Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk
7 juli 2008 DE/26076

Onderwerp
Stand van zaken onderzoek naar de gevolgen van de
seksualisering

In de emancipatienota `Meer kansen voor vrouwen, 2008-2011' heb ik aangekondigd dat ik onderzoek zal doen naar de gevolgen van de seksualisering van de rol van meisjes en vrouwen op jongeren en op de maatschappij. Tijdens het AO Emancipatie van 12 november 2007 heb ik toegezegd u voor de zomer zal informeren over de resultaten van dit onderzoek. In deze brief geef ik een stand van zaken van de twee onderzoeken die ik laat uitvoeren en geef ik u vast enig inzicht in mijn plannen om met de opbrengst aan de slag te gaan.
Twee onderzoeken
Er vindt een onderzoek plaats naar de effecten van de seksualisering op jongeren en op de maatschappij. Dit onderzoek beoogt inzicht te geven in de relatie tussen seksualisering, zelfbeeld, opvattingen en gedrag. Behalve deze relatie, gaat het mij ook om welke groep(en) jongeren het meeste risico lopen op grensoverschrijdend gedrag, welke risicofactoren daarbij een rol spelen, hoe dit door ouders en jongeren beleefd wordt en welke behoeften aan ondersteuning zij hebben. Uitvoerder van dit onderzoek is de Rutger Nisso Groep in samenwerking met het Nederlands Jeugd Instituut en Movisie. Een tussenrapportage is op 9 juni opgeleverd. Deze rapportage laat de witte vlekken van bestaande onderzoeken op dit terrein zien en bevat de vragenlijsten zoals die onder 1000 jongeren en hun ouders uitgezet worden. Op 3 november 2008 verwacht ik de eindrapportage. Daarnaast is een inventarisatie gedaan van bestaande initiatieven en projecten die de seksuele weerbaarheid van jongeren vergroten. Deze inventarisatie heeft als doel een overzicht te geven van bestaande initiatieven en projecten op het terrein van seksuele weerbaarheid en inzicht te verschaffen in hun succes en faalfactoren. Uitvoerder is het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) in samenwerking met de Rutger Nisso Groep. Op 7 mei is een tussenrapportage opgeleverd en op 23 juni heb ik de eindrapportage ontvangen.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/4

Opbrengst van de onderzoeken
De inventarisatie van bestaande initiatieven die is opgeleverd bevat een aantal aanbevelingen. Hieronder volgt een schets hoe ik met een aantal aanbevelingen aan de slag wil gaan. Ik zal zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande initiatieven en ontwikkelingen van onder meer mijn collega bewindspersonen (de staatssecretaris van VWS, de minister voor Jeugd en Gezin en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie). Uiteraard moeten de meeste aanbevelingen in relatie tot het onderzoek naar aard en omvang van de seksualisering beoordeeld worden.

Ik zal ervoor zorgen dat veelbelovende en succesvolle initiatieven in een digitale databank worden opgenomen en dat het overzicht van succesfactoren en randvoorwaarden breder wordt bekend gemaakt. Ik zal daarbij aansluiten bij de databanken en websites die er al zijn voor professionals uit het onderwijs, (jeugd)gezondheidszorg en welzijnswerk. Daarnaast zal ik de aanbevelingen voor een beter aanbod onder de aandacht brengen van departementen, lokale overheden en het veld. Het gaat onder meer om:
- een betere aansluiting op specifieke achtergrondkenmerken (sekse, etniciteit en religie) van de doelgroep,

- een groter aanbod voor jongens, homojongeren en jongeren met een verstandelijke en lichamelijke beperking,

- meer aandacht voor gedragsverandering,
- meer oog voor nieuwe media bij het effectief bereiken van jongeren,
- meer aandacht voor evaluaties, bereik en gebruik, effectonderzoek en implementatie.

Samenwerking met departementen
Mogelijkheden voor verbetering van het aanbod worden gecreëerd met het programma `seksuele gezondheid van de jeugd' dat ZonMw in opdracht van de staatssecretaris van VWS uitvoert. Uit het TNO-rapport Een inventarisatie van seksuele gezondheidsbevorderingsinterventies voor de jeugd van 10 tot 21 jaar bleek onder meer dat weinig bekend is over de effectiviteit van interventies op het gebied van seksuele vorming, dat voor bepaalde doelgroepen geen aanbod beschikbaar is (bijvoorbeeld jongeren op roc's), dat sommige methoden aangepast moeten worden en dat implementatie aandacht behoeft. Binnen het programma `seksuele gezondheid van de jeugd' worden daarom de komende jaren bestaande interventies op het gebied van seksuele gezondheid aangepast en op effectiviteit onderzocht. De methode Relatie en seksualiteit en de methode Lekker in je vel zullen bijvoorbeeld op effectiviteit worden onderzocht. De methode Lang Leve de Liefde, veel gebruikt in het vmbo, is eerder onderzocht. Daar bleken positieve effecten op het gebied van kennis en attitudes duidelijk meetbaar. Ook de implementatie van de interventies wordt gestimuleerd. Tevens is er ruimte om nieuwe interventies te ontwikkelen. Het gaat om gezondheidsbevorderende interventies waarin weerbaarheid ook een plek heeft. Het is gericht op jongeren en er is speciale aandacht voor laagopgeleide en allochtone jongeren. Een belangrijk doel van het programma is te komen tot een breed palet aan beschikbare interventies voor de jeugd, waarmee zij gedurende de seksuele ontwikkeling passende informatie en vaardigheidstrainingen krijgt. Hiermee ontstaat een zogenaamde "leerlijn" voor seksuele vorming. De staatssecretaris van VWS zal u binnenkort ook informeren over de wijze waarop ze de seksuele gezondheid van allochtonen wil bevorderen.

blad 3/4

Ook de ministers voor Jeugd en Gezin en voor Wonen, Wijken en Integratie hebben acties ingezet om migrantenkinderen en hun ouders beter te bereiken. Naar verwachting wordt nog vóór de zomer de beleidsbrief "Diversiteit in het Jeugdbeleid" van de beide bewindslieden naar de Tweede Kamer gestuurd. Met diversiteit in het jeugdbeleid gaat het om het voorkomen van problemen in de toekomst door een preventieve aanpak. Door de acties moeten migrantenkinderen en hun ouders eerder worden bereikt, bijvoorbeeld met algemene jeugdvoorzieningen en opvoedingsondersteuning. Op lokaal niveau worden academische werkplaatsen opgezet, waarin kennis en praktijk met elkaar worden verbonden. Professionals, gemeenten, wetenschap, jeugd- en migrantenorganisaties en de migranten worden hierin betrokken. Er wordt ook aandacht besteed aan vroegtijdig signaleren in de ontwikkeling van kinderen. De professionals worden toegerust met competenties om ze beter te bereiken. Daarnaast wordt het bereik van de verschillende doelgroepen verbeterd door het versterken van het "frontliniewerk". Hierbij gaat het om effectieve aanpakken van vrijwilligers en professionals om ook moeilijke bereikbare jongeren en hun ouders te bereiken, en de brug wordt geslagen tussen hen en de geïnstitutionaliseerde hulpverlening.

Ik ga verder verkennen op welke wijze seksuele weerbaarheid van jongeren meer beleidsprioriteit van verantwoordelijke partijen op lokaal en/of landelijk niveau kan krijgen zodat alle kwetsbare jongeren daadwerkelijk effectief bereikt kunnen worden. Aangezien de resultaten over de aard en omvang van de seksualisering pas in november worden opgeleverd, kan ik u begin 2009 mijn aanpak inclusief beide onderzoeken aanbieden. Ik zal in die aanpak nauw samenwerken met de staatssecretaris van VWS en de ministers voor Jeugd en Gezin en voor Wonen, Wijken en Integratie.

Seksuele voorlichting en de kerndoelen van het basisonderwijs Tot slot heb ik u naar aanleiding van motie 84 uit het AO d.d. 12 november 2007 toegezegd dat ik zal toelichten hoe seksuele voorlichting in het primair onderwijs wordt ingevuld. Ik zal eerst aangeven onder welk kerndoel seksuele voorlichting in het primair onderwijs valt, om daarna aan te geven wat er reeds gebeurt op dit gebied.

Aandacht voor seksuele voorlichting valt binnen het primair onderwijs hoofdzakelijk onder kerndoel 34. Deze luidt: de leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. Scholen bepalen zelf op welke wijze zij invulling geven aan dit kerndoel. Zij kunnen daarbij ondersteund worden door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Gemeenten hebben de taak hebben om de gezondheid te bevorderen op het gebied van seksualiteit. Deze taak wordt uitgevoerd door de GGD. De GGD'en worden daarbij ondersteund door verschillende, door het ministerie van VWS gefinancierde NGO's waaronder de Rutger Nisso Groep en Soa Aids Nederland. Om de aandacht voor seksuele vorming in het basisonderwijs te bevorderen organiseert de GGD i.s.m. de Rutger Nisso Groep de Week van de lentekriebels. In 2007 werden met behulp van 19 GGD-en in totaal 250 basisscholen bereikt. In de Week van de liefde gebeurt dit zelfde op de middelbare school, door de GGD en Soa Aids Nederland.

Daarnaast is via de website http://www.seksuelevorming.nl een breed overzicht beschikbaar van lespakketten en ander onderwijsmateriaal op het gebied van seksuele vorming. Op deze site worden

blad 4/4

ook tips aangeboden hoe scholen het best kunnen omgaan met seksuele vorming. De Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) ontwikkelt momenteel lesmateriaal om mediawijsheid te bevorderen. Hieraan draagt de Rutger Nisso Groep bij door materiaal over seksualiteit in de media te ontwikkelen.

Uit het eerder genoemde TNO-rapport Een inventarisatie van seksuele gezondheidsbevorderings- interventies voor de jeugd van 10 tot 21 jaar blijkt dat de geïnterviewde basisschooldocenten redelijk tevreden zijn over het aanbod aan materiaal. Wel blijken bepaalde onderwerpen te worden gemist en missen de geïnterviewde docenten beeldmateriaal en materiaal voor ouderavonden. Eerder heb ik beschreven hoe ZonMw hierin wil voorzien.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

mede namens de minister voor Jeugd en Gezin,

mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

dr. Ronald H.A. Plasterk