Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van 30 juli 2008 Kennis/2008/5613

Onderwerp

Kenniskamers bij de rijksoverheid

Hoe staat het ervoor met de ontwikkeling van kenniskamers? Die vraag is het afgelopen jaar diverse malen in de Tweede Kamer aan de orde geweest. In juni 2007 schreef ik u een brief over de ontwikkeling van de kenniskamers tot op dat moment (kenmerk ASEA/DIR/2007/19408). Met deze voortgangsrapportage breng ik u op de hoogte van de laatste stand van zaken.

In het huidige kenniskamermodel bestaat directe interactie tussen aanbod van en vraag naar kennis. Daarmee ligt de eerste verantwoordelijkheid voor het functioneren van de verschillende kenniskamers bij de onderscheiden departementen zelf. De rol van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is een coördinerende.

Vanuit deze rol schets ik in deze brief op hoofdlijnen de ontwikkeling van kenniskamers. In de boxen geef ik bij wijze van illustratie enkele praktijken weer van kenniskamers bij de afzonderlijke departementen. Daarnaast heeft de minister van Defensie u in een afzonderlijke brief bericht over de ontwikkeling van de kennisinfrastructuur op zijn departement (TK 2007-2008.24503,nr.37; 8 november 2007).
Ik refereer hierbij tevens aan de motie Joldersma/Jasper van Dijk van 10 oktober 2007 over bepaalde aspecten van het nieuwe kennisstelsel (Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal 2007-2008, 31005, nr.6).

Kenniskamers zijn in verschillende uitvoeringsvormen inmiddels standaard geworden voor de interactie tussen de top van de departementen en de experts van kennisinstellingen. De meeste departementen hebben gekozen voor een brede kenniskamer. Dat is een overleg waarin naast de kennis die nodig is voor lopend beleid zoals bij sommige departementen het geval is, vooral ook kennisthema's voor de (middel)lange termijn worden verkend en geïdentificeerd.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/5

Box 1: Samenstelling
De samenstelling van kenniskamers is divers. In ieder geval nemen beleidsmakers en wetenschappers deel. Daarnaast zijn ook vertegenwoordigers van de samenleving van de partij. De kenniskamer van het ministerie van VWS bestaat behalve uit de ambtelijke top uit vertegenwoordigers van VWS-diensten/ZBO's, not for profitstichtingen en zogeheten dwarskijkers uit de wetenschap. Het ministerie van EZ heeft gekozen voor vertegenwoordigers uit de wetenschap, het bedrijfsleven en de adviesraden en planbureaus. De kenniskamer van het ministerie van LNV bestaat uit ambtelijke top, de top van uitvoerende diensten, adviesraden, kennisinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

De doelen die departementen hebben geformuleerd voor de kenniskamers komen in belangrijke mate overeen:

- Het versterken van de dialoog en de interactie tussen de wereld van kennis en die van beleid;
- Het verbeteren van de aansluiting tussen de (beleids)vraag naar en het aanbod van kennis;
- Meer samenhang en systematiek, ook over de grenzen van departementen heen, in de programmering van kennisinstituten;

- Meer aandacht voor strategische vragen die intra- en interdepartementale grenzen overschrijden en het verkennen en signaleren van relevante trends;
- De omgevingsgevoeligheid van departementen vergroten, nieuwe inzichten opdoen (`van buiten naar binnen');

- Het detecteren van lacunes in de kennisbasis en het mede op basis daarvan formuleren van kennisvragen;

- Het bouwen aan een (strategische) kennisagenda.

De doelen mogen dan overeenkomen, de werkwijze van de kenniskamers loopt uiteen. De departementen kiezen voor de werkwijze die het beste past bij de kennisinfrastructuur op hun terrein. Verder zijn verschillende departementen nog op zoek naar een vormgeving die het meest effect oplevert.

Box 2: Werkwijze
Het ministerie van BZK heeft gekozen voor een thematische opzet van de kenniskamer. Per jaar worden enkele thema's geïdentificeerd waarmee een kennisnetwerk vervolgens aan de slag gaat. Inmiddels lopen verschillende thema's, zoals bevolkingsdaling, de ambtenaar van de toekomst en privacy en veiligheid. Per thema nemen uiteenlopende deskundigen en doelgroepen deel aan de bijeenkomsten. De resultaten slaan neer in publicaties, conferenties, werkgroepen en online netwerken rond een thema.

Meestal nemen de ambtelijke top, vertegenwoordigers van adviesraden en planbureaus en wetenschappers deel aan de kenniskamer. Daarnaast komt het voor dat vertegenwoordigers van uitvoerende diensten, van maatschappelijke organisaties en instituten en van andere overheden deelnemen. Er zijn varianten waarbij bewindslieden en / of beleidsmedewerkers zijn betrokken bij de kenniskamer. Er is sprake van een flexibele samenstelling, al bestaat bij een aantal kenniskamers een

blad 3/5

vaste kern van deelnemers. Afhankelijk van de opzet varieert het aantal participanten; in de meeste gevallen nemen 10 tot 30 mensen deel.
Met het ambtelijk secretariaat van de kenniskamers is in het algemeen niet meer dan één fte per departement gemoeid.

Box 3: Strategische kennisagenda
Verschillende departementen werken met een strategische kennisagenda (SKA). Bij het ministerie van SZW is de SKA het resultaat van een raadpleging van ongeveer vijftig experts. Vervolgens is de agenda vastgesteld op hoog- ambtelijk niveau, besproken met de bewindspersonen en met experts van buiten het departement. De thema's van de kennisagenda worden verder uitgewerkt en voor de hiaten in kennis wordt een onderzoeksprogramma geformuleerd. Het ministerie van Defensie heeft een speciale adviseur kennis en strategiebeleid ingesteld die de opdracht heeft een strategische kennisagenda op te stellen. Deze agenda bevat zowel de strategische plaatsbepaling van Defensie als de kennisinnovatie en technologiethema's die voor de gewenste capaciteitenontwikkeling van Defensie van belang is. De kenniskamer van VenW heeft afgelopen najaar de strategische kennisagenda opgesteld. De kennisagenda is zo getimed dat ze gebruikt kan worden in de programmeringcyclus van het volgende jaar, onder meer in de kennisarena's TNO en GTI's, en zal wanneer nodig worden geactualiseerd.

De meeste kenniskamers organiseren hun bijeenkomsten op basis van een al dan niet geformaliseerde (strategische) kennisagenda. In veel gevallen bespreekt de kenniskamer enkele keren per jaar thema's die op die agenda staan. Daarnaast zijn er kenniskamers die de thema's in verschillende gremia en op verschillende manieren aan de orde stellen, zoals gesprekken met experts, seminars, conferenties en essaybundels.

Een (strategische) kennisagenda is één van de opbrengsten van de kenniskamers, een tussenresultaat op grond waarvan onderzoek- en adviesvragen worden geprogrammeerd. Die vragen worden doorgeleid naar de werkprogramma's van adviesraden en planbureaus en in de programmering van funderend, toegepast (TNO en Grote Technologische Instituten) en beleidsgericht onderzoek. In die zin sluiten de kenniskamers goed aan bij het interdepartementale traject van vraagprogrammering voor het onderzoek bij TNO/GTI's dat in 2006 van start is gegaan. Departementen zijn regievoerders voor de programmering van onderzoek op de korte en middellange termijn binnen een 12-tal maatschappelijke thema's (zie Voortgangsrapportage 2006; TK 2006-2007, 29 338, nr. 56). Zij organiseren daarvoor zogenaamde kennisarena's met maatschappelijke partners en met inbreng vanuit de kenniskamers.

Een ander resultaat is dat meer of minder geformaliseerde netwerken van onderzoekers, beleidsmakers en practici tot stand komen rond de kennisthema's. In die netwerken vindt directe uitwisseling tussen kennis, beleid en praktijk plaats met als doel de effectiviteit van beleid te vergroten.

blad 4/5

Box 4: Onderzoekprogramma's
Bij de meeste kenniskamers resulteren de besprekingen in een kennisagenda en onderzoeksprogramma's. Zo heeft het ministerie van VenW het onderzoeksprogramma `Duurzame bereikbaarheid van de Randstad' geformuleerd. Dit programma is een initiatief van VenW in samenwerking met de ministeries van VROM en EZ. Bij de opstelling van het programma zijn naast deze partijen decentrale overheden, universiteiten en TNO betrokken. Het programma wordt uitgevoerd door NWO. De kenniskamer van het ministerie van OCW bespreekt thema's op basis van reviews van de laatste stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek. Dat heeft onder meer geresulteerd in de opdracht aan NWO om een longitudinaal onderzoek op te zetten waarmee effecten op lange termijn van investeringen in kinderopvang en voor- en vroegschoolse educatie kunnen worden gemeten.

Het is de bedoeling dat de kenniskamers bijdragen aan een professionele kenniscultuur op de departementen waarin beleidsmakers op alle niveaus de beschikbare wetenschappelijke theoretische en vooral empirische kennis over samenleving en beleid benutten, vrij van specifieke belangen, waarbij die kennis benut wordt binnen een integrale analyse van maatschappelijke problemen en uitdagingen, en waarbij rekening wordt gehouden met uitvoeringsmogelijkheden op de kortere termijn (zie de motie Joldersma/Jasper van Dijk).

De stimulerende rol van de kenniskamer, is vooral gelegen in de inbreng van onafhankelijke kennisinstituten en wetenschappers. Het is daarom cruciaal dat de inhoudelijke onafhankelijkheid van de kennisinstituten actief wordt gewaarborgd.
Daarnaast dragen de kenniskamers ertoe bij dat de voorbereiding van beleid wordt verrijkt, niet alleen met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, maar ook met vragen die in het veld of de praktijk leven. Kennis, beleid en praktijk komen immers dicht bij elkaar in de activiteiten die de kenniskamers initiëren. Daardoor zijn beleidsmakers en practici beter op de hoogte van de laatste stand van zaken van wetenschappelijk onderzoek.

Box 5: Inbedding
Bij het ministerie van Defensie is vorig jaar de Bestuursraad Kennis en Strategie opgericht. Deze bundelt en prioriteert de onderzoekvoorstellen binnen de vraaggedreven thema´s en de door het aanbod geïnitieerde velden van onderzoek die zijn opgenomen in de Strategische Kennis Agenda. De bestuursraad is tegelijk de kenniskamer, waarin directies en vertegenwoordigers van kennisinstituten elkaar spreken elkaar over de programmering. Het ministerie van VROM heeft een brede stuurgroep adviesraden en kennis ingesteld bestaande uit de directeuren strategie en de onderzoekscoördinatoren, met de RMNO als zogeheten buitenboordmotor. De RMNO ondersteunt in het verkennen en identificeren van nieuwe kennisthema's. De leden van de stuurgroep adviseren intern over thema's als de kennisagenda en de inrichting van de kennisinfrastructuur.

Kenniskamers zijn echter niet de enige instrumenten om een kenniscultuur te stimuleren. Tegelijk met de opbouw van kenniskamers zien we dat in het afgelopen jaar op meer departementen een directie kennis is opgericht of de positie daarvan is versterkt. Op verschillende departementen is de functie van `raadadviseur kennis' (`chief scientist') in het leven geroepen om juist ook aan de top van de organisatie sterkere verbindingen tussen beleid en kennis te leggen. Sommige departementen hebben vanouds al sterke banden tussen wetenschap en beleid,

blad 5/5

andere stimuleren die door daaraan in regulier personeelsbeleid of in specifieke veranderprogramma's aandacht te schenken.

De kenniskamers blijken op de meeste departementen de vlag te zijn op een schip van verschillende activiteiten om de interactie tussen wetenschap en beleid te versterken. De eerste resultaten zijn geboekt, departementen en kennisinstellingen hebben een scherper beeld van de kennis die voorhanden is en van de lacunes in kennis. De volgende stap is om de lacunes te vullen, om de kenniskamer en de activiteiten daaromheen nog sterker in te bedden in reguliere processen en om de resultaten van onderzoek structureel te verwerken in beleid.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Dr. Ronald H.A. Plasterk