Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Peters en Halsema over vrouwen van Srebrenica

17-07-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister-president, minister van Algemene Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Peters en Halsema over de vrouwen van Srebrenica. Deze vragen werden ingezonden op 2 juli 2008 met kenmerk 2070824350.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Peters en Halsema (Groenlinks) over de vrouwen van Srebrenica.

Vraag 1

Hoe groot is het deel van de 5 miljoen euro die de Nederlandse overheid aan Srebrenica- gerelateerde projecten besteedt, dat direct naar overlevenden van Srebrenica gaat? Kunt u in de lijst met Srebrenica-gerelateerde projecten aangeven welke projecten specifiek ten goede komen aan overlevenden van Srebrenica? 1)

Antwoord

De Srebrenica-gerelateerde projecten kunnen onderverdeeld worden in vier categorieën: identificatie van slachtoffers, onderzoek naar en berechting van de daders, ondersteuning van de overlevenden, w.o. terugkeerders, en sociaal-economische wederopbouw van de samenleving. Al deze projecten komen, direct of indirect, ten goede aan de overlevenden. Zie voor een overzicht de bijlage waarin per project is aangegeven in welke mate de financiering de overlevenden van Srebrenica direct ten goede komt.

Vraag 2
Wordt het geld dat in maart beschikbaar is gesteld aan de International Commission on Missing Persons (ICMP) voor de identificatie van slachtoffers alleen gebruikt in de regio van Srebrenica of in heel Bosnië? Wordt dit geld door de ICMP ook aangewend voor de identificatie van slachtoffers in Irak en slachtoffers als gevolg van de Tsunami? Loopt de ICMP op schema om in 2008 1.000 slachtoffers van Srebrenica te identificeren?

Antwoord

De financiële bijdrage van Nederland aan ICMP wordt alleen gebruikt voor identificatie van Bosnische slachtoffers, waarbij de nadruk ligt op slachtoffers van Srebrenica. ICMP loopt op schema om in 2008 1.000 slachtoffers van Srebrenica te identificeren: meer dan 500 overledenen zijn dit jaar al geï dentificeerd.

Vraag 3
Lukt het de Nederlandse ambassade om de noden van overlevenden van Srebrenica van geval tot geval te inventariseren? Kunt u hierover verslag doen? Is het waar dat individuele verzoeken van slachtoffers worden afgewezen omdat er geen kaders bestaan om deze mensen te helpen? Deelt u de mening dat overlevenden ook met individuele verzoeken bij de ambassade terecht moeten kunnen, bijvoorbeeld verzoeken voor opleidingen van kinderen van overlevenden en slachtoffers, individuele behoeften voor psychosociale en medische zorg en individuele problemen bij de woonsituatie?

Antwoord

Nederland onderhoudt, mede via de ambassade, een dialoog met organisaties van nabestaanden. Tijdens bezoeken aan projecten worden ook individuele nabestaanden ontmoet. Deze ontmoetingen zijn een waardevolle bron van informatie over de klachten en behoeften van de overlevenden. In 2006 heeft de regering via de ambassade een uitvoerig onderzoek onder nabestaanden laten uitvoeren, waarmee de door persoonlijke ontmoetingen opgedane inzichten meer systematisch werden onderbouwd. Ten tijde van de val van de enclave waren er ongeveer 30.000 mensen aanwezig in Potocari. Het aantal vermisten en omgekomen mensen wordt geschat op ongeveer 8.500. Dat zou betekenen dat er mogelijk 21.500 directe overlevenden zijn. Deze mensen wonen geografisch zeer verspreid, in Bosnië-Herzegovina en in het buitenland. De Nederlandse ambassade beschikt niet over de capaciteit om voor een dergelijke grote groep mensen per individu een inventarisatie te maken. De Bosnische autoriteiten zijn eerstverantwoordelijk voor hulp aan nabestaanden. Nederland ondersteunt hen daarbij op ruimhartige wijze.

De ambassade werkt met verscheidene partners op een groot aantal terreinen. Individuen kunnen deze partners benaderen voor de ondersteuning die zij zoeken. De ambassade verwijst personen, als zij vragen hebben over steun, door naar zijn partners of de verantwoordelijke Bosnische autoriteiten. Tevens spoort de ambassade alle partners aan om actief individuen te informeren over de mogelijkheden voor hulp, om organisaties in Srebrenica te benaderen en om collectieve centra te bezoeken.

Vraag 4
Waarom geeft u geen geld aan de activiteiten van organisaties voor de overlevenden van Srebrenica, zoals de Vrouwen van Podrinje, de Moeders, en de Vrouwen van Srebrenica of de vele projecten die de zorg op zich nemen voor de gezinsproblematiek als gevolg van de genocide? Bent u van mening dat ook organisaties die processen voeren in Nederland steun moeten kunnen krijgen van de Nederlandse overheid? Kunt u dit toelichten?

Antwoord

Ieder projectvoorstel wordt beoordeeld op zijn eigen merites. Organisaties worden niet op voorhand uitgesloten. Wel onderzoekt de ambassade of een organisatie in staat is op verantwoorde wijze financiële bijdragen aan te wenden en of het project aansluit bij de doelstellingen van het Nederlandse beleid. Ook organisaties die de Nederlandse Staat hebben aangeklaagd kunnen voorstellen indienen. Dat zij betrokken zijn bij de processen speelt geen rol in de beslissing om een voorstel te honoreren. Als de ambassade een voorstel afwijst, dan wordt de aanvrager daarover geïnformeerd, inclusief over de redenen voor afwijzing.

Vraag 5

Bent u bereid een project te starten om de wezen als gevolg van de belegering van Srebrenica, die nog niet zijn gedocumenteerd, te gaan documenteren? Zo neen, waarom niet? Kunt u eraan bijdragen dat aan deze wezen een meer permanente status wordt gegeven?

Antwoord

Mocht er een voorstel ingediend worden met dergelijke doelstelling, dan zal dat voorstel beoordeeld worden op zijn eigen merites, net als ieder ander voorstel dat wordt ontvangen.

Vraag 6

Bent u bereid bij te dragen aan een oplossing voor ontheemden en vluchtelingen die terugkeren naar Srebrenica en geen recht lijken te hebben op een huis, omdat ze voorheen geen huis bezaten of dat niet kunnen bewijzen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

In de bijlage bij beantwoording vragen van de leden Halsema en Peters (ingezonden 4 april 2008, Aanhangsel Handelingen nr. 2348, vergaderjaar 2007-2008) staat ook het project voor sociale huisvesting vermeld. Dit project voorziet juist in datgene waar u naar vraagt: woningen voor hen die geen eigen woning hadden of om andere redenen geen beroep kunnen doen op reconstructie van hun eerdere woning.

Vraag 7

Deelt u de mening dat het aanzien van Nederland in de wereld geschaad wordt door de rechtszaken die tegen de overheid zijn aangespannen en de manier waarop de Nederlandse overheid hierin staat? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid zich in te zetten om de patstelling, waarin men elkaar vooral voor de rechter treft, te doorbreken? Heeft u hier plannen voor?

Antwoord

Het moet als een verworvenheid van een democratische rechtsstaat worden beschouwd, dat een ieder een zaak aan een onafhankelijke rechter kan voorleggen. De processen die door nabestaanden van de gebeurtenissen in Srebrenica voor de Nederlandse civiele rechter worden gevoerd, zijn daarvan een voorbeeld. Ik deel uw mening dus niet dat het aanzien van Nederland door de rechtszaken tegen de overheid wordt geschaad.


1) Bijlage bij beantwoording vragen van de leden Halsema en Peters ingezonden 4 april 2008, Aanhangsel Handelingen nr. 2348, vergaderjaar 2007-2008

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl