Gerechtelijke organisatie

Verlening van bijstand aan drugs- en alcoholverslaafden die in Schotland afkicken

Utrecht, 30 juli 2008 - De Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in sociale zekerheidsgeschillen, heeft onlangs uitspraak gedaan in een geschil over het recht op bijstand van twee personen die waren opgenomen in een kliniek in Schotland ter behandeling van hun verslaving.

Betrokkenen ontvingen een bijstandsuitkering voor de kosten van hun levensonderhoud. Zij lieten zich voor hun verslaving behandelen in een kliniek in Schotland. De kosten van die behandeling werden op grond van de AWBZ vergoed. Een van de uitgangspunten van de Wet werk en bijstand is dat Nederlanders in het buitenland geen recht op bijstand hebben. De gemeente beëindigde daarom de bijstandsuitkering van betrokkenen.

Betrokkenen waren het met de beëindiging van hun bijstandsuitkering niet eens. Zij voerden aan dat de beëindiging van de bijstandsuitkering in strijd was met het in het EG-verdrag neergelegde beginsel van het vrij verkeer van diensten.

De Centrale Raad van Beroep stelt voorop dat het EG-recht de bevoegdheid van de EG-lidstaten om hun stelsel van sociale zekerheid naar eigen goeddunken in te richten niet aantast. Die lidstaten moeten bij de uitoefening van die bevoegdheid echter wel het EG-recht, in het bijzonder ook de bepalingen van het vrij verkeer van diensten, eerbiedigen. Volgens de Centrale Raad van beroep levert het beëindigen van de bijstand in dit geval een ongeoorloofde belemmering van het vrij verkeer van diensten op. Betrokkenen verbleven immers slechts tijdelijk in het buitenland en behielden hun woonplaats in Nederland. Voorts acht de Centrale Raad van Beroep van belang dat betrokkenen op verwijzing van de behandeld arts en met toestemming van de zorgverzekeraar in een kliniek een behandeling ondergingen. Het betrof hier een behandeling op een bij de gemeente bekend adres. Controle op de rechtmatigheid van de uitkering was dan ook niet onmogelijk. Het ondergaan van een medische behandeling in het buitenland frustreerde evenmin de inschakeling in de arbeid, omdat betrokkenen feitelijk onbemiddelbaar waren indien zij in Nederland een vergelijkbare behandeling zouden hebben ondergaan.

De Centrale Raad van Beroep komt tot de conclusie dat betrokkenen op dezelfde wijze moeten worden behandeld als wanneer zij in Nederland eenzelfde behandeling zouden hebben ondergaan. Dat betekent dat de bijstandsuitkering niet geheel mocht worden beëindigd zolang zij op verwijzing van de behandelend arts en met toestemming van de zorgverzekeraar in de kliniek in Schotland verbleven en ook overigens voldeden aan de vereisten van de Wet werk en bijstand. De uitkering is wel lager dan de uitkering die zij ontvingen toen zij nog niet in de kliniek waren opgenomen. Zij kwamen, net als mensen die in Nederland in een kliniek verblijven, in ieder geval in aanmerking voor zak- en kleedgeld.

Voor eventuele vragen over dit persbericht kunt u zich wenden tot mr. J.E. Jansen, tel nr. 030-8502226

LJ Nummers

BD8764
BD8765

Bron: Centrale Raad van Beroep Datum actualiteit: 30 juli 2008 Naar boven