Gemeente Utrecht


2008 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
74

Vragen van de heer mr. E. van der Marel en mevrouw. N.A.M.E. Wigny
(ingekomen 9 juli 2008)

Recentelijk is de gemeente Utrecht door zowel de bestuursrechter als de civiele rechter (in kort geding) in een tweetal verschillende gevallen in het ongelijk gesteld met betrekking tot het door haar gevoerde beleid inzake het verlenen van een omzettingsvergunning. De reden hiervoor was op hoofdlijn dat de gemeente heeft verzuimd op voldoende wijze de belangenafweging te maken tussen de aanvrager van de omzettingsvergunning en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Hierdoor is het besluit op onzorgvuldige wijze voorbereid en ontbeert het een deugdelijke motivering.

De bestuursrechter heeft daarnaast vastgesteld dat de omzettingsvergunning te allen tijde dient te worden verleend. Ook al zou de belangenafweging in het nadeel van aanvrager uitvallen, dan nog zal hem een omzettingsvergunning dienen te worden verleend, indien hij bereid is de compensatievergoeding (in m2 woonruimte of geld) te voldoen. De bestuursrechter heeft daarenboven vastgesteld dat het de gemeente niet is toegestaan de compensatievergoeding te matigen. Daarnaast heeft de civielrechter vastgesteld dat de beleidsregel van 25 januari 2007 geen individuele belangenafweging toestaat. Dit is in strijd met de Regionale Huisvestingsverordening.

Het lijkt er op dat het gevoerde omzettingbeleid, althans de beleidsregel waarop het beleid stoelt, in strijd is met wet en regelgeving. Daarnaast lijkt de beleidsregel geen discretionaire bevoegdheid toe te kennen aan het gemeentebestuur. Hierdoor kan geen gemeentelijk beleid worden gevoerd op het terrein van kamerbewoning.

Deze situatie leidt voor de fracties van VVD en CDA tot de volgende vragen:

1. Is het college van mening dat het omzettingenbeleid in strijd is met wet en -regelgeving?
a. Zo nee, waarom niet?
b. Zo ja, wat gaat het college hier aan doen? Is het college bereid het vingerende omzettingenbeleid op te schorten totdat dit beleid weer in overeenstemming is met wet- en regelgeving?

De rechter heeft bepaald dat te allen tijde een integrale individuele belangenafweging dient te worden gemaakt.

2. Heeft het college hiervoor voldoende ambtelijke capaciteit? Zo nee, hoe gaat het college hier dan mee om?

Door de matiging van de (geldelijke) compensatievergoeding tracht het college huiseigenaren/verhuurders te bewegen alsnog een omzettingsvergunning aan te vragen. De rechter is van mening dat het college deze bevoegdheid niet heeft en ook nooit heeft gehad.

3. Wat betekent dit voor de afspraken die met Vastgoedbelangen zijn gemaakt?

Tussen oktober 2001 en februari 2007 is afgezien van het heffen van de compensatievergoeding. Ten onrechte, zo blijkt nu.

4. Mogen de aanvragers uit die periode er op vertrouwen niet alsnog met een naheffing van de compensatievergoeding geconfronteerd te worden?

De rechter heeft bepaald dat het college niet de bevoegdheid toekomt af te zien van compensatiemaatregelen. Hiermee is één van de instrumenten om een flexibel omzettingenbeleid te voeren verdwenen.

5. Deelt het college deze opvatting? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat het college hier aan doen?
6. Als dit met zich meebrengt dat de Regionale Huisvestingsverordening moet worden gewijzigd, op welke termijn kunnen wij dan de gewijzigde verordening tegemoet zien?


---- --