Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ostbus 20018
P
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 4 augustus 2008 HO&S/BS/36314 10 juni 2008 08-OCW-B-040

Onderwerp Bijlage(n) Reactie op de resolutie van het LAKS, JOB, LSVb resolutie

en ISO d.d. 9 juni 2008

Hierbij zend ik u het antwoord op de schriftelijke vraag van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de resolutie die het LAKS, de JOB, de LSVb en het ISO op 9 juni 2008 aan staatssecretaris Van Bijsterveldt en mij hebben aangeboden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

5
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl

blad 2/3

Vraag: De leden van de vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben met belangstelling kennisgenomen van de resolutie van het LAKS, de JOB, de LSVb en het ISO. De vaste commissie verzoekt de minister hierop een reactie aan de Kamer te geven.

Antwoord:

Op 9 juni 2008 heb ik samen met staatssecretaris Van Bijsterveldt een resolutie in ontvangst genomen van het LAKS (Landelijk Aktie comité Scholieren), de JOB (Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs), de LSVb (Landelijke Studenten Vakbond), en het ISO (Interstedelijk Studenten Overleg). In de resolutie pleiten de vertegenwoordigers van scholieren en studenten onder meer voor betere beroepskeuzebegeleiding. Bovendien stellen zij voor te komen tot één minister van onderwijs die verantwoordelijk is voor alle onderwijsinhoudelijke zaken.

Ik stel het zeer op prijs dat de studenten en scholieren deze resolutie hebben opgesteld, waarmee zij aangeven te willen meedenken over verbeteringen van de onderwijskwaliteit. Tevens beogen zij met deze resolutie de schooluitval terug te dringen. De resolutie sluit in mijn ogen goed aan bij het beleid van OCW: betere onderwijskwaliteit en minder uitval van leerlingen en studenten. Ik ga daarop hieronder nader in.

In een eerste reactie aan de studenten heb ik aangegeven de resolutie grotendeels te ondersteunen, maar met één maatregel ben ik het niet eens: het instellen van één minister voor alle onderwijsterreinen is naar mijn idee niet nodig. De bewindslieden spreken met één mond en de beleidsterreinen waar de verschillende bewindspersonen verantwoordelijk voor zijn worden op elkaar afgestemd.

Ik ben het grotendeels eens met de maatregelen die in de resolutie worden genoemd om uitval terug te dringen. Enkele maatregelen zijn echter taken van de instellingen zelf. Ik ben dan ook niet voornemens deze maatregelen van bovenaf op te leggen. Als voorbeeld hiervan noem ik de maatregel dat instellingen lijsten beschikbaar moeten stellen van studenten die door scholieren kunnen worden benaderd voor vragen en/of meeloopdagen. Ik weet dat enkele scholen dit zelf al doen; ik laat dit initiatief dan ook bij de instellingen zelf.

In de recente beleidsagenda's voor het onderwijs zijn flink wat maatregelen opgenomen, die zijn gericht op het verminderen van uitval en het verbeteren van de onderwijskwaliteit. In de Strategische Agenda hoger onderwijs, onderzoek en wetenschapsbeleid zijn o.a. genoemd: Kleinschalig onderwijs en intensieve studiebegeleiding, Docenten van hoge kwaliteit, Differentiatie tussen en binnen opleidingen, Goede aansluiting binnen het onderwijs. Daarvoor is door dit kabinet ook extra geld beschikbaar gesteld (ca. 123 mln. structureel). Over de besteding van dat geld zijn meerjarenafspraken gemaakt met de VSNU en de HBO-raad. Zo zullen de universiteiten zich inspannen om 1. de verwijzende en bindende functie van het eerste bachelorjaar te versterken 2. de studie-uitval in bachelor-2 en -3 te halveren 3. meer studenten in vier jaar de bachelor te laten afronden 4. tien Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl

blad 3/3

procent van de studenten meer dan het standaardprogramma te laten studeren. De hogescholen zullen zich inspannen om 1. de kwaliteit van het onderwijs te verhogen 2. de functie van de propedeutische fase te versterken 3. het studiesucces te verhogen 4. het onderwijsaanbod meer te differentiëren 5. de kwaliteit van de docenten te verhogen.

Ik vind persoonlijke aandacht voor de voorbereiding op keuzes voor studie en beroep van groot belang. Ik ben echter geen voorstander van deze beroepsoriëntatie te laten plaatsvinden binnen de maatschappelijke stage. Maatschappelijke stage is vrijwilligerswerk doen voor een ander. Loopbaanoriëntatie en ­begeleiding (LOB) is al enige tijd een verplicht programmaonderdeel in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Er is de laatste jaren op het gebied van LOB in de scholen veel goed werk verricht, zoals de ontwikkeling van praktische sectororiëntatie. Scholen zijn ook hierbij zelf verantwoordelijk voor de invulling en de kwaliteit. Ik ben voornemens om instellingen te stimuleren om de inspanningen op dit terrein te intensiveren. Momenteel wordt daaraan gewerkt binnen de VO- kwaliteitsagenda en de strategische agenda's voor het mbo en ook in het hoger onderwijs. Tevens willen we dat het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs met deskundigen uit het veld een stimuleringsplan opstellen voor een hoogwaardig LOB. Ook de VO-raad heeft aangegeven meer aandacht voor het LOB te willen om de doorstroom naar het hoger onderwijs te bevorderen. Tijdens het notaoverleg van 2 juli jongstleden over de voortgang van de Strategische Agenda hoger onderwijs, onderzoek en wetenschapsbeleid heb ik toegezegd om binnen 3 maanden samen met de staatssecretaris in een brief aan de Kamer terug te komen op dit onderwerp. In die brief zal ik uiteenzetten op welke wijze, sectoroverstijgend en in concrete maatregelen, het studiekeuzeproces van jongeren kan worden gestimuleerd en verbeterd.

Voor wat betreft de voorgestelde maatregel over het te voeren sectoroverstijgend overleg kan ik melden dat wij met de verschillende sectoren samen de thema's zoals voortijdig schoolverlaten en het verbeteren van taal en rekenen aanpakken en dat we dit, waar mogelijk en nodig, uitbreiden met relevante partijen.

Tenslotte merk ik op dat ook de inspanning van de student nodig is om succesvol te zijn in het behalen van zijn studiesucces. Onderwijsinstituten en overheid spannen zich samen in om de student daarin zo goed mogelijk te helpen zodat zij bewuster kunnen kiezen om daarmee de uitval te voorkomen.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl