Ministerraad


Kabinet akkoord over wetsvoorstel zorg en dwang

Persbericht | 27-06-2008

Alle mensen met dementie of een verstandelijke beperking krijgen straks betere rechtsbescherming als zij door zorgverleners in hun vrijheid worden beperkt of tegen hun zin zorg moeten ondergaan. Die bescherming geldt niet alleen in instellingen, maar bijvoorbeeld ook in de thuissituatie of in kleinschalige woonvormen. Het wetsvoorstel Zorg en Dwang introduceert daarvoor een uitgebreide procedure. De ministerraad heeft hiermee ingestemd op voorstel van staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Nu valt de zorgverlening en dwangbehandeling voor mensen met dementie of met een verstandelijke beperking nog onder de Wet Bopz. Maar die wet is veel meer gericht op psychiatrische behandelingen in een psychiatrisch ziekenhuis, waardoor hij onvoldoende past bij de zorg voor deze specifieke doelgroepen. Met de wet Zorg en Dwang wordt de rechtsbescherming voor mensen met dementie of een verstandelijke beperking vergroot. Voor de zorgverlener wordt er nu een helder wettelijk kader gecreëerd, want soms kan het zorginhoudelijk toch nodig zijn om in te grijpen in de persoonlijke vrijheid van iemand.

Ook de extramurale zorg, gericht op mensen die thuis wonen, moet zich aan dezelfde strenge procedure gaan houden. Daarmee komt een einde aan het gedoogbeleid, want in de praktijk gebeurt het daar ook al dat mensen met dementie of een verstandelijke beperking vrijheidsbeperkende maatregelen krijgen opgelegd. Zowel zorgverleners als de Inspectie voor de Gezondheidszorg weten niet goed hoe met deze situatie om te gaan.

In de wet staan twee elementen centraal: onvrijwillige zorg mag alleen worden toegepast als er sprake is van ernstig nadeel voor de cliënt zelf of voor anderen. En ten tweede regelt de wet onder welke condities mensen kunnen worden opgenomen, als ze zichzelf niet meer over opname kunnen uitspreken. Deze elementen vervangen de regeling die nu nog in de wet Bopz zit voor dwangbehandeling en niet-vrijwillige opname voor mensen met dementie of een verstandelijke beperking (artikel 60 Wet Bopz). Als het gaat om het toepassen van dwangbehandeling, is de Wet Bopz straks uitsluitend nog van toepassing in psychiatrische ziekenhuizen. De regels van de Wet Bopz voor de gedwongen opname, dus via de rechter of burgemeester, blijven voorlopig nog wel van kracht.

Voorbeelden van ernstig nadeel zijn het toedienen van vocht of voeding, terwijl de cliënt zich ertegen verzet, maar anders de kans bestaat dat de cliënt uitdroogt. Of iemand die nog thuis woont en zichzelf zo verwaarloost, dat hij tegen zijn wil onder de douche gezet moet worden. Ander voorbeeld is dat mensen met een verstandelijke beperking zichzelf soms systematisch verwonden en een armkoker omkrijgen om dat te beletten, of geen remmingen kennen bij het eten of drinken, waardoor de koelkast op slot gaat om ernstige gezondheidsschade te voorkomen.

De wet regelt dat dit soort maatregelen altijd in een zorgplan te vinden moeten zijn, waarover van te voren multidisciplinair is overlegd. Opnemen in het zorgplan mag niet zomaar: dat mag alleen als écht is aangetoond dat er sprake is van ernstig nadeel. Uit het zorgplan moet blijken welke situatie dwang rechtvaardigt en waarom andere, minder ingrijpende middelen, niet toereikend zijn. Als het daadwerkelijk tot uitvoering van onvrijwillige zorg komt, moet een zorgverlener controleren of er op een verantwoorde manier toezicht op de cliënt kan worden gehouden. Er kan geen sprake van zijn dat een cliënt in zijn vrijheid wordt beperkt en vervolgens alleen wordt gelaten.

De wet Zorg en Dwang is een vangnet voor als het echt niet anders kan: het inzetten van onvrijwillige zorg is altijd een laatste redmiddel. Om te bevorderen dat dàt de cultuur bij zorgaanbieders wordt, is Zorg voor Beter gestart met een serie trajecten waarin zorgverleners leren zoeken naar alternatieven voor onvrijwillige zorg.

De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.