Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
30 juni 2008 DE/27566
Onderwerp
Voorgenomen besluit over de efficiencykorting op
E-Quality en IIAV
Met mijn brief van 29 april 2008 (DE-120) heb ik toegezegd u voor 1 juli aanstaande te informeren over
mijn definitieve voornemens ten aanzien van de efficiency- en kwaliteitsverbetering van E-Quality, het
kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit en het IIAV, het Internationaal
Informatiecentrum en Archief voor Vrouwen. Met deze brief informeer ik u over deze voornemens en
het traject dat het afgelopen halfjaar met de instituten is doorlopen.
Mijn voornemen is om de efficiencykorting voor E-Quality en IIAV te beperken tot 10% in 2010, een
korting die instituten in hun strategische plannen zelf ook aangaven te kunnen verwerken en die gelet
op de termijn waarop deze ingaat en de hoogte ervan redelijkerwijs verwerkt zou moeten kunnen
worden in de bedrijfsvoering van beide instituten, bijvoorbeeld door `resource sharing' met andere
instituten te realiseren. Daarnaast krijgen de instituten meer ruimte om te investeren in verdere groei
en kwaliteit. Hiervoor wordt vanaf begin 2010 15% van de subsidie gereserveerd. De instituten dienen
op dit deel van de subsidie co-financiering of sponsoring te verwerven en vooral activiteiten te
ondernemen die een grotere naamsbekendheid en groter bereik op de markt en bij het publiek
nastreven. Dit voorstel verbindt twee perspectieven met elkaar, een perspectief van efficiency en een
perspectief gericht op kwaliteitsverbetering. Doel is de instituten minder afhankelijk te maken van
subsidie en hen de kans te geven zich te ontwikkelen tot meer marktgerichte en minder kwetsbare
organisaties. Ik wil de instituten uitnodigen deze uitgangspunten te verwerken in een plan dat zij voor
1 november aanstaande indienen. Met dit voorstel is de voorgenomen efficiencykorting van 25% dus
flink naar beneden bijgesteld.
Dit voornemen is met beide instituten op een constructieve en positieve wijze besproken en is ook
schriftelijk aan beide instituten voorgelegd. E-Quality geeft in zijn schriftelijke reactie aan dat bestuur
en directie de beperking van de beschikbare subsidie betreuren maar dat zij voldoende perspectief zien
in de voorstellen voor de ontwikkeling van de organisatie. E-Quality neemt de suggesties om te komen
tot meer efficiency via `resource sharing' en het opstellen van een strategisch personeelsplan ter
harte. Het voorstel om 15% van de subsidie in te zetten om met medefinanciering aansprekende
blad 2/3
activiteiten gericht op een groter bereik en groter zichtbaarheid te ontwikkelen acht E-Quality
interessant en haalbaar.
Het bestuur en de directie van het IIAV vindt een bezuiniging van 10% pijnlijk en moeilijk te
implementeren als het moment niet samenvalt met de verhuizing van het IIAV naar het IISG,
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Het IIAV acht het tijdstip van de verhuizing cruciaal
om de besparing te kunnen realiseren. Contact met het KNAW waaronder het IISG ressorteert, heeft
duidelijk gemaakt dat het KNAW eist dat de bezuiniging is gerealiseerd voordat het IIAV overkomt naar
het IISG. Bestuur en directie van het IIAV onderschrijven de grondgedachte achter mijn voorstel om
15% van de subsidie in te zetten ten behoeve van een groter publieksbereik. Wel geven zij aan dat
hiervoor een grote cultuuromslag nodig is die met het huidige personeelbestand niet altijd even
gemakkelijk te realiseren zal zijn. IIAV stelt voor het bereiken van de doelstelling van 15% daarom te
temporiseren en in een stappenplan over enkele jaren vast te leggen.
Ik schets u graag de aanleiding en de achtergrond voor mijn voornemen. In de Emancipatienota,
verschenen in het najaar 2007, heb ik aangekondigd zowel de kwaliteit als de efficiency van de
kennisinfrastructuur te willen verbeteren. Achtergrond hiervoor was, behalve een meer doelmatige
besteding van overheidsmiddelen, ook mijn wens de beperkte middelen voor het emancipatiebeleid te
kunnen inzetten voor de nieuwe beleidsprioriteiten: meer vrouwen naar de top, meer meisjes in
techniek, de verbetering van de positie van allochtone meisjes en vrouwen, de seksuele vorming van
jongens en de vergroting van de seksuele weerbaarheid van meisjes, de ondersteuning van innovatieve
vrouwennetwerken zoals Women Inc etc. Recent heeft u als Kamer daar ook de emancipatie van
mannen aan toegevoegd. Ook voor dergelijke initiatieven zijn middelen nodig.
De afgelopen maanden zijn de volgende stappen gezet. In lijn met mijn eerdere aankondiging heb ik in
november 2007 beide instituten verzocht de mogelijkheden en onmogelijkheden van een
efficiencykorting van 25% in een strategisch plan uit te werken en hierbij de mogelijkheden te
betrekken van `resource sharing' of fusie. Beide instituten hebben genoemde plannen opgesteld en
deze zijn volgens afspraak extern getoetst door Berenschot. Dit bureau concludeert dat een
bezuiniging van 25% ingrijpt in de kerntaken en de efficiency verder verslechtert. Daarbij stelt
Berenschot eveneens vast dat beide organisaties uitgegaan zijn van het `hier en nu', vooral gekeken
hebben naar de huidige taken en het bezuinigen daarop en bijvoorbeeld niet gekeken hebben of ze
inkomsten konden vergroten. Tevens stelt Berenschot vast dat het toekomstperspectief van beide
organisaties voor de langere termijn kwetsbaar is, los van het feit of er een bezuiniging plaatsvindt.
Aanbeveling van Berenschot op dat punt is dat samenwerking met andere instituten wenselijk is en dat
organisaties een groter aandeel van hun inkomsten uit de markt zouden moeten halen. De resultaten
van deze onderzoeken zijn besproken met de organisaties.
blad 3/3
Op mijn verzoek heeft Berenschot een korte vervolganalyse gedaan en heeft gekeken hoe beide
instituten een bezuiniging kunnen verwerken door hun opbrengsten te verhogen en daarmee tevens
aan kwaliteit kunnen winnen. Daarvoor heeft Berenschot de vergelijking gemaakt met een aantal
organisaties die een dergelijke transitie goed hebben doorgemaakt en heeft aangegeven of en hoe E-
Quality en IIAV dat zouden kunnen aanpakken. Uit dit onderzoek is geconcludeerd dat dit mogelijk was
bij beide organisaties, mits een flinke transitie doorgemaakt zou worden. Om de omslag naar een
marktgerichte organisatie te maken, zouden organisaties de volgende randvoorwaarden moeten
veranderen cq. verbeteren: strategie en besturingsfilosofie, cultuur, personeel, interne
organisatorische en financiële randvoorwaarden. Berenschot acht dit een flinke uitdaging maar niet
onmogelijk, immers organisaties als de Nieuwe Kerk, het Archeon, Nicis, Movisie en het Haags
Gemeentearchief zijn er ook in geslaagd. Ook deze vervolganalyse van Berenschot is met beide
organisaties besproken.
De uitkomsten van beide Berenschot-onderzoeken en alle gesprekken daarover heb ik betrokken bij
mijn uiteindelijke voorstel om de efficiencykorting te beperken tot 10% in 2010 en de instituten de
mogelijkheid te bieden om vanaf 2010 15% van de subsidie te matchen met cofinanciering en in te
zetten op verdere groei. Ik meen met het bovenstaande te hebben voldaan aan mijn toezegging aan u
om het traject zorgvuldig en in nauw overleg met de instituten uit te voeren. Eind 2011 wil ik dit traject
lijn evalueren. Dit heb ik ook aan de instituten meegedeeld.
Ik hoop hiermee een uitdagend toekomstperspectief voor beide instituten te hebben neergelegd en u
met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk