Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk
7 juli 2008 PO/21397

Onderwerp Bijlage(n) Voortgang Kwaliteitsagenda PO I. Financieel overzicht II. Overzicht activiteiten

Op 28 november 2007 heeft uw Kamer de Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs `Scholen voor morgen' (Kamerstuk 2007-2008, 31293, nr.1) ontvangen. Sinds het verschijnen van deze agenda is veel in gang gezet. In deze brief beschrijf ik op hoofdlijnen hoe de ambities van de kwaliteitsagenda samen met de primair onderwijssector de komende jaren verder worden uitgewerkt. Dit mede op basis van het in de afgelopen periode gevoerde overleg met verschillende partners in deze sector. Tevens schets ik in deze brief de prioriteiten voor 2009 om de doelstellingen van de kwaliteitsagenda te realiseren.

Paragraaf 1 en 2 beschrijven de aanleiding, de doelstellingen en de kern van de aanpak van de kwaliteitsagenda. Paragraaf 3 gaat in op de rol van referentieniveaus bij het blijvend verhogen van de taal- en rekenprestaties en in paragraaf 4 komt het stimuleren van opbrengstgericht werken aan bod. Paragraaf 5, 6 en 7 besteden achtereenvolgens aandacht aan het verminderen van taalachterstanden, het bevorderen van excellentie en het terugdringen van het aantal zeer zwakke scholen. Paragraaf 8 gaat in op de professionalisering van leraren en de versterking van het leiderschap van leraren. Ouderbetrokkenheid is beschreven in paragraaf 9 en in paragraaf 10 komt de rijke leeromgeving aan bod. In paragraaf 11 is aangegeven hoe de kwaliteitsagenda wordt gemonitord en geëvalueerd. In de brief is een aantal tekstkaders opgenomen waarin succesvolle praktijkvoorbeelden van scholen worden beschreven.


1. Uitgangspunten kwaliteitsagenda: Kansen voor kinderen

Ieder kind heeft recht op een goede start en verdient het om te slagen in het leven. In het primair onderwijs krijgen kinderen mede de basis mee waar ze de rest van hun leven op moeten kunnen voortbouwen. Daarom is het van groot belang om ervoor te zorgen dat deze basis goed is, dat we leerlingen het maximale meegeven. Maar ook de maatschappij heeft er baat bij dat onze kinderen, de Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/21

werknemers en werkgevers van de toekomst, zich optimaal ontwikkelen en hun talenten benutten. Door te investeren in het onderwijs aan jonge kinderen worden leerlingen zo goed mogelijk voorbereid op het voortgezet onderwijs en kan voortijdig schoolverlaten worden verminderd. Deze kwaliteitsagenda sluit dan ook aan op de kwaliteitsagenda voor het voortgezet onderwijs.

Taal1 en rekenen zijn in dat opzicht cruciale basisvaardigheden. Goede beheersing hiervan is een absolute voorwaarde voor het leren van andere vakken op school en succes in het vervolgonderwijs. En daarnaast voor het leven en functioneren als burger in onze democratische maatschappij.2 3 Volgens het rapport `Onderwijs op peil?' waarin Cito 20 jaar Periodieke Peilingen van het Onderwijsniveau (PPON) evalueert, is het niveau van het onderwijs stabiel gebleven. Ook zijn ouders en kinderen tevreden over de basisschool. Maar er zijn duidelijke aanwijzingen dat de leerling-prestaties op taal en rekenen beter kunnen. Dat blijkt uit onderzoeken van onder andere de Inspectie van het Onderwijs en de Onderwijsraad, internationaal vergelijkend onderzoek en ervaringen van scholen zelf en betrokkenen rond de school. Het advies van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen van januari 2008, benadrukt ook dat het huidige niveau van taal en rekenen verbeterd kan worden. Tevens dringt de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen in haar rapport `Tijd voor Onderwijs' (februari 2008) aan op meer aandacht voor de basisvaardigheden. Het kabinet heeft in de beleidsreactie op het rapport (Kamerstuk 2007-2008, 31007, nr. 17) aangegeven het eens te zijn met deze aanbeveling van de Commissie.

De hernieuwde prioriteit voor taal en rekenen in het primair onderwijs volgt op basis van ondermeer de volgende signalen:

· Volgens het `Onderwijsverslag 2006/2007' van de inspectie zijn op 5 procent van de basisscholen de opbrengsten aan het eind zeer zwak en op bijna 10 procent blijven de prestaties van grote groepen leerlingen ver achter bij hun leeftijdgenoten.
· De inspectie spreekt tevens haar zorg uit over het groeiend aantal leerlingen van wie de basisvaardigheden taal en rekenen ontoereikend zijn om goed in onze samenleving te functioneren. Een kwart van de leerlingen in groep 8 loopt achter op het gewenste leesniveau en leerlingen beheersen de basisbewerkingen van het rekenen minder goed dan voorheen.
· Internationaal vergelijkend onderzoek (PIRLS4) laat zien dat Nederlandse leerlingen in groep zes gemiddeld minder goed lezen dan vijf jaar geleden. Nederland behoort nog steeds tot de subtop, maar andere westerse landen maken een inhaalslag.
· Daarnaast blijkt uit de cohortonderzoeken in het primair onderwijs (PRIMA Cohort Onderzoek) dat leerlingen die met een achterstand de school binnenkomen, bij het verlaten van de basisschool gemiddeld zes maanden tot twee jaar achter lopen bij respectievelijk rekenen en taal. Uit de


1 In deze brief is lezen een expliciet onderdeel van taal
2 Groot, W., Maassen van den Brink, H. (2006), De maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid, Stichting lezen en Schrijven
3 Minne, B., Van der Steeg, M, Webbink, D. (2007), Maatschappelijke opbrengsten van onderwijs, CPB
4 Progress in International Reading Literacy Study, een internationaal vergelijkend onderzoek naar leesvaardigheid van leerlingen van 9 en 10 jaar

blad 3/21

cohortonderzoeken blijkt ook dat de absolute stijging van het rekenniveau tussen 1994/95 en 2002/03 niet doorzet.

· Er is ruimte voor verbetering van de leerling-prestaties, want ongeveer 10 procent van de leerlingen presteert nu onder zijn of haar kunnen, zo concludeert de Onderwijsraad in zijn advies `Presteren naar vermogen' van februari 2007. De raad constateert dat drie factoren leiden tot onderpresteren, namelijk te lage verwachtingen van leerkrachten, te lage verwachtingen van ouders en een lesaanbod dat niet goed is afgestemd op het talent van het kind.

Dit betekent dat we de mogelijkheden moeten benutten om de prestaties van leerlingen te verbeteren. Voortbouwend op de vele goede initiatieven van scholen en hun besturen die met volle overtuiging en met succes werken aan het verbeteren van de resultaten van leerlingen. Deze initiatieven leren ons immers dat de verbeteringen ook daadwerkelijk te realiseren zijn en dat het primair onderwijs van goed naar beter kan. Zeer zwakke scholen die weer uit het dal klimmen, scholen met veel leerlingen met een taalachterstand die deze achterstanden voor een deel al binnen een aantal maanden weten in te lopen en scholen die door het systematisch evalueren van hun onderwijsopbrengsten op zowel leerling-, groeps- als schoolniveau betere resultaten hebben behaald. Ook het recente onderzoek van de inspectie `Basisvaardigheden taal in het basisonderwijs' van februari 2008 laat zien dat de prestaties van taalsterke scholen uit de schoolgroepen die de laagste resultaten behalen, beter zijn dan de taalzwakke scholen uit de best presterende schoolgroepen. Scholen doen er dus toe en kunnen samen met hun besturen de mogelijkheden nog beter benutten om problemen aan te pakken.

Het kan dus beter en het moet ook beter. Daarom heb ik samen met de primair onderwijssector de kwaliteitsagenda opgesteld. Deze kwaliteitsagenda is gericht op het creëren en benutten van kansen voor kinderen. Kinderen met achterstanden, maar ook de gemiddelde en meer getalenteerde leerlingen.

Met de kwaliteitsagenda hebben de sector en ik de volgende vijf ambities: I. In 2009 is duidelijk vastgelegd wat leerlingen aan het eind van het primair onderwijs op het terrein van taal en rekenen moeten kennen en kunnen. Dit gebeurt samen met het onderwijsveld op basis van het advies van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. II. In 2011 is er een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie, en is de taalachterstand van achterstandsleerlingen aan het einde van de basisschool met 40 procent gereduceerd ten opzichte van het meetjaar 2002.
III. In 2011 zijn de gemiddelde leerprestaties voor alle groepen leerlingen op taal en rekenen aantoonbaar gestegen ten opzichte van 2005. Deze doelstelling wordt geconcretiseerd met behulp van experts en onderzoekers en zal vanaf 2008 jaarlijks worden gemonitord. IV. In 2011 voldoet minimaal 70 procent van de scholen aan de indicatoren van goede kwaliteitszorg zoals omschreven in het toezichtskader van de inspectie, ten opzichte van de 39 procent in 2007.5


5 Overleg met de inspectie heeft geleid tot precisering en bijstelling van de t.a.v. kwaliteitszorg geformuleerde ambitie. In de Kwaliteitsagenda wordt accent gelegd op het vergroten van de opbrengstgerichtheid en het evalueren van het onderwijsproces en de opbrengsten door scholen. De inspectie beoordeelt deze elementen in haar toezicht. Het ligt daarom in de rede de ambitie

blad 4/21

V. In 2011 is het aantal zeer zwakke scholen gehalveerd, en de periode dat een school zeer zwak functioneert wordt geminimaliseerd.


2. Kern van de aanpak

Het behalen van de bovenstaande vijf doelstellingen vergt een kwaliteitsverbetering in het onderwijsveld. Dit kan alleen met een aanpak die samen met de onderwijssector wordt vormgegeven. De kwaliteitsagenda is daarom in nauwe samenwerking met de verschillende partners uit de onderwijssector tot stand gekomen en is vervolgens ook breed ondersteund door het onderwijsveld. En ook door uw Kamer, zoals is gebleken tijdens het Algemeen Overleg op 6 maart 2008. De kwaliteitsverbetering vergt ook een aanpak die voor structurele verbeteringen zorgt. Deze aanpak bestaat uit de volgende kernelementen die nauw met elkaar samenhangen:
· focus op taal en rekenen in het werk van de scholen en het overheidsbeleid;
· opbrengsten transparant maken en opbrengstgericht werken;
· investeren in de leraar en de schoolleider;
· investeren in een rijke leeromgeving en effectieve methoden;
· aanwezige energie en elan in het onderwijs benutten: voortbouwen op succesvolle initiatieven.

Focus: taal en rekenen
Een belangrijk element in de aanpak is de aangebrachte focus in de opdracht aan het onderwijs. Het verbeteren van de taal- en rekenprestaties staat op de eerste plaats. Het advies van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen en het rapport van de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen vragen de overheid prioriteit te geven aan basiskennis en basisvaardigheden voor taal en rekenen. De onderwijsverbeteringen in onder andere de Canadese provincie Ontario, waar de afgelopen vier jaar de taal- en rekenprestaties 7 à 8 procent zijn gestegen, leren ons dat het behouden van de focus op hetgeen je wilt verbeteren in zowel het werk van de scholen als in het overheidsbeleid, cruciaal is voor het bereiken van de gewenste verandering. Ook de Amerikaanse wetenschapper Marzano geeft aan dat het belangrijk is niet te veel doelen te stellen om overbelasting te voorkomen.6 De focus op de basisvaardigheden is met brede steun ontvangen door de onderwijssector, waar de afgelopen jaren ­ ook door de overheid ­ vaak een appel op is gedaan om prioriteit te geven aan andere maatschappelijke thema's7. De overheid zal door de focus op taal en rekenen dus terughoudend zijn met nieuwe opdrachten voor het onderwijs. De focus op taal en rekenen kán ook, omdat de voorwaarde voor leren op school ­ namelijk een goed en veilig pedagogisch klimaat ­ op de meeste scholen dik in orde is.8 Scholen hebben uiteraard een

te relateren aan deze specifieke elementen van het bredere aspect kwaliteitszorg. In het Onderwijsverslag 2006/2007 heeft de inspectie vermeld dat 39 procent van de scholen in 2007 voldoende scoort op beide indicatoren. De ambitie is dit percentage in 2011 te doen stijgen tot ten minste 70 procent.
6 Marzano, R.J. (2007), Wat werkt op school ­ Research in actie, Bazalt. 7 Zoals het belang van gezonde voeding en voldoende beweging op jonge leeftijd, veilig deelnemen aan het verkeer, internationalisering van de samenleving, omgaan met geld, technische vooruitgang, verantwoord omgaan met het milieu, etc. 8 Inspectie van het Onderwijs (2008), Onderwijsverslag 2006/2007

blad 5/21

bredere opdracht dan alleen taal en rekenen. De Onderwijsraad wijst hier ook op in zijn advies `Richtpunten bij onderwijsagenda's' van mei 2008, waarop nog een beleidsreactie zal volgen. De kwaliteitsagenda doet niets af aan deze bredere opdracht, die bijvoorbeeld ook burgerschapsvorming omvat. Scholen hebben de ruimte om eigen keuzes te maken in het realiseren van de kerndoelen en waar mogelijk stimuleer en ondersteun ik dat. Het is echter van belang om de tijd die nodig is voor taal en rekenen zo goed mogelijk te besteden. Uw kamer heeft tijdens het Algemeen Overleg op 21 mei 2008 over doorlopende leerlijnen nadrukkelijk gevraagd welke kerndoelen of taken eventueel minder aandacht mogen krijgen. Ik heb toen toegezegd dit onderwerp mee te nemen in de veldraadpleging over de referentieniveaus.

Opbrengsten transparant maken en opbrengstgericht werken Deskundigen9 10 11 12 geven aan dat onderwijsinnovaties waarin men data gebruikt als uitgangspunt voor nieuw in te zetten interventies, succesvoller zijn dan innovaties waarin men data alleen inzet als kwaliteits- en resultaatmeting achteraf. Ook de inspectie geeft onder andere in haar Onderwijsverslag 2006/2007 aan dat opbrengstgericht werken een positief effect heeft op de leerling-prestaties. Daarbij gaat het om opbrengstgericht werken met gegevens op leerling-, groeps- en schoolniveau. De inspectie spreekt ook wel van data-driven-teaching of het systematisch evalueren van de onderwijsopbrengsten van leerlingen, schoolgroepen en de school. Zij geeft in haar onderzoek naar de basisvaardigheden taal van 2008 aan dat taalzwakke scholen slechter scoren dan taalsterke scholen in het systematisch analyseren van de opbrengsten van hun onderwijs. In Onderwijsverslag 2006/2007 noemt de inspectie verschillende schoolverbeteringsprojecten waarbij door meer opbrengstgericht te werken de prestaties van zwakke leerlingen opvallend verbeterd zijn. Bij opbrengstgericht werken worden leerling-, groeps- en schoolprestaties gemeten om van te leren en dus gebruikt om het onderwijs te verbeteren. Daarvoor is het niet nodig om meer te toetsen, maar om toetsen en het leerlingvolgsysteem beter te benutten voor het onderwijs. Het primaire proces, de feitelijke interactie tussen leraar en leerlingen, staat hierbij voorop. Dit komt tevens tegemoet aan de roep van leraren en schoolleiders om zich meer te kunnen richten op de kern van hun vak. Landelijke referentieniveaus bieden daarbij houvast om de ontwikkelingen van leerlingen op taal en rekenen te bepalen en te volgen.13
Het volgen van leerlingen brengt de toegevoegde waarde van de school aan de ontwikkeling van leerlingen in beeld. Dit is in eerste instantie van belang voor de school zelf, maar ook voor een nauwkeurige en eerlijke beoordeling van de school door de omgeving, zoals ouders. De inspectie zal dan ook meer rekening houden met kenmerken van leerlingen, zodat scholen beter vergeleken kunnen

9 Fullan, M. (2007), Leiderschap in een cultuur van verandering, E&S 10 Vernooy, K., De schoolleiding en het verbeteren van het lesgeven en leren bij de basisvaardigheden. In: Basisschool Management, 07/2008
11 Kooijman, H., Gelderblom, G. en Vernooy, K. (2007), Onderwijskundig leiderschap in het primair onderwijs - Naar betere prestaties op de basisvaardigheden., CPS
12 Marzano, R.J. (2007), Wat werkt op school - Research in actie, Bazalt 13 Scheerens, J. (2008), Een overzichtstudie naar school- en instructie-effectiviteit, Universiteit Twente

blad 6/21

worden met vergelijkbare scholen. Bij scholen die risico lopen op de kwaliteit, kijkt de inspectie ook naar tussenopbrengsten.

Investeren in de leraar en schoolleider
De kwaliteit van het onderwijs kan niet hoger worden dan de kwaliteit van de leraren. De kwaliteit van de leerkracht is de meest invloedrijke factor op de leerprestaties, na de leerling-eigenschappen.14 En leraren die hoge verwachtingen hebben van hun leerlingen, behalen hogere prestaties.15 Om de taal- en rekenopbrengsten te verbeteren is het noodzakelijk om de juiste condities te creëren voor leraren en schoolleiders, zodat zij het beste uit hun leerlingen kunnen halen. Daarom is eind 2007 het Actieplan LeerKracht van Nederland gepresenteerd. Er wordt, naast het verbeteren van het carrièreperspectief en salarisverhogingen, geïnvesteerd in de verdere professionalisering van leraren en de versterking van het leiderschap van schoolleiders. Dit ­ evenals de focus op het primaire proces ­ maakt de beroepen aantrekkelijker en het zorgt voor ontwikkelingskansen. Dit brengt met zich mee dat er voldoende kwalitatief goede opleidingen moeten zijn voor leraren en schoolleiders op het gebied van taal, rekenen en opbrengstgericht werken. Daarnaast wordt op verschillende manieren geïnvesteerd in het verminderen van de werkdruk die wordt ervaren, zodat leraren en schoolleiders meer tijd hebben om zich verder te ontwikkelen en om voldoende aandacht te besteden aan het primaire proces. Over de uitvoering van de in het Actieplan voorgestelde maatregelen zijn onlangs met sociale partners afspraken gemaakt die vastgelegd zijn in het Convenant LeerKracht van Nederland.

Investeren in een rijke leeromgeving en effectieve methoden Kinderen hebben een stimulerende en uitdagende leeromgeving nodig. Dit prikkelt de leergierigheid en nieuwsgierigheid van kinderen en doet recht aan verschillende interesses en talenten van kinderen. Dat is tevens ondersteunend aan het leren van taal en rekenen. Het leren van taal en rekenen kan niet zonder een rijke leeromgeving die taal- en rekenlessen interessant en uitdagend maken. Een rijke leeromgeving is ook van belang voor excellente leerlingen. Door het onderwijs inspirerend en stimulerend te maken, worden ook zij steeds uitgedaagd het maximale uit zichzelf te halen. Scholen zijn vrij om de leeromgeving naar eigen inzicht in te vullen en werken daarbij veelal samen met partners in de omgeving van de school. Dit wordt vanuit de overheid ondersteund door onder andere de stimulering van brede scholen en investeringen in projecten. Maar ook door extra geld beschikbaar te stellen zodat scholen hun leermiddelen kunnen moderniseren en door de ontwikkeling van effectieve methoden en aanpakken te ondersteunen. Dit laatste is van groot belang om het onderwijs blijvend te verbeteren.16

Aanwezige energie en elan in het onderwijs benutten De aanpak om de taal- en rekenprestaties te verbeteren, bouwt voort op bestaande initiatieven in het onderwijsveld. Er bestaan veel goede voorbeelden van scholen en schoolbesturen die de kwaliteit van hun onderwijs blijvend weten te verbeteren. Het Projectbureau Kwaliteit van de onderwijssector

14 Barber, M., Mourshed, M (2007), How the world's best-performing school systems come out on top, McKinsey&Company 15 Scheerens, J. (2008), Een overzichtstudie naar school- en instructie-effectiviteit, Universiteit Twente 16 Sleegers, P., Kok, J., Heijmans, J. (2008), Weven zonder fouten, PO Platform Kwaliteit en Innovatie / Projectbureau Kwaliteit

blad 7/21

ondersteunt deze initiatieven en stimuleert dat steeds meer andere scholen aan de slag gaan met deze beproefde methoden en aanpakken. Bijvoorbeeld door scholen kennis met elkaar te laten delen over hoe de kwaliteit van het onderwijs verbeterd kan worden, en effectieve instructies in de praktijk aan elkaar te presenteren. Dit komt de professionalisering van de leraar ten goede. Leren van elkaar leidt tot effectiever onderwijsgedrag van de leraar.17 18 Leraren vinden deze vorm van leren zelf ook het meest effectief en hebben een voorkeur voor activiteiten die nabij de eigen praktijk zijn.19

De elementen uit bovenstaande aanpak zijn in de hiernavolgende paragrafen uitgewerkt. Het gaat om maatregelen gericht op het verhogen van het algehele niveau van taal- en rekenen, het voorkomen en verminderen van achterstanden en het bevorderen van excellentie. Op basisschool De Braskörf in Veendam beginnen ze spelenderwijs met leesonderwijs aan kleuters in groep 1 en 2. Jongens en meisjes knippen letters, stempelen en rijmen. "Eerst werd de nadruk gelegd op het aanbieden als het kind er aan toe is. Wij kiezen er nu voor om onderwerpen aan alle kinderen aan te bieden. Als een kind het niet oppikt en er nog niet aan toe is, is dat geen probleem. Over een paar maanden kan dat anders zijn. Maar je brengt ze er wel mee in aanraking, veel kinderen zijn er wel aan toe." De school maakt gebruik van toetsen. Hoe jong ze ook zijn, de kinderen worden getoetst. Op deze wijze krijgen de leraren inzicht in het niveau en de leesstrategie van ieder kind. De uitkomsten vormen het uitgangspunt voor de verbetering van de leesresultaten. "We willen zien wat een kind kan. Door de toets zie je waar ieder kind problemen mee heeft en waar aan gewerkt moet worden." In het team wordt vervolgens overlegd hoe het leesniveau van een kind verbeterd kan worden. En dat is wat ze op De Braskörf voorheen minder deden: met elkaar delen hoe ze in de klas lesgeven. Het delen met elkaar is iets wat door de leerkrachten als zeer positief wordt ervaren. Een taalkundige kwam in de klas en observeerde hoe leerkrachten les gaven en kwam vervolgens met praktische adviezen hoe het nog beter kon. Er zijn opnames gemaakt van een lessituatie met als doel er gezamenlijk van te leren. De insteek daarbij was zaken die goed gingen als vertrekpunt te nemen en dit aan te vullen met suggesties voor verbetering. Het resultaat is dat er nu veel minder uitval is in groep 3: slechts 5 procent in plaats van 77 procent. En meer dan de helft van de leerlingen die in groep 3 nog niet het streefdoel (AVI 3) behaalden, behalen wel het streefdoel in groep 4 (AVI 6).


3. Blijvend verhogen van het taal- en rekenniveau

Uitwerking referentieniveaus taal en rekenen
In het Coalitieakkoord is afgesproken dat wat leerlingen moeten kennen en kunnen aan het einde van hun leerloopbaan duidelijk wordt vastgelegd. Daarbij is het van belang dat de aansluiting tussen de verschillende onderwijssectoren goed is. Daarvoor is een goede doorlopende leerlijn voor taal en

17 Barber, M., Mourshed, M (2007), How the world's best-performing school systems come out on top, McKinsey&Company 18 Fullan, M. (2008), The Six Secrets of Change
19 Blok, H., Van Eck, E. (2008), Leer- of verbeternetwerken in het basisonderwijs; een eerste verkenning, SCO-Kohnstamm Instituut

blad 8/21

rekenen nodig, van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE), het primair en voortgezet onderwijs tot het hoger onderwijs. Op het punt van de doorstroming en doorlopende leerlijnen ligt er naast een verantwoordelijkheid van de sector ook een overheidsverantwoordelijkheid. Daarom is vorig jaar de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen geïnstalleerd en op 23 januari 2008 heeft zij haar advies uitgebracht. In de beleidreactie van 28 april (Kamerstuk 2007-2008, 31332, nr. 3) is aangegeven dat dit advies op hoofdlijnen is overgenomen.

Dit najaar vindt binnen de primair onderwijssector naar aanleiding van het advies van de expertgroep een veldraadpleging plaats over de referentieniveaus, om enerzijds de inhoud van de referentiebeschrijvingen te bespreken, anderzijds om leraren en schoolleiders bekend te maken met de referentieniveaus. Zij zijn immers de gebruikers van de niveaus. De PO-Raad heeft positief gereageerd op het verzoek de veldraadpleging, in afstemming met de andere sectoren, te organiseren. Ik heb de PO-Raad gevraagd hier de vakorganisaties bij te betrekken. Eind 2008 is de uitkomst van de veldraadpleging bekend en deze zal worden meegenomen in het wetstraject om de referentieniveaus vast te leggen. De kracht van dergelijke referentieniveaus is, dat dan voor het eerst een absolute norm wordt voorgelegd. Dit is van belang voor een goede doorlopende leerlijn en daarmee kan met meer zekerheid over een meerjarige periode de ontwikkeling van de onderwijsopbrengsten worden gevolgd. Gericht werken met referentieniveaus stimuleert de resultaatgerichtheid van scholen en kan bijdragen aan een verbetering van de prestaties van leerlingen. Naast de aanscherping van de referentieniveaus door de veldraadpleging is het van belang om referentieniveaus uit te werken in leerlijnen en tussenniveaus, zodat het scholen tussentijds meer houvast biedt voor het volgen van leerlingen. Omdat bijna alle scholen al werken met een leerlingvolgsysteem is het van belang om de referentieniveaus zoveel mogelijk hierop te enten. Dit houdt in dat de referentieniveaus, leerlijnen en tussenniveaus in de bestaande toetsen van leerlingvolgsystemen en in de rapportagemogelijkheden verwerkt worden. Om er vervolgens voor te zorgen dat scholen ervaring op kunnen doen met het werken met referentieniveaus zullen pilots met scholen worden gestart voor het ontwikkelen van bijvoorbeeld hulpmiddelen die door het brede onderwijsveld kunnen worden benut. Het kabinet heeft voor de totale uitwerking structureel extra middelen beschikbaar gesteld. Voor de sector primair onderwijs gaat het om ruim 39 miljoen verdeeld over de jaren 2008 tot en met 2011 en vanaf 2012 is er 6 miljoen per jaar beschikbaar.

Na de uitwerking en normering van de referentieniveaus is het mogelijk om ook landelijk in beeld te brengen hoe leerlingen feitelijk presteren ten opzichte van de landelijke normen. Dit betekent dat op termijn, in nauw overleg met de onderwijssector en de inspectie, concretere ambities voor taal en rekenen kunnen worden geformuleerd. De jaarlijkse landelijke steekproef door Cito (zie ook paragraaf 11) laat dan zien hoe de taal- en rekenprestaties van leerlingen zich ontwikkelen ten opzichte van de niveaus. Met de kwaliteitsagenda beogen we in ieder geval dat alle scholen de komende jaren meer leerlingen op fundamenteel- en streefniveau brengen. En daarvoor is het nodig dat elke school zich de vraag stelt hoe zijn leerlingen ervoor staan op het gebied van taal en rekenen en hoe dit verbeterd kan worden.

blad 9/21

Taal en reken verbetertrajecten op schoolniveau
Ik heb extra middelen beschikbaar gesteld voor scholen die de taal- of rekenprestaties van hun leerlingen willen verbeteren. In april 2008 is het Projectbureau Kwaliteit van de onderwijssector gestart met de uitvoering van taal en reken verbetertrajecten voor scholen. Dit houdt in dat 1125 scholen ­ naast de bestaande pilots taalbeleid onderwijsachterstanden, waar zo'n 350 scholen aan deelnemen ­ nog dit jaar starten met het verbeteren van aspecten van hun taal- of rekenonderwijs op basis van een plan van aanpak dat past bij de eigen schoolsituatie. Deze verbetertrajecten zijn met name gericht op de door de inspectie aangemerkte taal- en rekenzwakke scholen. Een belangrijk element in de aanpak is opbrengstgericht werken en het delen van resultaten en beproefde aanpakken met andere scholen. Dit is naast de ruimte die er is voor diversiteit van belang voor blijvende kwaliteitsverbetering in het onderwijs.20
Voor het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs worden dit najaar trajecten gestart specifiek gericht op de verbetering van de leesprestaties. De trajecten worden gebaseerd op de effectieve aanpak van het Project Leesimpuls Speciaal Basisonderwijs.21

Met bovenstaande pilots en verbetertrajecten zijn nog niet alle scholen bereikt. Om ook op landelijk niveau betere taal- en rekenprestaties te realiseren, is aanvullende ondersteuning nodig. Samen met de onderwijssector worden verschillende mogelijkheden daartoe verkend, zodat dit najaar een start kan worden gemaakt met aanvullende maatregelen om opbrengstgericht werken breed te stimuleren. Nederland kent een sterke onderwijsinfrastructuur. Daarom betrek ik de verschillende partijen in de onderwijsondersteuning en drijvende krachten achter scholen die hun opbrengsten opvallend verbeteren hier intensief bij.

De meeste kinderen van de Klimop (Klein-Coolstraat) in Rotterdam komen uit Turkse en Marokkaanse gezinnen, vaak met laag opgeleide ouders. Er is altijd veel geïnvesteerd in lezen, maar ondanks de enorme inspanningen bleven de resultaten van het leesonderwijs achter. Daarom heeft de school het over een heel andere boeg gegooid. Sindsdien is er in korte tijd erg veel verbeterd. Samen met het CPS heeft het team een schoolontwikkelingsprogramma opgesteld, waarin het werken aan leesresultaten een belangrijk onderdeel vormt. Het doel is het verbeteren van het begrijpend lezen. De school is meer resultaatgericht gaan werken: denken in doelen, niet in activiteiten. Het schoolteam heeft zich ook hogere doelen gesteld. Om de doelen te bereiken is er veel aandacht voor begrijpend luisteren, technisch lezen en woordenschat. Het onderwijsprogramma is aangepast: Piramide en fonemisch bewustzijn in de onderbouw, daarna Veilig Leren Lezen (aangepaste planning), tutorlezen en het vergroten van de leertijd voor lezen. Daarnaast zijn de leerkrachtvaardigheden verbeterd. Drie teamleden hebben een opleiding tot coach gevolgd om op basis van collegiale consultatie feedback te geven. De nieuwe, programmagerichte cultuur en de resultaatgerichtheid van directie en team hebben geleid naar veel betere leerling-prestaties.

20 Sleegers, P., Kok, J., Heijmans, J. (2008), Weven zonder fouten, PO Platform Kwaliteit en Innovatie / Projectbureau Kwaliteit 21 Houtveen, T., Kuijpers, J., Vernooy, K. (2005), Meer kansen voor kinderen ­ Evaluatie van het project leesimpuls speciaal basisonderwijs, Universiteit Utrecht

blad 10/21


4. Opbrengstgericht werken: leren van data

Intensief gebruik leerlingvolgsystemen
Om de resultaten van taal en rekenen te verbeteren, is het belangrijk om de ontwikkeling van leerlingen te volgen op leerling-, groeps- en schoolniveau. Immers, wat je niet weet kun je niet verbeteren. Door de uitkomsten van toetsen goed te analyseren en te evalueren en op basis daarvan het onderwijs aan te passen, kan het maximale uit leerlingen worden gehaald. Dit is een belangrijk onderdeel van de kwaliteitszorg op scholen. Op deze wijze kunnen scholen hun eigen toegevoegde waarde aan de ontwikkeling van leerlingen beter in beeld brengen. Op scholen die deze werkwijze hanteren, verbetert de kwaliteit van het onderwijs en daarmee ook het toetsresultaat. Dit zien we bijvoorbeeld in een aantal pilots taalbeleid onderwijsachterstanden, maar ook bij andere schoolverbeteringsprojecten die de inspectie bijvoorbeeld noemt in haar Onderwijsverslag 2006/2007.22 Het is dus van belang om de data uit bestaande toetsen van de leerlingvolgsystemen beter te benutten en niet zozeer om meer te toetsen. Scholen toetsen al veel en werken bijna allemaal met een leerlingvolgsysteem, maar met de uitkomsten wordt nog te weinig gedaan. In het Onderwijsverslag 2006/2007 geeft de inspectie dit ook aan. In mijn brief van juni (Kamerstuk 2007-2008 31293 nr. 17) heb ik aangeven hoe ik de toetsing- en verantwoordingspraktijk wil vormgeven zodat leraren, schoolleiders en besturen de beschikbare data over leerling-prestaties beter gaan benutten.

Rol inspectie bij opbrengstgericht werken: nauwkeuriger bepalen toegevoegde waarde Niet alleen de school zelf, maar ook de omgeving van de school, de ouders in de eerste plaats, moet de resultaten van de school kunnen beoordelen. De opbrengsten van een school, ook op het gebied van taal en rekenen, worden voor een belangrijk deel bepaald door kenmerken van leerlingen, zoals aanleg, sociaal-economische achtergrond en opleidingsniveau van de ouders. Het oordeel van de inspectie over de eindopbrengsten van basisscholen zal hier nog beter rekening mee houden, zodat scholen ook beter vergeleken kunnen worden met vergelijkbare scholen. Bij scholen die risico lopen op de kwaliteit zal de inspectie meer kijken naar tussenopbrengsten. In heb in mijn brief van juni (Kamerstuk 2007-2008 31293 nr. 17) aangekondigd dat ik laat onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is om op termijn de evaluatiepraktijk op scholen als normindicator op te nemen in het inspectietoezicht. Om het opbrengstgericht werken extra te stimuleren, wordt nu samen met de inspectie onderzocht of en hoe de inspectie scholen benchmark gegevens kan aanleveren, gebaseerd op de opbrengstgegevens van scholen.

Stimuleren van effectieve methodieken in de onderwijspraktijk In het verlengde hiervan is het belangrijk om de ontwikkeling van bewezen effectieve methodieken en aanpakken op het gebied van met name rekenen, taal en opbrengstgericht werken te blijven ondersteunen. Dit is wezenlijk voor de kwaliteit van het primair onderwijs van morgen. Scholen moeten informatie kunnen krijgen over wat wel en wat niet werkt, dus moeten nieuwe methodieken en aanpakken op wetenschappelijke manier worden getoetst alvorens ze toe te passen in de

22 O.a. het BOV-project (Beginnend lezen en Omgaan met Verschillen), het LISBO-project (Lees Impuls Speciaal Basis Onderwijs) en het KRW-project (Kwaliteitsverbetering Rekenen en Wiskunde)

blad 11/21

onderwijspraktijk. Ik heb daarom, naast bestaande onderzoeksprogramma's, middelen beschikbaar gesteld aan het Projectbureau Kwaliteit om besturen en hun scholen te ondersteunen om nieuwe kennis te ontwikkelen op het gebied van het verbeteren van de taal- en rekenprestaties en om succesvolle beproefde aanpakken verder te ontwikkelen en overdraagbaar te maken. Ook de landelijke onderwijsondersteunende instellingen (Cito, SLO en LPC) en de landelijke expertisecentra (Freudenthal Instituut en Expertisecentrum Nederlands) zijn actief op het gebied van het ontwikkelen van effectieve onderwijsmethodieken en aanpakken. Deze instellingen stemmen hun programma af op het programma van de onderwijssector, zodat het elkaar aanvult en versterkt. De genoemde instellingen worden ook betrokken bij de implementatie van de referentieniveaus.


5. Verminderen van taalachterstanden

Om de leerprestaties op het gebied van taal te verbeteren, is het belangrijk om taalachterstanden vroeg te signaleren en aan te pakken. De ambitie is om de taalachterstand van achterstandsleerlingen met 40 procent te verminderen. De inzet op voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is daarom fors. Het kabinet heeft hiervoor extra middelen beschikbaar gesteld: in 2008 en 2009 50 miljoen, in 2010 75 miljoen en voor 2011 en verder 100 miljoen. In de brief `Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie', die op 23 mei 2008 naar uw Kamer is gezonden (Kamerstuk 2007-2008, 31322, nr. 24), wordt aangegeven welke stappen het kabinet de komende jaren zet naar meer harmonisatie van voorzieningen voor kinderen van 0 tot 4 jaar en meer voorschoolse educatie in de peuterspeelzalen en kinderopvang. Het streven is dat er in 2011 een landelijk dekkend VVE aanbod komt in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen, zodat alle doelgroepkinderen worden bereikt. Hiermee wordt gerealiseerd dat alle kinderen met een risico op een taalachterstand in het Nederlands vroegtijdig in hun ontwikkeling gestimuleerd worden en achterstanden aan het begin van de schoolloopbaan zo veel mogelijk voorkomen worden.

De kwaliteit van VVE wordt vergroot door het stimuleren van het gebruik van effectieve VVE programma's en door het verbeteren van de uitvoeringscondities. De convenanten die ik met Oost- Groningen, de G4 en Zuid-Limburg over VVE heb gesloten, en in het najaar van 2008 ook met Drenthe, zijn ook gericht op het bijdragen aan de kwaliteitsverhoging en het bereik van VVE. Dit geldt ook voor het vervolg op de bestuurlijke afspraken die op 3 april 2008 met de VNG over VVE zijn gemaakt.

Om de aandacht te vestigen op het belang voor de doorgaande leerlijn van de voor- naar de vroegschoolse educatie, wordt samengewerkt met de VNG en met de besturen- en schoolleiderorganisaties aan de totstandkoming van een agenda `Focus op vroegschoolse educatie'. De agenda heeft tot doel meer kinderen met vroegschoolse educatie te bereiken, de kwaliteit te verbeteren en de doorlopende leerlijn te ondersteunen. De agenda zal ook aangeven dat een basisschool de vroegschoolse educatie moet inbedden in het kwaliteitsbeleid van de school waardoor de effecten van VVE na groep 2 behouden blijven.

In de brief die uw Kamer op 18 januari 2008 heeft ontvangen (Kamerstuk 2007-2008, 27020, nr.57) over wijzigingen in de gewichtenregeling wordt uiteengezet hoe belangrijk de structurele investering

blad 12/21

van 70 miljoen (bovenop de reeds bestaande investering van 315 miljoen per jaar), is voor leerlingen in het basisonderwijs om zich naar vermogen te kunnen ontplooien. Naast de drempelverlaging naar 6 procent, waardoor scholen eerder in aanmerking kunnen komen voor extra middelen, zullen scholen in bepaalde gebieden een extra bedrag ontvangen per gewichtenleerling. Met de gewichtenregeling wordt bereikt dat scholen extra aandacht kunnen geven aan het verminderen van taalachterstanden bij kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. Scholen kunnen hiervoor naar eigen behoefte acties ondernemen, zoals het verkleinen van de klassen, het verder professionaliseren van leraren of voor vroegschoolse educatie.

Openbare Basisschool Het Mozaïek in Arnhem is een ondernemende school met een hoog ambitieniveau. De school wordt bezocht door overwegend leerlingen van allochtone afkomst en driekwart van de gezinnen leeft van een minimum inkomen. De school is resultaatgericht en zet zich in om de maatschappelijke kansen van kinderen te vergroten. Dat betekent: uit leerlingen halen wat erin zit. De prioriteiten liggen hierbij bij de basisvaardigheden taal, lezen en rekenen. Leerlingen worden regelmatig getoetst en de resultaten worden geanalyseerd en besproken. Leraren zien de vooruitgang die zij boeken met hun leerlingen. Ook is er aan de school een voorschool verbonden, zodat al vroeg kan worden begonnen met het bestrijden van taalachterstanden. Een belangrijke succesfactor van Het Mozaïek is dat het een heldere visie heeft en een professionele cultuur. Daarnaast is het een doelgerichte, planmatige school met een éénduidige structuur. Het Mozaïek behaalt al jaren achtereen een cito-eindtoetsscore die rondom het niveau van het landelijk gemiddelde ligt.


6. Bevorderen van excellentie

Het is belangrijk leerlingen uit te dagen het maximale uit zichzelf te halen, om ze te laten `sprankelen'. Dit geldt ook voor de meer talentvolle of excellente leerlingen, zowel op taal en rekenen alsook op gebieden waar sommige leerlingen van nature in uitblinken. Dit is van belang voor de kinderen zelf, maar ook voor onze kennissamenleving.23

Talentvolle leerlingen worden nu niet altijd herkend en uitgedaagd. De Onderwijsraad geeft in zijn advies `Presteren naar vermogen' van februari 2007 aan dat ongeveer 10 procent van de leerlingen op de basisschool onder zijn of haar kunnen presteert. Het gaat hier om kinderen waarvan de feitelijke taal- en rekenprestaties fors achterblijven bij wat normaal gesproken mogelijk is gegeven hun talent.24 Een opvallend gegeven is dat hoe groter het cognitief talent, hoe meer er sprake is van onderpresteren op het gebied van taal en rekenen. Het primair onderwijs in Nederland kent tussen de 30.000 tot 45.000 zeer begaafde leerlingen.25 Binnen deze kleine groep is relatief vaak sprake van

23 Innovatieplatform (2005), Leren excelleren
24 Om het talent van deze kinderen te bepalen, is gebruik gemaakt van een IQ toets 25 2 tot 3% van de bevolking heeft een IQ hoger dan 125. Dat geldt dus ook voor 2 tot 3% van de 1,5 miljoen kinderen in het basisonderwijs

blad 13/21

onderpresteren. Het gaat om 30 procent onderpresteren bij de groep met een IQ rond de 130 tot 60 procent onderpresteren bij de zeer kleine groep met een IQ vanaf 150. Talent gaat zo verloren. Daarom zal bij de uitwerking van de referentieniveaus rekening gehouden worden met de mate waarin de streefniveaus uitdagend zullen zijn voor de meer getalenteerde leerlingen. Door leerling-prestaties daarnaast goed te volgen en te evalueren, kunnen leraren ook eerder en beter zicht krijgen op bijzondere prestaties en talenten van kinderen, waardoor zij het onderwijs ook beter kunnen afstemmen op specifieke behoeften van deze leerlingen. Hierdoor worden talentvolle leerlingen uitgedaagd en geïnspireerd om zowel op de basisvaardigheden taal en rekenen alsook op andere, eventueel aanvullende, vakken zo goed mogelijk te presteren.

Naast bestaande initiatieven, ontwikkel ik samen met de PO-Raad een aanpak om excellentie nog meer te stimuleren in het basisonderwijs. Waarbij recht wordt gedaan aan bestaande ontwikkelingen en knelpunten in de dagelijkse praktijk op de basisscholen. Een voorbeeld van dergelijke ontwikkelingen is het ontstaan van plusklassen en ook de zogenoemde Leonardoscholen. Op dit moment doet de inspectie een verkennend onderzoek naar plusklassen. Ik zal uw Kamer nog deze zomer per brief informeren over het stimuleren van excellentie in het basisonderwijs, waarin de uitkomsten van het onderzoek van de inspectie worden meegenomen.


7. Terugdringen aantal zeer zwakke scholen

Nederland telt ongeveer 650 zwakke en 100 zeer zwakke basisscholen.26 Elke zwakke of zeer zwakke school is er één teveel. De ambitie is om het aantal zeer zwakke scholen te halveren en de periode dat scholen zeer zwak zijn korter te maken. Dit betekent immers dat deze scholen onder andere betere taal- en rekenprestaties gaan realiseren. Een belangrijk deel van de ambitie wordt gerealiseerd door het aangescherpte toezicht van de inspectie. Zoals in het Onderwijsverslag 2006/2007 is aangegeven komen vrijwel alle scholen er zelfstandig bovenop in het traject van geïntensiveerd toezicht. Door het Nieuwe Toezicht zal de effectiviteit van het inspectietoezicht alleen maar toenemen. Een andere activiteit van de inspectie is het maken van analyses van het bestand van (zeer) zwakke scholen. Zo kan worden vastgesteld waar concentraties van (zeer) zwakke scholen zijn, en welke specifieke problemen er bij deze scholen spelen. Op basis van deze analyses van de inspectie stimuleert het ministerie sectororganisaties en medeoverheden verantwoordelijkheid te nemen.

Naast deze maatregelen zal er ook meer aandacht zijn voor preventie: voorkomen is beter dan genezen. Als onderdeel van het risicogerichte toezicht gaat de inspectie de schoolbesturen nadrukkelijker informeren wanneer een school zwak is of aan het afglijden is. De schoolbesturen kunnen dan tijdig maatregelen nemen om te zorgen dat een school niet zeer zwak wordt. Naast deze attendering van de inspectie zullen schoolbesturen ook zelf de kwaliteitsontwikkeling van hun scholen moeten monitoren. Het steunpunt zeer zwakke scholen, waarin de materiedeskundigen van de sectororganisaties zijn verenigd, ontwikkelt in dit verband een `early warning system'. Dit systeem moet schoolbesturen waarschuwen wanneer de kwaliteit achteruit gaat.

26 Inspectie van het Onderwijs (2008), Onderwijsverslag 2006/2007

blad 14/21

Van de mogelijkheid voor scholen om zich in positieve zin te onderscheiden gaat ook een preventieve werking uit. De komende maanden zal ik samen met de sectororganisaties en de inspectie verkennen hoe voorbeelden van zeer goede scholen en scholen die hun opbrengsten opvallend verbeteren beter benut kunnen worden. Het inspectieonderzoek naar excellente scholen zal hierbij een van de bouwstenen vormen. Ik bereid daartoe een notitie over `sterke scholen' voor.


8. Professionalisering en leiderschap

Bij het verbeteren van de taal- en rekenresultaten is allereerst de pedagogische en didactische kwaliteit van de leraar van belang.27 28 Als tweede belangrijke factor bij de leeropbrengsten van een school geldt de effectiviteit van de schoolleiding en de bestuurlijke context van de school.29

Schoolleiding en bestuurlijke context
Onderwijsopbrengsten zijn sterk afhankelijk van de aanpak van schoolleiders en besturen, zowel in positieve als in negatieve zijn. Bij zeer zwak presterende scholen is vaak sprake van zwak management en bestuur.30 Terwijl aangetoond is dat bij slecht presterende scholen binnen afzienbare termijn verbetering te boeken is met een goed gecoördineerde, samenhangende en beproefde aanpak, zoals uit de pilots taalbeleid onderwijsachterstanden is gebleken.

Het gaat hierbij allereerst om het stellen van prioriteiten, het stellen van duidelijke doelen gekoppeld aan een doorlopende leerlijn binnen het curriculum. Lesgeven en leren, het primaire proces, moeten centraal staan binnen de school. De schoolleiding is ervoor verantwoordelijk om noodzakelijke elementen van een effectieve school een duurzame plek te geven binnen de organisatie: opbrengstgericht werken, toepassen van effectieve methodieken. Daarnaast is ook goed werkgeverschap van belang zodat leraren niet alleen het beste uit hun leerlingen, maar ook uit zichzelf halen. Schoolbesturen moeten borgen dat het onderwijsproces voldoende aandacht krijgt en de schoolorganisatie effectief wordt vormgegeven.

Als het primaire proces voorop staat, dan is het van belang om condities te creëren waardoor scholen zich daar ook meer op kunnen richten. Departementsbreed wordt onderzocht welke maatregelen tot vermindering van administratieve lasten het meest ten goede komen van de onderwijsprofessionals: de leraar en de schoolleider. Het onderzoek is zo ingericht dat deze professionals zelf de prioriteiten voor de reductie van de administratieve lasten bepalen. Daarnaast is er extra geld beschikbaar gesteld voor ondersteunende medewerkers, waardoor maximaal 1550 extra conciërges kunnen worden aangesteld, en is er extra geïnvesteerd in 2500 combinatiefuncties. Tevens is in het Convenant LeerKracht van

27 OECD (2005), Teachers Matter: Attracting, developing and Retaining Effective Teachers, OECD Paris 28 Barber, M., Mourshed, M. (2007), How the world's best-performing school systems come out on top, McKinsey&Company 29 OECD (2008), Improving School Leadership: Policy and practice, OECD Paris 30 Claassen, A.W.M. (2007), Effectieve beleidscontexten voor duurzaam zeer zwak presterende scholen, ITS

blad 15/21

Nederland met de sociale partners overeengekomen dat alle schoolleiders met ingang van 2009 een salarisverhoging ontvangen van 275 per maand.

Samen met de schoolleiderorganisaties zal ik dit jaar een aantal seminars organiseren om te verkennen wat er van schoolleiders en hun besturen gevraagd wordt om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, welke initiatieven er zijn op dit gebied en of hier kansen liggen die beter benut kunnen worden.

Protestants-christelijke basisschool De Morgenster in Sleeuwijk is geen achterstandsschool. Wel baarde de leesuitval het team zorgen. Steeds minder leerlingen leerden goed lezen. Maar De Morgenster wist het tij te keren. Er werd afscheid genomen van de leesmoeders, en de juffen en meesters gingen zich zelf actief met de zwakke lezertjes bemoeien. Het succes verbaasde zelfs de leerkrachten. De school heeft in 2004 besloten samen met het samenwerkingsverband deel te nemen aan het HARD-project (hardnekkige leesproblemen). Zowel het team als intern begeleiders en directie zijn hiervoor geschoold. Het leesonderwijs is tot speerpunt van de school gemaakt. "Een belangrijke verandering is geweest dat we het tijdstip van lezen hebben veranderd. De hele school begint nu om half negen met lezen. Het gesprek in de kring en het gebed zijn verplaatst naar een ander moment. In groep 3 hebben we kleinere taalleesgroepen ingericht. Ook wordt er gericht onderwijs gegeven aan alle zwakke leerlingen, niet alleen in groep 3 en 4, maar de hele schoolperiode door." De school heeft een duidelijke koers uitgezet, het doel en de organisatie is voor iedereen hetzelfde, leraren kijken veel meer bij elkaar in de klas en het team vergadert systematisch over het verbeteren van de resultaten van leerlingen. En successen worden gevierd. De leesuitval is met ruim 10 procent teruggedrongen naar ongeveer 5 procent schoolbreed.

De positie, carrière mogelijkheden en professionalisering van de leraar Deze kabinetsperiode wordt fors geïnvesteerd in de positie, carrière mogelijkheden en professionalisering van leraren. Hiermee wordt een belangrijke voorwaarde gecreëerd voor het verbeteren van onderwijskwaliteit en leeropbrengsten. Uitgangspunt is dat leraren ook voor de klas carrière moeten kunnen maken. Hierover zijn afspraken gemaakt met de sociale partners in het Convenant LeerKracht van Nederland.

Eén van de afspraken uit het convenant is het instellen van een Scholingsfonds voor leraren. Deze afspraak is voor het schooljaar 2008/2009 concreet vormgegeven in de Regeling Lerarenbeurs voor scholing. Sinds 1 juni 2008 kunnen bevoegde leraren de lerarenbeurs aanvragen. De beurs vergoedt de kosten (les- en collegegeld, studiemiddelen en reiskosten) van een opleiding waarmee een andere of hogere bevoegdheid of graad behaald kan worden. Voorts kan een beurs aangevraagd worden voor opleidingen gericht op een bepaalde specialisatie. Hiertoe is een limitatieve lijst van opleidingen opgesteld. In deze categorie vallen bijvoorbeeld opleidingen tot taal- en rekenspecialist. Onderdeel van de regeling is ook dat de school een vergoeding kan krijgen voor de vervangingskosten bij studieverlof. In totaal is voor de lerarenbeurs een structureel budget beschikbaar dat oploopt tot 82 miljoen in

blad 16/21

2012. De helft van het totaal aantal aanvragen is bestemd voor scholing van docenten in het primair onderwijs. Bevoegde leerkrachten kunnen eens in hun loopbaan gebruik maken van de lerarenbeurs.

In het Convenant LeerKracht van Nederland is met de sociale partners overeengekomen dat in 2014 40 procent van de leraren in het basisonderwijs is ingeschaald in de (hogere) schaal LB en 7 procent van de leraren in het speciaal (basis) onderwijs in LC. Sociale partners hebben afgesproken dat bij de functiewaardering voor toekenning van schaal LB voor leraren ondermeer gekeken wordt naar opleidingsniveau, verkregen door onder andere relevante cursussen, master classes, dan wel hbo- masters, onder andere op de deelgebieden rekenen en taal. De verwachting is dat door de combinatie van functiedifferentiatie en de lerarenbeurs voor scholing een krachtige stimulans ontstaat voor leraren om zich verder te professionaliseren.

In het verlengde hiervan ga ik samen met de PO-Raad met de aanbieders van opleidingen voor leraren, pabo's maar ook andere opleidingsinstituten, bespreken hoe we kunnen zorgen voor voldoende aanbod van kwalitatief goede opleidingen op het gebied van taal, rekenen en opbrengstgericht werken. En hoe we er voor kunnen zorgen dat startende leraren die net hun studie aan de pabo hebben afgerond al over de juiste competenties beschikken. Het is een positieve ontwikkeling dat nascholingsinstituten en toetsontwikkelaars steeds meer aandacht besteden aan aanbod van nascholing op het gebied van opbrengstgericht werken. Nog deze zomer zal een kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren naar uw Kamer worden gestuurd.


9. Ouderbetrokkenheid

Betrokkenheid van ouders bij de school van hun kinderen is goed voor de relatie tussen ouders en scholen en de kwaliteit van het onderwijs.31 De onderwijs- en ouderorganisaties stimuleren de ouderbetrokkenheid bij hun achterbannen door onder andere het onderwijs van praktische materialen en methodieken te voorzien. Scholen krijgen zo de gelegenheid om de ouderbetrokkenheid naar eigen inzicht en behoefte te versterken.
Ouders worden betrokken bij het lezen door het programma leesbevordering Kunst van lezen, dat bijdraagt aan een meer geletterde samenleving. In het programma wordt aandacht besteed aan voorlezen, wat stimulerend werkt op het (latere) leesgedrag. Geïnspireerd op Bookstart, het in Groot- Brittannië al jaren met succes draaiende leesbevorderingsprogramma voor kinderen tot vier jaar en hun ouders, zal een proef worden gestart met een leesbevorderingsmodel. Ook is de informatievoorziening voor ouders van belang. Ik ben met de PO-Raad en de ouderorganisaties in gesprek over de mogelijkheden om de beschikbare gegevens over de kwaliteit van het onderwijs op een transparante wijze te ontsluiten voor scholen en andere betrokkenen, zoals ouders. Het doel hiervan is om een vergelijking van uitkomsten tussen scholen (benchmarking) en een heldere verantwoording over de prestaties in het onderwijs aan 'stakeholders' mogelijk te maken.

31 Marzano, R.J. (2007), Wat werkt op school - Research in actie, Bazalt

blad 17/21


10. Rijke leeromgeving

Het leren van taal en rekenen kan niet zonder een rijke leeromgeving die het leren van deze vakken interessant en uitdagend maakt. Scholen stimuleren de leergierigheid en nieuwsgierigheid van hun leerlingen op diverse manieren en kunnen daarbij gebruik maken van bestaande programma's, bijvoorbeeld op het gebied van wetenschap en techniek, internationalisering, cultuur of ICT. Door het verbinden van diverse thema's, bijvoorbeeld op het vlak van natuur, milieu, wetenschap en techniek, aan de vakken taal en rekenen, ontstaat een rijke leeromgeving die het leren van de basisvaardigheden ondersteunt. Scholen verbinden bijvoorbeeld hun technieklessen aan rekenen of zij verbeteren de taalprestaties met behulp van wereldoriëntatie. Daarnaast stimuleert het kabinet ook de ontwikkeling van brede scholen, om scholen onder andere beter toe te rusten om te kunnen gaan met maatschappelijke opdrachten. Daarvoor zijn structureel extra middelen beschikbaar gesteld die oplopen tot 30 miljoen vanaf 2011. In het kader van de brede school werken veel scholen samen met partners buiten de school, zoals bibliotheken, sportverenigingen en culturele instanties. Dit stimuleert de ontwikkelingskansen van kinderen en komt ook tegemoet aan de bredere opdracht die de school heeft.
Moderne leermiddelen kunnen een belangrijke rol spelen bij het verrijken van het onderwijs door variëteit en maatwerk te bieden aan leerlingen. Daarom heeft het kabinet structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor leer- en hulpmiddelen. In 2009 en 2010 is respectievelijk 7 miljoen en 18 miljoen beschikbaar en vanaf 2011 is structureel 29 miljoen beschikbaar.


11. Monitoring en evaluatie

Opbrengstgericht werken is niet alleen van belang voor leraren, schoolleiders en schoolbesturen, maar uiteraard ook voor de overheid. Daarom wordt de voortgang van de kwaliteitsagenda op verschillende manieren gevolgd. Daarbij wordt zowel gekeken naar de prestaties van leerlingen op rekenen en taal, als naar het proces, dus bijvoorbeeld de uitvoering van projecten. In 2011-2012 zullen de hoofdlijnen van de kwaliteitsagenda worden geëvalueerd door middel van een beleidsdoorlichting. Voor de monitoring wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Ik heb recent opdracht gegeven aan het Cito om jaarlijks met een representatieve steekproef meerjarig in beeld te brengen hoe de taal- en rekenprestaties van leerlingen zich ontwikkelen. In december 2008 zijn de gegevens beschikbaar en worden ze benut voor het maken van een nulmeting. Daarnaast worden andere bronnen gebruikt, zoals: het driejaarlijkse Cohort Onderzoek Onderwijsloopbanen (COOL), internationale vergelijkingen op taal en rekenen (PIRLS en TIMMS), de periodieke peilingen van het onderwijsniveau (PPON), de monitoring van pilots en projecten waar scholen aan deelnemen en diverse inspectieonderzoeken.

Het is nog te vroeg om in deze brief over de voortgang en verdere uitwerking van de kwaliteitsagenda exact aan te kunnen geven tot welke effecten de tot nu toe ingezette activiteiten hebben geleid. Veel activiteiten om de gewenste beweging in de onderwijssector op gang te brengen, zijn nog maar net in gang gezet en de eerste jaarlijkse peiling door Cito is nog niet afgerond.

blad 18/21


12. Tot slot

Los van bovenstaande kwantitatieve en objectieve metingen, zijn de signalen van leraren, schoolleiders, schoolbesturen, experts en anderen positief. Dit vormt een stevige basis om gezamenlijk verbeteringen te realiseren. Ik zal uw Kamer jaarlijks rond de zomer informeren over de voortgang van de Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma

blad 19/21

BIJLAGEN

I. Financieel overzicht van de extra geïnvesteerde middelen (x 1 mln.)

Thema's 2008 2009 2010 2011 2012 Kwaliteit taal/rekenen (incl.
uitwerking referentieniveaus en 7 13 13 13 13 school verbetertrajecten)
Leer- en hulpmiddelen 1 7 18 29 29 VVE (incl. gemeenteaccres) 50 50 75 100 100 Gewichtenregeling 10 40 70 70 Brede school (incl. 5 10 15 30 30 gemeenteaccres)
Scholingsfonds (50% van de 7 22 37 56 82 aanvragen bestemd voor PO)

De bovengenoemde bedragen zijn tot en met het jaar 2009 beschikbaar op de OCW begroting, met dien verstande dat de middelen voor het gemeenteaccres worden uitbetaald via het gemeentefonds. De oploop na 2009 is indicatief en staat gereserveerd op de aanvullende post van de Miljoenennota. Besluitvorming daarover vindt plaats in het voorjaar van 2009 respectievelijk 2010.

blad 20/21

II. Overzicht activiteiten

Thema's 2008 2009 2010 Referentieniveaus · Veldraadpleging · Uitwerking · Normeringkader referentieniveaus referentieniveaus
· Start pilots beschikbaar referentieniveaus · Verwerking referentieniveaus in leerlingvolg- systemen en toetsen

Schoolverbeter- · Start taal en reken · Start aanvullende trajecten verbetertrajecten ondersteuning om
· Start lees opbrengstgericht verbetertrajecten werken breed te voor speciaal (basis) stimuleren onderwijs · Start extra stimulering ontwikkeling bewezen effectieve methodieken

Toetsing en · Onderzoek naar · Besluit over meten · Aanpassen verantwoording nauwkeuriger toegevoegde waarde toezichtskader meten toegevoegde inspectie i.v.m. waarde referentieniveaus

Verminderen · Start extra · Start extra taalachterstanden investering in bereik investering in VVE gewichtenregeling
· Start Pilots
Taalbeleid
Onderwijsachter-
standen

· Convenanten VVE

· Agenda `Focus op vroegschoolse
educatie'

Excellentie · Kamerbrief over · Start aanpak om stimuleren excellentie te excellentie stimuleren

blad 21/21

Terugdringen zeer · Aangescherpt · Vervolgacties notitie zwakke scholen toezicht inspectie `sterke scholen'
· Notitie `sterke · Verspreiding `early scholen' warning system'
· Ontwikkeling `early · Monitoring warning system' afspraken met
· Afspraken met besturen- besturen- organisaties organisaties over
aanpak deelsectoren

Professionalisering en · Uitvoering · Uitvoering · Uitvoering leiderschap afspraken afspraken afspraken Convenant Convenant Convenant Leerkracht van Leerkracht van Leerkracht van Nederland Nederland Nederland
· Seminars over
leiderschap

· Kwaliteitsagenda
opleiden van leraren

Ouderbetrokkenheid · Verkenning · Start traject mogelijkheden ontsluiting ontsluiten kwaliteitsgegevens kwaliteitsgegevens