Federale regering Belgie


Europees Verdrag over de wederzijdse rechtshulp in strafzaken

Goedkeuring van het tweede aanvullende protocol bij het Europees Verdrag over de wederzijdse rechtshulp in strafzaken

De ministerraad heeft ingestemd met het voorontwerp van wet houdende goedkeuring van het tweede aanvullend protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in
strafzaken (Straatsburg, 8 november 2001).

De lidstaten van de Raad van Europa hebben op 8 november 2001 tijdens de 109de zitting van het Comité van ministers van de Raad van Europa het tweede aanvullende protocol bij het Europees Verdrag over de wederzijdse rechtshulp in strafzaken opgesteld. Het Comité van deskundigen inzake de werking van de Europese verdragen in strafzaken (PC-OC) bewerkten het onder het gezag van het Europees Comité voor Strafrechtelijke vraagstukken (CDPC).

Het tweede aanvullende protocol moet het reactievermogen van de lidstaten tegen de grensoverschrijdende criminaliteit opvoeren in het licht van de politieke en sociale evolutie in Europa en de technologische ontwikkelingen in de hele wereld. Het verbetert dus het Verdrag van 1959 en het aanvullend protocol van 1978 en vult het aan door de bepaling van de situaties waarin de lidstaten om wederzijdse rechtshulp kunnen verzoeken te diversifiëren en door de wederzijdse rechtshulp te vergemakkelijken. Voor het overige houdt het tweede protocol rekening met de noodzaak om de individuele rechten te beschermen bij de verwerking van persoonsgegevens.

Het aanvullend protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken is ondertekend op 17 maart 1978. België heeft het bekrachtigd op 28 februari 2002 en het is op 29 mei 2002 in werking getreden.

De afstemming van het Belgische recht op het tweede protocol gebeurt samen met de afstemming op de overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.