Bevoegd gezag aan zet bij vergunningen veehouderijen bij Natura 2000-gebieden

Minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) gaat een handreiking maken voor de behandeling van vergunningaanvragen van veehouderijbedrijven in en nabij Natura 2000-gebieden. De handreiking moet de betrokken overheden helpen bij de beoordeling of de oprichting of uitbreiding van een veehouderijbedrijf significante effecten heeft op het betreffende Natura 2000-gebied.

In een brief aan de Tweede Kamer kondigt Verburg aan dat ze op korte termijn in overleg gaat met de betrokken overheidspartijen en maatschappelijke organisaties voor de opstelling van de nieuwe handreiking. De minister zegt dat in een eerste reactie op het rapport van de taskforce toetsingskader ammoniak. De taskforce, onder voorzitterschap van voormalig Europees topambtenaar Carlo Torjan, werd eind april ingesteld om met alternatieven te komen voor het toetsingskader ammoniak.

Duidelijkheid

Aanleiding voor de instelling van de taskforce was het advies van de Raad van State over de ontwerp-amvb-ammoniak waaruit bleek dat het landelijke toetsingskader ammoniak niet houdbaar is. Het toetsingskader was opgesteld om de sector duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheden voor uitbreiding en oprichting van veehouderijbedrijven in en nabij Natura 2000-gebieden totdat voor deze gebieden beheerplannen zijn vastgesteld.

In het rapport 'Stikstof/ammoniak in relatie tot Natura 2000, een verkenning van oplossingsrichtingen' dat vandaag is gepresenteerd, bevestigt de taskforce dat een landelijk, generiek toetsingskader niet werkbaar is voor de beoordeling van individuele vergunningaanvragen van veehouderijen in of nabij Natura 2000-gebieden. Volgens de taskforce valt aan een vorm van individuele toetsing door het bevoegde gezag niet te ontkomen.

Handreiking

De taskforce beveelt aan dat het bevoegde gezag dat verantwoordelijk is voor het betreffende Natura 2000-gebied de ruimte krijgt om te beoordelen of een uitbreiding of oprichting van een veehouderijbedrijf leidt tot een significante verslechtering. De focus moet daarbij minder sterk komen te liggen op de verwachte toename van de ammoniakdepositie van het betreffende bedrijf. Ook andere factoren, zoals de waterhuishouding, de invloed van andere bedrijvigheid en de precieze locaties van gevoelige habitattypes moeten bij de beoordeling meewegen.

De taskforce stelt voor dat het Rijk een nieuwe handreiking maakt die als richtsnoer dient voor het bevoegde gezag totdat de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden zijn gemaakt. De handreiking moet een aantal punten bevatten waarmee het bevoegde gezag rekening dient te houden, zoals de invloed van andere milieuaspecten, het belang van de achtergronddepositie in relatie tot de bedrijfsgerichte depositie en de invloed van verkeer en industrie in de omgeving. Ook kan de handreiking wijzen op de mogelijkheden om met specifieke maatregelen de gevolgen te verminderen, zoals de aanplant van hagen rondom de stal of de toepassing van innovatieve technieken in de stallen. Daarnaast moet de handreiking ingaan op de mogelijkheid om gebiedsgericht te salderen, vindt de taskforce. 'Als op de juiste wijze wordt gesaldeerd is het netto effect op het natuurgebied positief en zit de sector niet op slot', aldus de taskforce, die daarbij verwijst naar een nieuw initiatief van landbouw- en natuurorganisaties voor gebiedsgericht salderen in de Peel.

Volgens de taskforce zal de voorgestane aanpak waarbij het bevoegde gezag een brede, onderbouwde afweging heeft gemaakt ertoe leiden dat de bestuursrechter alleen nog maar marginaal toetst of een vergunning terecht is verstrekt of afgewezen.

Niet strenger

De taskforce heeft in opdracht van minister Verburg ook gekeken of Nederland de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn strikter heeft geïmplementeerd dan andere landen. Volgens de taskforce is dat niet het geval. Wel heeft een dichtbevolkt land als Nederland met een erg hoge milieu- en ruimtedruk relatief snel last van de gevolgen van de richtlijn.

Hoewel Nederland de richtlijn niet strikter heeft geïmplementeerd, is de uitvoering van de richtlijn door de rechtspraktijk en de strakke toetsing aan kritische depositiewaarden voor stikstof mogelijk wel strenger geworden, meent de taskforce. De taskforce komt op basis van de vergelijking met andere lidstaten tot de conclusie dat in Nederland de drempel om naar de rechter te stappen lager is en het begrip 'belanghebbende' via de jurisprudentie in de loop der jaren is opgerekt.

In het rapport beveelt de taskforce aan om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn het begrip belanghebbende te versmallen zonder te tornen aan de randvoorwaarden die het Verdrag van Ahrus stelt aan de toegang van milieuorganisaties tot de rechter. De taskforce wijst er op dat de gang naar de rechter zo veel mogelijk kan worden vermeden als het bevoegde gezag op gebiedsniveau samen met de landbouw- milieu- en natuurorganisaties overeenstemming bereikt over de te volgen route en de te nemen maatregelen.

In de brief aan de Tweede Kamer schrijft minister Verburg dat het rapport van de taskforce interessante aanbevelingen bevat. De minister meldt dat er na de zomer een kabinetsreactie volgt op de aanbevelingen.

Vooruitlopend op de kabinetsreactie kondigt Verburg aan dat zij samen met de betrokken partijen gaat bekijken welke acties nu al in gang kunnen worden gezet. Volgende week bespreekt zij het rapport met de betrokken overheden en maatschappelijke organisaties.

Noot voor redacties (