Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ontwerp-wijziging Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

30 juli 2008 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister, mede namens de minister van VROM, het ontwerp van de wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet aanbiedt. Het ontwerp wordt tevens gepubliceerd in de Staatscourant.

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp bijlagen
D i rectie Juridische Zaken
Geachte Voorzitter,
Bijgaand doe ik u, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieu, ter kennisneming toekomen het ontwerp van de wijziging van de
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, met bijbehorende toelichting en bijlagen.
Deze wijziging strekt ter uitvoering van de aangenomen motie Waalkens c.s.
(Kamerstukken II 2007/08, 28 385, nr. 102).
In het kader van de inspraakprocedure ingevolge artikel 43 van de Meststoffenwet wordt
het ontwerp in de Staatscourant bekend gemaakt teneinde een ieder in de gelegenheid te
stellen binnen een te stellen termijn, in casu zes weken na publicatie, opmerkingen over
het ontwerp kenbaar te maken.
Na afloop van de inspraakronde zal het ontwerp worden vastgesteld.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Juridische Zaken
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070-3786868
Fax: 070-3786127
Telegramadres: Landvis
Web: www.minlnv.nl
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
TRCJZ/2008/2152 29 juli 2008
ontwerp-wijziging Uitvoeringsregeling
Meststoffenwet
1
ONTWERP
MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR
EN VOEDSELKWALITEIT
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit van ...... 2008 TRCJZ/2008/2149
houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer;
Gelet op de artikelen 10, eerste lid, en 12, derde lid, van de Meststoffenwet;
BESLUIT:
Artikel I
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet1 wordt als volgt gewijzigd:
A. Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder het kopje 'Grasland (kg N per ha per teelt)' wordt:
a. de stikstofgebruiksnorm voor het gewas 'grasland met beweiden, zand/löss'
voor het jaar 2009 van "260" vervangen door: 265;
b. de stikstofgebruiksnorm voor het gewas 'grasland met volledig maaien, klei'
voor het jaar 2009 van "350" vervangen door: 310;
c. de stikstofgebruiksnorm voor het gewas 'grasland met volledig maaien, veen'
voor het jaar 2009 van "300" vervangen door: 265; en
d. de stikstofgebruiksnorm voor het gewas 'grasland met volledig maaien,
zand/löss' voor het jaar 2009 van "340" vervangen door: 265.
2. Onder het kopje 'Boomkwekerijgewassen (kg N per ha per teelt)' wordt:
a. de stikstofgebruiksnorm voor het gewas 'vruchtbomen' op Klei voor het jaar
2009 van "90" vervangen door: 135; en
b. de stikstofgebruiksnorm voor het gewas 'vruchtbomen' op Zand/löss en Veen
voor het jaar 2009 van "90" vervangen door: 135.
1 Stcrt. 2005, 226; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 juli 2008, (Stcrt. 132).
3
Toelichting voor de Staatscourant
In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Uitvoeringsregeling) zijn nadere regels
gesteld ter uitvoering van het gebruiksnormenstelsel zoals dat is neergelegd in de
Meststoffenwet en in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Deze betreffen onder meer de
vaststelling van de hoogte van de stikstofgebruiksnorm voor meststoffen (artikel 28, in
samenhang met bijlage A, van de Uitvoeringsregeling) en de vaststelling van het
percentage stikstof in organische meststoffen dat meetelt bij de bepaling of aan de
stikstofgebruiksnorm is voldaan, de zogenoemde stikstofwerkingscoëfficiënt (artikel 29, in
samenhang met bijlage B, van de Uitvoeringsregeling).
Een tweetal omstandigheden vormt de aanleiding de stikstofgebruiksnormen en de
stikstofwerkingscoëfficiënt op onderdelen aan te passen.
Allereerst heeft de Tweede Kamer de motie van het lid Waalkens c.s. (Kamerstukken II
2007/08, 28 385, nr. 102) aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht de
werkingscoëfficiënt en de gebruiksnormen voor bedrijven die weiden en opstallen zodanig
te middelen dat er niet meer milieuruimte wordt gebruikt, maar dat de discriminatoire
werking eruit wordt gehaald om daarmee de weidende bedrijven een betere
uitgangspositie te geven.
Voorheen gold namelijk voor bedrijven die beweidden een lagere stikstofgebruiksnorm dan
voor bedrijven die de dieren op stal hielden. Achtergrond hiervan was dat bij volledig
maaien een grotere grasproductie mogelijk is dan op grasland dat ook wordt beweid.
Daartegenover stond dat voor bedrijven die weidden een lagere werkingscoëfficiënt gold
(45% ten opzichte van 60% voor niet-weidende bedrijven), omdat de mest die in de weide
wordt uitgescheiden minder efficiënt wordt benut.
Naar aanleiding van de motie heb ik de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM)
onderzoek laten uitvoeren naar de wijze waarop de stikstofgebruiksnormen en
werkingscoëfficiënt voor weidende en niet-weidende bedrijven gemiddeld kunnen worden,
zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor het milieu.
Tegen de achtergrond dat circa 90% van het areaal wordt beweid en circa 10% gemaaid,
becijfert de CDM het gewogen gemiddelde van de stikstofwerkingscoëfficiënt op 46,5%. De
CDM beveelt aan om de werkingscoëfficiënt voor bedrijven die niet beweiden te verlagen
naar - afgerond - 45%.
2
B. In Bijlage B wordt de werkingscoëfficiënt voor de type meststof 'op het eigen bedrijf
geproduceerde mest (drijfmest of vaste mest) van graasdieren' voor de omstandigheid
'op bedrijf zonder beweiding' voor het jaar 2009 van "60" vervangen door: 45.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's Gravenhage, ...
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR
EN VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
4
De CDM constateert dat deze lagere werkingscoëfficiënt voor niet-weidende bedrijven- bij
gelijk blijvende stikstofgebruiksnormen - tot resultaat zou hebben dat meer
stikstofkunstmest mag worden gebruikt. Om te voorkomen dat verlaging van de
werkingscoëfficiënt voor mest geproduceerd op bedrijven die alleen maaien tot een hogere
belasting van het milieu met nitraat leidt, beveelt de CDM aan de stikstofgebruiksnormen
voor die bedrijven zodanig te verlagen, dat het milieu door de gelijkschakeling van de
werkingscoëfficiënt niet wordt geschaad. Ten overvloede constateert de CDM dat indien de
normen en werkingscoëfficiënt voor weidende bedrijven op het niveau van maaiende
bedrijven zou komen te liggen, dit zou leiden tot een hogere milieubelasting, namelijk circa
20% hogere uitspoeling op weidende bedrijven. Tegen deze achtergrond beveelt de CDM
concreet aan de stikstofgebruiksnormen voor niet-weidende bedrijven te verlagen van 350
naar 265 voor zand- en lössgrond, van 300 naar 265 voor veengrond en van 350 naar 310 op
kleigrond. Voor weidende bedrijven wordt aanbevolen de stikstofgebruiksnorm voor zanden
lössgrond te verhogen van 260 naar 265 en de normen voor veengrond en kleigrond
ongewijzigd te laten (265 onderscheidenlijk 310).
Artikel I, onderdeel A, onder 1, en onderdeel B, van deze regeling strekt ertoe om ter
uitvoering van voornoemde motie de stikstofwerkingscoëfficiënt en de
stikstofgebruiksnormen in de Uitvoeringsregeling aan te passen overeenkomstig de
aanbevelingen van de CDM.
Per saldo gelden hiermee voortaan voor zowel weidende als niet-weidende bedrijven
dezelfde stikstofwerkingscoëfficiënt en dezelfde stikstofgebruiksnormen.
Een tweede aanpassing betreft de in artikel I, onderdeel A, onder 2, van deze regeling
opgenomen wijziging van de Uitvoeringsregeling die ertoe strekt de
stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen voor het jaar 2009 te verhogen van 90 naar 135.
Aanleiding hiervoor was een door de kwekers van vruchtbomen in Nederland ingediend
voorstel voor actualisering van de stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen. Dit omdat
het stikstofbemestingsadvies voor de teelt van vruchtbomen zoals vermeld in de
'Adviesbasis voor de Bemesting van Boomkwekerijgewassen, vollegrondsteelten', (BAB,
Aendekerk et al. 2000), waarop de normen voor vruchtbomen waren gebaseerd, door veel
telers als achterhaald wordt beschouwd. De teelt van vruchtbomen is de laatste jaren
geïntensiveerd waardoor er onder andere meer planten per hectare staan.
Het ingediende voorstel is onderbouwd door Praktijkonderzoek Plant & Omgeving van
Wageningen-UR en door de CDM werkgroep "Actualisatie stikstofbemestingsadviezen"
beoordeeld en getoetst aan het 'Protocol voor de actualisatie van bemestingsadviezen voor
stikstof'. De CDM heeft de aanbeveling gedaan om het voorstel voor actualisering over te
nemen.
5
Het ontwerp van deze regeling is overeenkomstig artikel 43, eerste lid, onderdeel
b, van de Meststoffenwet bekend gemaakt in de Staatscourant (2008, nr. PM) waarbij een
ieder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen.
Op het ontwerp van deze regeling zijn reacties ontvangen van PM.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR
EN VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg