Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Juridische Zaken

Antwoord op Kamervragen over doden van schapen in Brielle

30 juni 2008 - kamerstuk

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal


Postbus 20018

2500 AE DEN HAAG

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum

30 mei 2008 2070821590

TRCJZ/2008/1738 30 juni 2008 onderwerp bijlagen

Kamervragen leden Graus en De Roon over doden van schapen in Brielle Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van Justitie, de antwoorden op vragen van de leden Graus en De Roon (beiden PVV) over het doden van schapen in Brielle door jongeren.


1
Kent u het bericht `Jongeren doden schapen als spel"? 1)

Ja.


2
Welke strafeis dient volgens de vervolgingsrichtlijnen van het OM tegen de op heterdaad betrapte verdachte te worden gevorderd? Is deze persoon in verzekering gesteld? Zo neen, waarom niet?

Anders dan de vraagstellers veronderstellen, is in deze zaak geen verdachte aangehouden. Slechts van één van de twee mogelijke daders is een signalement bekend. Daarnaast staat

op dit moment niet vast dat er sprake is geweest van een strafbaar feit. Gelet hierop kan ik niet aangeven welke straf in dit specifieke geval volgens de richtlijnen dient te worden gevorderd.

In het algemeen merk ik op dat er geen vervolgingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie zijn inzake de strafeis ter zake van overtreding van artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Er zijn wel richtlijnen voor vernieling,

waarbij een geldboete van 180,- tot 500,- of een werkstraf wordt gevorderd. Voor overtredingen van de GWWD wordt in de regel een geldboete of werkstraf geëist. De strafeis en strafoplegging zijn afhankelijk van de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, alsook van de aard van de vernieling of dierenmishandeling en het schadebedrag.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 30 juni 2008 TRCJZ/2008/1738 2


3
Deelt u de mening dat deze dader een forse schadevergoeding en smartengeld dient te betalen aan het slachtoffer welke buiten materiele schade aan afrastering, ook zware emotionele schade heeft opgelopen door het verlies van zijn dieren?

De beoordeling of, en zo ja hoeveel smartengeld er in dit geval verschuldigd is, is uiteindelijk voorbehouden aan de rechter. In het geval dat het tot strafrechtelijke vervolging mocht komen, bestaat voor slachtoffers de gelegenheid zich als benadeelde partij te voegen en zodoende een vordering tot vergoeding van geleden schade aan de strafrechter voor te leggen. Overigens heeft de eigenaar van de schapen aangegeven geen aangifte te willen doen.


4
Verwacht u dat de andere verdachten binnenkort worden aangehouden? Zo neen, waarom niet?

Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, hebben er nog geen aanhoudingen plaatsgevonden en zijn er op dit moment onvoldoende aanknopingspunten om tot aanhouding over te gaan.


5
Waarom geeft u al bijna twee jaar lang geen gehoor aan het verzoek van de Partij voor de Vrijheid om dierenkwellers op zijn minst een zware gevangenisstraf in het vooruitzicht te stellen en daarnaast een levenslang verbod op het houden van dieren? Waarom beschermt u weerloze dieren niet tegen de beesten? Waarom laat u dit onfatsoen ongestraft zijn gang gaan, als fatsoen en respect u toch hoog in het vaandel staan?


6
Steunt u het plan van de Partij voor de Vrijheid om dierenmishandelaars, als additionele straf, kadavers te laten opruimen langs de (snel)wegen, onder het toeziend oog van Rijkswaterstaat? Zo neen, welke suggestie heeft u voor een op maat toegesneden strafsoort voor dierenbeulen?

Ik ben van oordeel dat de bestaande regels gericht op bescherming van dieren tegen onwelvoeglijk menselijk handelen voldoende zijn en ook dat het huidige sanctiestelsel de strafrechter voldoende mogelijkheden biedt om een passende straf op te leggen.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 30 juni 2008 TRCJZ/2008/1738 3

Met betrekking tot het opleggen van minimumstraffen bij dierenmishandeling en het opleggen van een levenslang verbod op het houden van dieren, verwijs ik naar de beantwoording van eerdere vragen op 7 november 2007 (Aanhangsel Handelingen II 2007/2008, nr. 525), op 21 augustus 2007 (Aanhangsel Handelingen II 2006/07, nr. 2429) en op 19 juni 2007 (Aanhangsel Handelingen II 2006/2007, nr. 1883).

DE MINISTER VAN LANDBOUW NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


1) Algemeen Dagblad, 27 mei 2008


---- --