Provincie Zuid-Holland

Voortgang woningbouw Zuid-Holland

Van de geplande woningbouwproductie in Zuid-Holland voor de periode 2005-2010 wordt 80% gehaald. In de Zuidvleugel van de Randstad wordt voor de periode na 2010 een tekort verwacht aan plannen voor woningen in centrumstedelijke en landelijke gebieden. Tot slot tekent zich in het Groene Hart een trendbreuk af. Het ziet ernaar uit dat de woningbehoefte lager is, dan afgesproken met de regio's. Dit zijn de belangrijkste conclusies uit de jaarlijkse stand van zaken van het Woonbeleid in Zuid-Holland.

Elk jaar worden Provinciale Staten geïnformeerd over woningbouwproductie in Zuid-Holland. In 2005 is de Provinciale Woonvisie opgesteld. Hierin staat de benodigde woningbouwproductie tot 2015, zowel qua aantallen als in gewenste kwaliteiten, die nodig is om de (toekomstige) bewoners van Zuid-Holland te huisvesten. Mede op basis daarvan zijn tot 2010 afspraken gemaakt met de regio's en het Rijk. Uit de jaarlijkse stand van zaken blijkt dat de afgesproken woningbouwproductie voor de periode 2005-2010 naar verwachting niet wordt gehaald. Verwacht wordt dat circa 80 % van de afspraken wordt gehaald. Dit is rond het landelijk gemiddelde. Concreet betekent dat een woningbouwproductie van ruim 88.000 in plaats van de afgesproken circa 111.000 woningen. Gelet op de bouwperiode van woningen richt de provincie de aandacht vooral op de woningbouwopgave voor de periode na 2010.

In de Zuidvleugel, het gebied in het zuidwesten van de Randstad, is een tekort aan plannen voor woningbouw in het centrumstedelijk gebied en voor landelijke woonmilieus na 2010. Bovendien sluiten de geplande woningen niet aan op de ambitie binnen de Zuidvleugel om in de toekomst 80% van de nieuwe bouwopgaven binnen bestaand bebouwd gebied te realiseren. Dit is neergelegd en afgesproken in de Zuidvleugelstrategie (verstedelijkingsafspraken met Zuidvleugelpartners) en rond Stedenbaan. Voor het maken van nieuwe verstedelijkingsafspraken met het rijk, voor de periode 2010-2020, vormen de Zuidvleugelstrategie en de afspraken rond Stedenbaan de inzet.

In het Groene Hart is de woningbouwbehoefte lager dan afgesproken met de regio's. Deze trendbreuk is mogelijk te verklaren uit ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling die leiden tot verandering in woningvoorkeur. Uit onderzoek blijkt dat het stedelijk gebied steeds positiever wordt gewaardeerd als woonmilieu. Met name alleenstaanden en allochtone gezinnen hebben een voorkeur voor stedelijk wonen. Ook is bijvoorbeeld het wonen in of in de omgeving van de stad vaak praktischer voor tweeverdieners. Deze veranderende woonvoorkeuren, die meer gericht zijn op het stedelijk gebied, kunnen leiden tot een verminderde vraag naar woningen in het Groene Hart.

Op landelijk niveau wordt nagedacht over maatregelen om de bouwopgave voor de periode 2010-2020 te stimuleren. Verschillende instrumenten staan het rijk daarbij ter beschikking, onder andere de budgetten voor Stedelijke Vernieuwing (ISV) en Locatiegebonden Subsidies (BLS). Voor beide geldstromen geldt dat de meerjarenbudgetten met tweederde worden verlaagd. Manita Koop, gedeputeerde Ruimtelijke Ontwikkeling en Wonen onderschrijft de ambitie van de minister om ander instrumenten te verkennen, maar wil ervoor waken dat het vertraging oplevert bij de aanpak van de verstedelijkingsopgave. Gedeputeerde Koop, "Deze budgetten zijn onvoldoende om de stedelijke problematiek goed aan te pakken. We moeten nu voorkomen dat er in de toekomst nieuwe probleemwijken ontstaan. Dit kunnen we doen door juist nu in te zetten op meer kwaliteit. Dit signaal heb ik ook overgebracht aan de minister".

Na de zomer zullen Gedeputeerde Staten aangeven welke initiatieven ze ondernemen in het kader van de woningbouwbehoefte en -afspraken voor de periode na 2010.

Het persbericht treft u ook als bijlage aan.