Kamerbrief betreffende mogelijke uitlevering van het lid Wilders aan
Jordanië
04-07-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, de
reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse
Zaken van 3 juli 2008 met kenmerk 08-BuZa-B-096 inzake de mogelijke
uitlevering van het lid Wilders aan Jordanië. Deze brief behandelt de
Kamervragen van de leden Rutte en Van Baalen (VVD) d.d. 24 juni 2008
over het mogelijk uitvaardigen van een internationaal arrestatiebevel
tegen de heer Wilders (kenmerk: 2070823540).
Stand van Zaken
Op 1 juli j.l. heeft het Jordaanse Openbaar Ministerie bevestigd dat
het een zgn. notification of service zou doen uitgaan naar de heer
Wilders, waarin wordt aangegeven dat een juridische procedure tegen
hem wordt gestart. De procedure is gebaseerd op een begin juni 2008
ingediende aanklacht door een privépersoon, de heer Zakaria Al Sheikh
van de Jordaanse organisatie The Messenger of Allah Unites Us. De
aanklacht is dus niet afkomstig van de Jordaanse overheid, hetgeen van
betekenis is voor wat Nederland ter zake kan doen. In de notificatie
zou de aanklacht worden weergegeven. Het zou gaan om discriminatie,
belediging van religie/profeet en aanzetten tot haat. Voorts zou de
heer Wilders worden opgeroepen op enig moment voor de rechter te
verschijnen. De Nederlandse autoriteiten zijn nog niet door de
Jordaanse autoriteiten officieel geïnformeerd. Het is de verwachting
dat deze notificatie langs de gangbare diplomatieke kanalen aan de
Nederlandse autoriteiten zal worden uitgereikt met het verzoek de heer
Wilders te informeren.
Deze notificatie is, anders dan gesteld in vorenvermelde Kamervragen
geen (internationaal) arrestatiebevel doch mogelijk een oproep om voor
de rechter te verschijnen. Van een opsporingsbevel tegen de heer
Wilders of een signalering bij Interpol is op dit moment evenmin
sprake. "Zelfs als ik met mijn vrouw in Antwerpen ga winkelen, kan ik
worden opgepakt" 1, stelde de heer Wilders recentelijk. Die uitspraak
klopt niet, in elk geval niet zolang er geen sprake is van een
opsporingsbevel. In geval van een dergelijk bevel, zijn de inhoud
daarvan alsmede de verdragsrechtelijke relatie tussen, in het
voorbeeld van de heer Wilders, Jordanië en België relevant voor de
verdere gang van zaken.
Ondernomen en te ondernemen stappen
Deze kwestie is de afgelopen weken herhaaldelijk onderwerp van gesprek
geweest met de Jordaanse autoriteiten. De Nederlandse ambassade te
Amman heeft meerdere gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het
ministerie van Buitenlandse Zaken, alsook met de minister van Justitie
teneinde duidelijkheid te krijgen over de mogelijke consequenties van
een strafrechtelijke procedure tegen de heer Wilders. Ik teken hierbij
nadrukkelijk aan dat Nederland zich niet bemoeit met de interne
rechtsgang van een derde land. Dat laat onverlet dat ik, nu deze week
duidelijk is geworden dat een strafrechtelijke procedure tegen de heer
Wilders is gestart, langs geëigende kanalen Jordanië zal aanspreken op
de externe effecten die kunnen voortvloeien uit deze procedure.
Op dit moment wordt onderzocht welke voorbereidingsmaatregelen nodig
zijn voor het geval er wel een internationaal verzoek om voorlopige
aanhouding komt, zodat een tijdige reactie kan volgen. Ik acht het
niet opportuun om op die maatregelen vooruit te lopen. Mocht er een
arrestatiebevel worden uitgevaardigd, dan zullen mijn ambtgenoot van
Justitie en ik, mede aan de hand van de inhoud van dat bevel,
besluiten welke vervolgstappen dienstig zijn.
Ik heb recentelijk overleg gehad met de heer Wilders over onderhavige
kwestie. In dat gesprek heb ik hem toegezegd dat ik per geval waarin
hij naar het buitenland gaat, mits tijdig door hem bij mij gemeld, een
risico-inschatting zal laten maken en indien wenselijk stappen zal
ondernemen om het desbetreffende land om diplomatieke garanties te
verzoeken om eventuele uitlevering te voorkomen. Dit is inmiddels
reeds enkele malen gebeurd.
Ingezonden stuk van de heer Wilders in de Volkskrant van 3 juli jl.
De Regering distantieert zich nadrukkelijk van de wijze waarop de heer
Wilders heeft gemeend de Jordaanse bevolking en het Jordaanse
koningshuis te moeten bejegenen. Ik heb dit gisteren ook telefonisch
laten weten aan de waarnemend minister van Buitenlandse Zaken van
Jordanië, de heer Judeh. De handelwijze van de heer Wilders is voorts
contraproductief, omdat zijn uitlatingen bijvoorbeeld de betrekkingen
tussen Nederland en het land dat de gevraagde diplomatieke garanties
heeft afgegeven zodanig kunnen belasten, dat deze garanties op het
spel komen te staan.
Ik zal het recht van de heer Wilders verdedigen om zich uit te
spreken, ook als hij spreekt over een minister die "nou moet laten
zien dat ie ballen heeft. "Of de door de heer Wilders gezochte
publiciteit en gebezigde taal de afhandeling van deze kwestie
vergemakkelijken, valt echter ten zeerste te betwijfelen.. 2
Zoals ik ook tijdens het Algemeen Overleg over het Midden-Oosten op 1
juli jl. heb gezegd, dient in het oog te worden gehouden dat landen
hechten aan hun nationale souvereiniteit en aan niet-inmenging in hun
rechtssysteem. De Regering heeft dus niet het recht, in juridische
zin, te insisteren op niet-strafbaarstelling door andere landen van
uitspraken van een parlementarië r. Er bestaat immers niet zoiets als
universele immuniteit voor rechtsvervolging van
volksvertegenwoordigers.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
1: De Volkskrant van 24 juni jl.
2: Uitzending NOS Journaal van 1 juli jl.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken