreselijks meegemaakt', volgens Pollmann. 'De Opstand tegen de koning van Spanje was ook een burgeroorlog, en er was veel gebeurd dat niet door de beugel kon. Maar er kwam geen eindeloos debat over goed en fout in de eigen bevolking. Men herinnerde zich in de Republiek de Opstand vooral als een oorlog tegen de 'vreemde' buitenlander, de Spanjaard.' Om de zeventiende eeuwse beleving van het oorlogsverleden te onderzoeken, heeft ze een Vici-subsidie van NWO ontvangen. Haar project start komende september.

Politieke prent uit 1618 waarop 'Memoria' de Nederlanders waarschuwt om lessen uit het verleden in het oog te houden en zich niet door de Spanjaarden te laten bedriegen. De oppositiebeweging in de vroege zeventiende eeuw wordt voornamelijk gevormd door ballingen uit het zuiden. Die beweging is tegen vrede met de Spanjaarden en voert campagne daartegen. Dat doet ze door de mensen te herinneren aan de gruwelijkheden van de oorlog, zoals de hertog van Alva, de inquisitie en de 'Spaanse Moord' op Naarden.

Kampioen herinneren
In haar oratie gaat Pollmann onder andere in op de oorlogsherinneringen in het Leiden van de Gouden eeuw. Pollmann: 'Leiden, misschien wel de kampioen herinneren, heeft al direct na 1574 een heel actieve herdenkingspolitiek. Er worden herdenkingsdagen opgezet en gedenkstenen geplaatst. In die herinnering speelt honger een heel centrale rol. Niet zo gek want er was ook veel honger, maar we geloven tegenwoordig niet dat de mensen van de honger zijn gestorven. Veel meer mensen gingen dood aan de pest. Daar had echter al spoedig niemand het meer over. Die focus op de honger in de Leidse herinnering was er niet 'zomaar' - de stadsbestuurders speelden daar een flinke rol in. In mijn rede probeer ik uit te leggen waarom ze daarvoor kozen.'

Gevelsteen op het Spaanse Huis in Naarden. De gevelsteen herinnert aan de 'Spaanse Moord'. In november van het jaar 1572 werd de stad door Spanjaarden belegerd en na overgave door het stadsbestuur trokken in december 400 Spaanse musketiers de stad binnen. De stad werd door hen in brand gestoken en honderden burgers werden vermoord.

Persoonlijk niveau
Een van de moeilijkste dingen lijkt om te ontdekken wat gewone mensen deden met hun herinneringen aan het verleden. Pollmann: 'Volgens mij kan je dat wel achterhalen aan de hand van de verhalen die de mensen elkaar vertellen over de oorlog en de manier waarop latere generaties zich beroepen op het verleden van hun voorouders. Als iemand beweert dat hij een bepaalde baan moet krijgen, omdat zijn grootvader nog bij Den Briel heeft gevochten, betekent dat niet alleen dat hij dat verhaal kent, maar ook dat het feit blijkbaar invloed had. Of het beweerde waar of onwaar is, doet er dan eigenlijk niet toe.'

Dynamiek
'Net als in de Tweede Wereldoorlog hebben veel mensen tijdens de Opstand een dagboekje bijgehouden. Die teksten circuleren in kleine kring en in de loop van de zeventiende eeuw worden ze teruggevonden of gebruikt en komen ze in de publieke herinnering terecht. Het overdragen van de herinneringen op schrift gaat een soort interactie met de publieke herinnering aan. Een voorbeeld daarvan is het hongerverhaal van Leiden. In de familieherinnering heeft niemand het dan meer over pest, maar alleen over de honger. Tegelijkertijd heeft de publieke geschiedschrijving ook invloed op wat er in de families gebeurt. Mensen vinden dat ze zich moeten inspannen om de familieoverleveringen 'recht te zetten' aan de hand van verhalen die in druk verschijnen. Er is dus sprake van een dynamiek tussen het publieke en persoonlijke verhaal.'

Religiehistoricus
Pollmann is begonnen als religiehistoricus en gepromoveerd op de dagboeken van de Utrechter Arnoldus Buchelius (1565-1641). Ze is geïnteresseerd in hoe mensen verandering ervaren. 'Bij de splitsing van de kerk besluiten sommige mensen protestant te worden en anderen katholiek te blijven', zegt ze. 'Ik wilde weten waarom ze die keuzes maakten en ook wat er met ze gebeurde. Praatten ze nog wel met hun katholieke moeder? Of trokken ze zich terug in hun eigen groep? Ik probeer zo dicht mogelijk te komen bij wat individuele mensen doen met de gebeurtenissen om hen heen.'

Egodocumenten
Pollmann werkt vaak met egodocumenten - dagboeken en memoires. Ze voltooit nu een boek over de religieuze beleving van katholieken tijdens de Opstand. Daarvoor heeft ze de beschikking over twintig dagboeken uit alle uithoeken van de Nederlanden. 'Die teksten zijn tot nu toe alleen nog maar in andere contexten bekeken, bijvoorbeeld omdat onderzoekers iets wilden weten over de gebeurtenissen in een bepaalde stad. Zo'n dagboek vertelt iets over een specifieke historische gebeurtenis, maar je kunt die teksten ook als groep bekijken. Zitten er patronen in en welke zijn dat dan? Ik wil deze methode ook loslaten op het Vici-project, en kijken of we in persoonlijke herinneringen zulke patronen kunnen ontdekken'

(24 juni 2008/SH)