Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
19-08-2008
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans
---
Bijlage fichedocument, pagina 1
Fiche 1: Besluit Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS)
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de oprichting van het Europees
Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2008/XX/JBZ1
Datum Commissiedocument: 27 mei 2008
Nr. Commissiedocument: COM (2008) 332 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197051
Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
http://ec.europa.eu/governance/impact/cia 2007_en.htm:
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Legal Data Processing (E-Justice), CATS, JBZ-Raad
(besproken op 24-25 juli 2008).
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie
Rechtsbasis: art. 31 EU-Verdrag en art. 34, lid 2 onder c EU-Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: eenparigheid in de Raad, advies EP
Comitologie: ja, het voorstel stelt een regelgevend comité in.
2. Samenvatting BNC-fiche:
Het doel van het voorliggende besluit is uitvoering geven aan artikel 11 van Kaderbesluit
2008/XX/JBZ betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisselingen van gegevens uit het
strafregister tussen de lidstaten. Ter uitwerking van artikel 11 wordt voorgesteld een geautomatiseerd
systeem voor uitwisseling van gegevens over veroordelingen tussen de lidstaten te ontwikkelen door
het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) op te richten. Het subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel zijn positief. Het voorstel biedt de kans om de kwaliteit van uitwisseling van
strafrechtelijke gegevens te verbeteren..Nederland neemt met instemming kennis van het voorstel,
maar is van mening dat nog enkele punten nader onderzoek en discussie vergen. Hierover vindt nog
nader overleg met de Commissie plaats.
3. Samenvatting voorstel :
a) Inhoud voorstel:
De uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen verloopt momenteel
overeenkomstig het Verdrag van de Raad van Europa aangaande de wederzijdse rechtshulp in
strafzaken uit 1959. Uit een analyse blijkt dat deze uitwisseling tekortkomingen kent. Zo blijkt dat
nationale rechterlijke instanties bij het opleggen van straffen vaak alleen rekening houden met het
uittrekstel uit het strafregister van hun eigen land en in het geheel niet op de hoogte zijn van eventuele
in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen. Om die tekortkoming aan te pakken heeft de Raad in
juni 2007 politiek akkoord bereikt over een Kaderbesluit betreffende de organisatie en de inhoud van
uitwisselingen van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (Kaderbesluit 2008/XX/JBZ).
1 Dit Kaderbesluit kon nog niet worden aangenomen, omdat het EP zijn advies nog niet had gegeven. Op 17 juni jl. heeft het EP dat gedaan.
Het voorliggende besluit beoogt uitvoering te geven aan artikel 11 van Kaderbesluit 2008/XX/JBZ. In
dat artikel wordt voorgesteld een geautomatiseerd systeem voor uitwisseling van gegevens over
veroordelingen tussen de lidstaten te ontwikkelen door het Europees Strafregister Informatiesysteem
(ECRIS) op te richten. In het voorliggende besluit worden de componenten van een standaardformaat
voor de elektronische uitwisseling van gegevens uit de nationale strafregisters vastgesteld, met name
gegevens over het aan de veroordeling ten grondslag liggende misdrijf en gegevens over de inhoud
van de veroordeling, alsook andere algemene en technische uitvoeringsaspecten van de
gegevensuitwisseling.
Het systeem faciliteert de onderlinge uitwisseling van strafrechtelijke gegevens. De daadwerkelijke
strafgegevens blijven alleen geregistreerd in het nationale strafregister.
b) Impact-assessment Commissie:
N.v.t. (het voorliggende voorstel geeft slechts uitvoering aan bepaalde aspecten van Kaderbesluit
2008/XX/JBZ. Een effectbeoordeling was daarom niet nodig).
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a) Bevoegdheid:
De Commissie baseert dit voorstel op artikel 31 EU-Verdrag en artikel 34, lid 2, onder c, EUVerdrag.
Nederland kan zich in deze rechtsbasis vinden.
b) Functionele toets
· Subsidiariteit: positief.
· Proportionaliteit: positief.
· Onderbouwing: om tot betere uitwisseling van gegevens uit strafregisters tussen de lidstaten te
komen, is gecoördineerd optreden op Europees niveau noodzakelijk. Nauwe afstemming met
de lidstaten is wel noodzakelijk om het ERCIS te laten slagen. Het ECRIS voorziet in een
verbetering van de uitwisseling van gegevens. Een voordeel is daarnaast dat het systeem
voorkomt dat onnodig rechtshulpverzoeken worden gedaan, als door elektronische bevraging
duidelijk is dat over een bepaalde persoon geen gegevens in het strafregister aanwezig zijn.
c) Nederlands oordeel:
Nederland neemt met instemming kennis van het voorstel. Digitale gegevensuitwisseling en
samenwerking op het gebied van het te voeren informatiebeleid zullen steeds belangrijker worden.
Nederland neemt deel aan het proefproject NJR (Network of Judicial Registers), waarin lidstaten via
een elektronische verbinding tussen hun strafregisters gegevens met elkaar uitwisselen. Nederland
dient eerst het Justitieel Documentatie Systeem aan te passen voor gegevens kunnen worden
uitgewisseld. De Europese Commissie beschouwt het proefproject NJR als belangrijke inspiratiebron
voor het voorstel. De uitgangspunten uit dit pilot dienen naar het oordeel van Nederland zo veel
mogelijk behouden te blijven.
5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting:
De uitvoering en de werking van het ECRIS zullen budgettaire implicaties hebben. De daaraan
verbonden kosten zullen worden gedekt uit het specifieke programma Strafrecht als onderdeel van het
kaderprogramma Grondrechten en justitie.
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: De Justitiële Informatiedienst zal het Justitieel Documentatie Systeem dienen aan te passen. Dat gebeurt reeds in het kader van het proefproject NJR. De kosten hiervan worden geschat op ¤ 550.000. Bij de Europese Commissie is in het kader van het NJR-project een subsidieaanvraag van ¤ 385.000 ingediend, zodat Nederland, meer specifiek het Ministerie van Justitie, ¤ 165.000 dient bij te dragen.
c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger: n.v.t.
d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:
n.v.t.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Alle misdrijven en straffen dienen te worden ondergebracht in de tabelcategorieën en bij de Commissie te worden aangeleverd (artikel 5, eerste lid). Om de uitwisseling van gegevens zo efficiënt mogelijk te laten verlopen worden de verschillende feiten ingedeeld in categorieën met daaraan verbonden codes. De wijze waarop delicten zijn ingedeeld en benoemd kan per lidstaat erg uiteenlopen. Het is derhalve zeer belangrijk dat de uitwerking van deze tabelcategorieën goed gebeurt.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het besluit treedt in werking op de dag volgend op de publicatie in het Publicatieblad van Europese Unie. De lidstaten krijgen echter wel tijd om de nodige maatregelen te nemen om aan het besluit te kunnen voldoen. Deze termijn wordt bepaald door kaderbesluit 2008/XX/JBZ. Nederland voorziet geen problemen. Aangezien Nederland deelneemt aan de pilot is te verwachten dat technische aanpassingen naar aanleiding van de implementatie van het kaderbesluit gering zullen zijn.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:
In het voorstel is een evaluatiebepaling opgenomen, bestaande uit het door de Commissie op gezette
tijdstippen uitbrengen van verslag (artikel 8, eerste lid).
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d.
a) Uitvoerbaarheid: n.v.t.
b) Handhaafbaarheid: n.v.t.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
a) Geen
b) Toelichting implicaties: n.v.t.
9. Nederlandse positie
a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt:
Nederland bouwt graag mee aan de toekomst van Europa, waarin digitale gegevensuitwisseling en
samenwerking op het terrein van het te voeren informatiebeleid steeds belangrijker zullen worden.
Nederland neemt daarom met instemming kennis van het voorstel voor een besluit van de Raad
betreffende de oprichting van het ECRIS.
Enige punten, onder andere de formulering van classificaties bij de delictsomschrijving, behoeven
volgens Nederland nog nader onderzoek en discussie. Nader overleg met de Commissie over deze
punten zal nog plaatsvinden. Ook de vraag naar de afstemming van het ECRIS met de NJR-pilot
waaraan Nederland deelneemt, is nog onderwerp van nader overleg.
Daarnaast acht Nederland het van belang dat wordt gelet op de verhouding met andere initiatieven op
het terrein van (strafrechtelijke) gegevensuitwisseling.
Fiche 2: Mededeling Herziening werking regionale Adviesraden
1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de Herziening
van de werking van de regionale Adviesraden
Datum Commissiedocument: 18 juni 2008
Nr. Commissiedocument: COM (2008)364
Pre-lex http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197117
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: niet van toepassing
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
2. Essentie voorstel
In deze mededeling doet de Commissie verslag over het functioneren van de regionale adviesraden
(RAR's) , zoals bepaald bij besluit van 19 juli 2004 (2004/585/EG). Bij dit besluit is een
gemeenschappelijk kader voor de RAR's opgericht. De regionale adviesraden (RAR's) zijn opgericht
om het gemeenschappelijk visserijbeleid in staat te stellen voordeel te halen uit de kennis en ervaring
van vissers en andere belanghebbenden, en om rekening te houden met de uiteenlopende
omstandigheden in de communautaire wateren. De RAR's adviseren de Commissie en de lidstaten en
dragen bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. .
Het verslag dat nu voorligt, voldoet aan de verplichting van de Commissie om het Europees Parlement
te informeren over de oprichting en het functioneren van de RAR's. In het verslag analyseert en
beoordeelt de Commissie het huidige kader voor de werking van de RAR's en wordt aandacht besteed
aan de bijdrage die de RAR's leveren aan het gemeenschappelijk visserijbeleid, aan de huidige
tendensen en aan de verbeteringen van het raadplegingsproces
Meer specifiek richt de analyse zich op het geografisch bereik, de structuur, het lidmaatschap en
optionele procedures, deelname door niet-leden, de bijdrage van de RAR's aan het
besluitvormingsproces in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), de follow-up
van RAR-adviezen en mogelijkheden om de kwaliteit en tijdigheid van de RAR-adviezen te
verbeteren. Verbeteringsmogelijkheden ziet de Commissie met name op het vlak van frontloading,
gerichtere en simpelere vragen vanuit de Commissie aan de RAR, focus op lange termijn strategie
(i.p.v. discussie over korte termijnkwesties), een betere beschikbaarheid van wetenschappelijke kennis
voor de RAR en een ruimere multisectorale samenstelling van de RAR's.
De Commissie concludeert dat het juridisch kader voor de RAR's voldoet, maar dat op korte termijn
binnen de juridische regels verbeteringen mogelijk zijn. De Commissie zegt toe zich te zullen inzetten
voor promotie van de RAR's om bredere deelname en zichtbaarheid te bevorderen, de toegang tot
wetenschappelijke informatie voor de RAR's te verbeteren, de RAR's bij strategische
gedachteontwikkeling te betrekken, de RAR's in een vroeger stadium te betrekken, benchmarks te
laten opstellen om de adviezen en de follow-up van deze adviezen te toetsen en richtsnoeren voor te
stellen voor het financieel beheer van de communautaire cofinanciering.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de
toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de
financiële gevolgen in?
Het juridische kader rondom de RAR's wordt niet gewijzigd. Wel komt de Commissie met een aantal
verbeterpunten. Deze verbeterpunten kunnen in de toekomst leiden tot een verdere ontwikkeling en
optimale benutting van de RAR's. De subsidiariteit en proportionaliteit van deze voorgestelde
verbeteringen wordt positief beoordeeld. De werking van de RAR's kan het beste op Europees niveau
worden verbeterd, omdat ook het gemeenschappelijk kader voor de RAR's op dit niveau is
vastgesteld.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland ondersteunt de noodzaak om benchmarks vast te stellen voor de kwaliteit en tijdigheid van
de adviezen, maar Nederland ziet vooral ook een belangrijke verbetermogelijkheid voor de Commissie
waar het de opvolging van de RAR-adviezen betreft. De communicatie tussen de RAR's en de
instituties (Commissie/Raad/lidstaten) dient een tweerichtingsverkeer te zijn; binnen de grenzen van
tijd, mensen en financiële middelen is hier nog verbetering in aan te brengen. Dat wil zeggen dat de
adviezen van de RAR's serieus worden overwogen door de Commissie en dat de Commissie helder
communiceert over haar afwegingen om een advies wel of niet te volgen. De motivatie van de
Commissie om adviezen al dan niet naast zich neer te leggen is vooral in het geval van afwijking van
het advies erg belangrijk. Tevens dienen er voldoende financiële middelen te zijn voor de RAR's,
zodat zij hun mandaat adequaat kunnen uitvoeren (in voorkomende gevallen verwacht de Commissie
op zeer korte termijn advies van de RAR).
Meer in het algemeen is Nederland een groot voorstander van meer en betere regionale samenwerking,
zowel binnen de EU als buiten de EU, bijvoorbeeld in een regionale Conventie als de Oslo-Parijse
(OSPAR) Conventie ter bescherming van de Noordoost Atlantische Oceaan. In 2002 heeft Nederland
zich sterk gemaakt voor het oprichten van de RAR's. In de RAR's ziet Nederland een goed instrument
om het draagvlak voor het GVB te versterken door de betrokkenheid van alle stakeholders en door het
geografisch dichterbij brengen van het Europees vastgestelde visserijbeleid - waarbij voorkomen dient
te worden dat het GVB wordt gerenationaliseerd -. Daarnaast kunnen de RAR's een belangrijke
bijdrage leveren aan het bereiken van een level playing field in de visserij.
Ten aanzien van de samenstelling van de deelname acht Nederland het relevant dat wordt
vastgehouden aan de verhoudingen zoals die nu zijn vastgesteld voor de RAR's, te weten 2/3
deelname vanuit de visserijsector (vangst, handel etc.) en 1/3 vanuit andere belanghebbende
organisaties (NGO's).
Nederland ondersteunt het streven van de Commissie naar het ontwikkelen van strategische lange
termijnadviezen door de RAR's, maar vindt niet dat de advisering zich hiertoe zou moeten beperken;
ook concrete zaken die direct effect hebben op de duurzaamheid van de visserij dienen onderwerp te
kunnen zijn van advisering door de RAR.
De mededeling heeft geen financiële gevolgen voor Nederland.
Fiche 3: Mededeling Small Business Act
1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling "Denk eerst klein", Een "Small Business Act" voor Europa
Datum Commissiedocument: 25 juni 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 394
Pre-lex: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2008:0394:FIN:NL:PDF
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC (2008) 2101, 2102, 2103
en Opinie 3856.
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Concurrentievermogen en Groei, Raad voor
Concurrentievermogen december 2008 (Raadsconclusies). Al eerder besproken tijdens informele
Raad voor Concurrentievermogen van april en juli.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken
2. Essentie voorstel
Ondernemerschap en het MKB zijn van groot belang voor het concurrentievermogen, de groei en de
dynamiek van de economie, zoals ook erkent in de Lissabonstrategie. Uit de tussentijdse evaluatie van
het moderne MKB-beleid van de EU voor de periode 2005-2007 (COM(2007)592) blijkt dat de
lidstaten en de EU voortgang hebben geboekt bij de totstandbrenging van een meer MKB-vriendelijk
ondernemingsklimaat. Meer is echter nodig om het potentieel van het MKB ten volle te kunnen
benutten, aangezien de groei van het MKB in de EU achterloopt in vergelijking met bijvoorbeeld de
VS. De Europese Raad van maart 2008 heeft de Europese Commissie gevraagd te komen met een
Small Business Act (SBA), hetgeen de Commissie met deze mededeling verwezenlijkt.
Met de SBA wordt een samenhangend beleidskader ontwikkeld om het belang van ondernemerschap
en het MKB in de Europese economie en maatschappij te benadrukken en te versterken. De
Commissie zet in de SBA tien principes (zie 3) uiteen om het creëren en implementeren van een
ondernemers- en MKB-vriendelijk beleid op zowel EU- als op lidstaatniveau te garanderen. Met deze
tien principes beoogt de Commissie om de erkenning van ondernemerschap te vergroten, het "denk
eerst klein" principe dat inhoudt dat de belangen van MKB bedrijven meewegen in de beleidsvorming
(van wetgeving tot publieke dienstverlening) en de groei en concurrentiekracht van MKB- bedrijven te
stimuleren. Per principe worden naast reeds bestaande maatregelen ook een aantal nieuwe maatregelen
op Europees niveau en aanbevelingen aan de lidstaten voorgesteld. Naast deze tien principes komt de
Commissie met een vijftal nieuwe wetgevingsvoorstellen op EU-niveau om de mogelijkheden van het
MKB binnen de EU verder te versterken (zie onder 3).
De Commissie wenst dat de SBA volledig in de Lissabonstrategie wordt geïntegreerd en nodigt de
lidstaten uit om de voortgang van de, aan de SBA gerelateerde, beleidsacties in hun nationale
hervormingsplannen op te nemen.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de
toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de
financiële gevolgen in?
Ja, de Commissie komt met maatregelen of kondigt deze aan in de mededeling. Deze
maatregelen zijn op te delen in twee niveaus: 1. concrete nieuwe wetgevingsvoorstellen en 2. tien
principes met daar bijhorend maatregelen op Europees niveau en suggesties aan lidstaten.
1. De nieuwe wetgevingsvoorstellen
De Commissie koppelt vijf nieuwe voorstellen aan de SBA. Daarvan heeft zij er drie tegelijkertijd of
direct na de presentatie van de SBA uitgebracht. Het gaat dan om de algemene
vrijstellingsverordening voor staatssteun aan het MKB, het voorstel voor een verordening betreffende
een statuut voor een Europees Besloten Vennootschap (COM (2008)396) en een voorstel voor een
richtlijn over verlaagde BTW tarieven (COM(2008)428).2 De algemene vrijstellingsverordening is
gebaseerd op een autonome bevoegdheid van de Commissie om bepaalde soorten steunmaatregelen
vrij te stellen van voorafgaande melding.3 Deze verordening is reeds aangenomen door de Commissie
(d.d. 7 juli 2008) en zal in augustus 2008 in werking treden. In voorbereiding zijn een
wetgevingsvoorstel voor verdere modernisering, vereenvoudiging en harmonisatie van de bestaande
regels over BTW-facturering om de lasten voor het bedrijfsleven te verlichten en een voorstel voor een
wijziging van richtlijn 2000/35/EG over betalingsachterstand waarin op Europees niveau de wettelijke
betalingstermijnen en mogelijke boetes bij te late betalingen zijn vastgelegd.
2. Tien Principes
In de SBA zet de Commissie de volgende tien principes uiteen:
1. een gunstig klimaat scheppen voor ondernemers en familiebedrijven, waarin ondernemerschap
beloond wordt;
2. ervoor zorgen dat eerlijke ondernemers die failliet gegaan zijn snel een tweede kans krijgen;
3. bij het opstellen van regels uitgaan van het principe "denk eerst klein";
4. ervoor zorgen dat overheden openstaan voor de behoeften van het MKB;
5. ee beleidsinstrumenten aanpassen aan de behoeften van het MKB: deelname van het MKB aan de
overheidsopdrachten vergemakkelijken en gebruikmaken van de mogelijkheden van staatssteun
voor het MKB;
6. ee toegang van het MKB tot financiering vergemakkelijken en ontwikkelen van een
ondernemersklimaat dat tijdige betaling bevordert;
7. het MKB helpen om de mogelijkheden van de interne markt beter te benutten;
8. bijscholing en alle vormen van innovatie in het MKB bevorderen;
9. het MKB in staat stellen in te spelen op uitdagingen op milieugebied;
10. het MKB steunen en stimuleren om van groeiende markten te profiteren;
Deze tien principes dragen bij aan het bereiken van de drie doelstellingen van de SBA: het erkennen
van het belang van ondernemerschap, het verankeren van het 'denk eerst klein' uitgangspunt en het
bevorderen van de groei en het concurrentievermogen van het MKB. Veel maatregelen die de
Commissie in de SBA heeft opgenomen betreffen lopend beleid. Nieuwe maatregelen die de
Commissie naast de vijf wetgevingsvoorstellen aankondigt zijn onder andere:
· de actualisering van het doorlopende vereenvoudigingsprogramma begin 2009;
· invoering van een MKB toets in de impact assesment bij nieuwe EU wetgeving;
· ontwikkeling van een vrijwillige gedragscode voor aanbestedende diensten;
· bezien van mogelijkheden om grensoverschrijdende investeringen door venture capital fondsen te
bevorderen;
· de lidstaten ondersteunen bij het opzetten van hoogwaardige programma's om de
investeringsgereedheid van ondernemers te vergroten;
· uitbrengen van een actieplan in 2008 om het gebruik van interoperabele elektronische
handtekeningen en elektronische authenticatie te stimuleren..
Daarnaast nodigt de Commissie de lidstaten uit om actie ten nemen, waaronder:
· ondernemerschap verankeren in onderwijs in alle middelbare scholen;
· stakeholders, waaronder het MKB, minimaal 8 weken voor het doen van voorstellen te
consulteren;
· de aanbestedende diensten te stimuleren om de toegang voor het MKB te vergemakkelijken;
2 De voorstellen rond de Europese B.V. en de verlaagde BTW tarieven zullen uitgebreid worden behandeld in aparte BNC fiches.
3 In dit geval gaat het om vrijstellingen van steun aan het MKB, steun ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling voor het MKB,
werkgelegenheidssteun en regionale steun.
· de toegang voor venture capital fondsen opererend binnen de EU tot de eigen markt te
vergemakkelijken;
· te zorgen voor een evenwichtige samenstelling van normalisatiecomités en de normalisatieinstituten
te vragen hun businessmodellen tegen het licht te houden om de kosten van toegang tot
normen te verlagen.
Subsidariteit- en proportionaliteitsoordeel
Nederland ondersteunt de doelstelling van de Commissie om het ondernemingsklimaat meer
ondernemers- en MKB-vriendelijk te maken. MKB-beleid is primair een nationale aangelegenheid,
omdat het MKB vanwege zijn omvang met name gericht is op nationale en regionale structuren. Een
Europese aanpak heeft meerwaarde om de werking van de interne markt te verbeteren en de
regelgeving te vereenvoudigen. Daarnaast heeft de EG een rol bij het versterken en verbreden van
publieke/private financieringsinstrumenten voor onder andere risicokapitaal en garanties. De
Commissie beoogt dit te bereiken met deze mededeling, met specifieke aandacht voor de groei en
concurrentiekracht van het MKB. Nederland beoordeelt de subsidiariteit dan ook als positief.
Nederland beoordeelt ook de proportionaliteit als positief. De SBA is een actieplan dat niet juridisch
bindend is . Nederland acht dit voor een terrein, waarvan de verantwoordelijkheid primair bij de
lidstaten ligt, een geschikt instrument. Het overgrote deel van de maatregelen die de Commissie voor
zichzelf voorstelt, is van het juiste ambitieniveau en de suggesties voor de lidstaten richten zich op de
juiste knelpunten. Bij sommige suggesties gericht aan de lidstaten gaat de Commissie echter te ver,
doordat deze te gedetailleerd zijn geformuleerd. Voorbeelden hiervan zijn het consulteren van het
MKB 8 weken voordat een voorstel uitkomt, het verlenen van vergunningen binnen een maand, de
gedetailleerde suggesties rond aanpak van ondernemerschap in het onderwijscurriculum, en de 3-jarige
statistiekvakantie. Hiermee krijgen de lidstaten te weinig ruimte voor een nationale invulling die
afgestemd is op de specifieke situatie in de betreffende lidstaat. Hoewel suggesties niet bindend zijn,
had Nederland liever gezien dat de Commissie met meer algemene suggesties was gekomen.
De aangekondigde voorstellen (zoals het voorstel voor een wijziging van Richtlijn 2000/35/EG inzake
betalingsachterstand, het actieplan interoperabele elektronische handtekeningen en authenticatie)
zullen later, na de presentatie door de Commissie, op eigen merites worden beoordeeld.
Aangezien deze mededeling voornamelijk bestaat uit lopend beleid, heeft deze mededeling vooralsnog
beperkte financiële gevolgen voor de EU-begroting. Uit de door de EU uitgevoerde Impact Assessment
blijkt dat de voorgestelde maatregelen binnen de huidige EU budgetten kunnen worden opgevangen.
Vooralsnog heeft deze mededeling geen nationale financiële gevolgen. Eventuele nationale financiële
gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen,
conform de gangbare regels budgetdiscipline.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland steunt het doel en de integrale aanpak van de Commissie om het belang van
ondernemerschap en MKB stevig in het beleid te verankeren om zo de groei en het
concurrentievermogen te versterken. Het MKB is van groot belang voor economische groei en
werkgelegenheid. Nederland heeft dan ook in het Beleidsprogramma 2007-2011 het belang van
ondernemerschap en MKB stevig geagendeerd. Voor Nederland staan twee uitgangspunten centraal in
de beoordeling van de mededeling:
· De Small Business Act moet zich, zoals ook in het voorstel gebeurt, in hoofdzaak richten op
die zaken waar echt sprake is van toegevoegde waarde van actie op Europees niveau, zoals
het verbeteren van de werking van de interne markt en het vereenvoudigen van Europese
wetgeving. Daarnaast heeft de Commissie een rol bij het versterken en verbreden van
publieke/private financieringsinstrumenten voor onder andere risicokapitaal en garanties. De
Commissie gaat in een aantal van haar suggesties aan de lidstaten te ver, door te
gedetailleerd voor te stellen op welke wijze de knelpunten aangepakt dienen te worden. Dit
doet geen recht aan de onderlinge verschillen in de lidstaten. Het gaat dan bijvoorbeeld om
gedetailleerde suggesties rond aanpak van ondernemerschap in het onderwijscurriculum en
rond regelgeving (verplicht 8 weken vooraf consulteren, vergunningverlening binnen 1
maand en invoering van de 3-jaar statistiekvakantie). Ook de aanbeveling van de Commissie
om nationaal instrumenten te ontwikkelen voor een financieringsbehoefte tot ¤1 mln. is
volgens Nederland te gedetailleerd. De knelpunten rond financieringsbehoeften verschillen
per lidstaat. In Nederland heeft het MKB met name moeite om toegang te krijgen tot
financiering voor bedragen tot ¤5 miljoen. Met de kapitaalmarktinstrumenten, zoals de
Borgstellingsregeling voor het MKB, bevordert Nederland de toegang tot financiering.
· Daarnaast heeft Nederland ook aangegeven dat de voorgestelde maatregelen moeten aansluiten bij
de knelpunten van het MKB in de praktijk. Nederland steunt de Commissie dan ook om geen
MKB quota op te nemen voor overheidsaanbestedingen en het Zevende Kaderprogramma.
Dergelijke quota grijpen te zeer in op respectievelijk de inzet van overheidsmiddelen en de
effectiviteit van programma's. Daarnaast komen voorkeursmaatregelen onvoldoende tegemoet aan
problemen waarvoor het MKB zich gesteld ziet.
Met de Small Business Act geeft de Commissie een integraal overzicht van reeds lopende initiatieven
gericht op het MKB en wordt een aantal nieuwe acties geïnitieerd. De
integrale aanpak zoals de Commissie deze voorstelt in de SBA wordt door Nederland
verwelkomd. Hieronder wordt de Nederlandse positie weergegeven ten aanzien van een aantal
belangrijke maatregelen en suggesties aan de lidstaten die in de SBA zijn opgenomen.
· Nederland steunt de actieve inzet van de Commissie om de administratieve procedures zo
eenvoudig en snel mogelijk te maken en door concrete acties ter vermindering van de regeldruk
door te voeren. Het initiatief van de Commissie om het 'denk eerst klein' principe toe te passen
door op Europees niveau een MKB test in de impact assesments van nieuwe wetgeving op te
nemen, door het MKB als specifieke stakeholder vroegtijdig te betrekken bij nieuwe Europese
regelgeving en door het definiëren van terreinen waar een lichter regime (of een vrijstelling) voor
het MKB kan gelden, in het kader van de 25% lastenverlichting, beoordeelt Nederland als positief.
Bij het verlichten van de regeldruk voor het MKB in EU-verband zijn voor Nederland met name
de volgende domeinen prioritair, aangezien daar de EU-lasten voor het MKB relatief hoog zijn:
jaarrekening, statistieken, etikettering en arbo-regelgeving.
· Ook ondersteuning van het MKB bij het benutten van de kansen van de interne markt en
verbetering van de werking van de interne markt heeft de steun van Nederland. Deze initiatieven
liggen duidelijk binnen de competentie van de EU.
· Nederland steunt het streven om de grensoverschrijdende mobiliteit van het MKB te bevorderen.
Het voorstel voor een Europees B.V. statuut kan hieraan een bijdrage leveren. Het voorstel roept
nog wel vragen op, met name over de rechtszekerheid en betrouwbaarheid. Nederland vindt het
belangrijk dat er een rechtsvorm ontstaat die betrouwbaar en praktisch werkbaar is. Dan zal de
Europese B.V. een toegevoegde waarde hebben.
· Nederland is blij met de goedgekeurde algemene groepsvrijstellingsverordening, waarin ook
MKB-vrijstellingen voor staatssteun zijn opgenomen. Door de nadruk op horizontale steun sluit de
verordening goed aan bij het streven naar "minder en beter gerichte" staatsteun. Wat Nederland
betreft is hiermee een afdoende kader geschapen voor steun aan het MKB.
· De initiatieven van de Commissie om het MKB te faciliteren bij de toegang tot financiering door
implementatie van reeds ingezette acties, zoals risico kapitaal, garantieregelingen en
grensoverschrijdende investeringen door venture capital fondsen, steunt Nederland. Ook het
initiatief van de Commissie om lidstaten te ondersteunen bij het inrichten van programma's om de
investeringsgereedheid van ondernemers te bevorderen, steunt Nederland. Veel MKB-ers hebben
moeite om kapitaal aan te trekken om internationale activiteiten binnen de EU te financieren. Het
zou goed zijn als de Commissie bekijkt of en hoe zij een rol kan spelen bij het oplossen van de
problemen die Europese MKB'ers ondervinden bij het financieren van hun internationale
activiteiten in de EU.
· Nederland steunt de gedachte dat MKB-belangen moeten worden meegenomen bij het tot stand
komen van normen. Normalisatie is primair een activiteit die wordt bepaald door marktbehoeften
en die wordt uitgevoerd door de markt. Haar succes is afhankelijk van het commitment van
stakeholders om deel te nemen. Deelname aan het totstandkomingproces van normen door alle
betrokken partijen, zoals het MKB en de gebruikers, is hierbij van belang. Nederland vindt het
daarom goed om zowel Europese als nationale standaardisatie-instellingen te vragen hun business
models tegen het licht te houden.
· De Commissie komt nog met een voorstel over de aanpak van te late betalingen. Nederland vindt
dat de lange betalingstermijnen onderdeel vormen van een breder probleem, met enerzijds te grote
marktmacht van grote bedrijven en anderzijds beperkt debiteurenbeheer vanuit het MKB zelf, als
oorzaak. Met name voorlichting over het belang van goed debiteurenbeheer op nationaal niveau
zou hierin mogelijk verbetering kunnen brengen. De Tweede Kamer heeft de motie Aptroot/Vos
(II 2007-2008, 31 200 XIII, nr. 62) aangenomen waarin de regering wordt verzocht de problemen
te inventariseren die het MKB in verschillende sectoren door onvoldoende tegenmacht hebben met
de marktmacht van grote partijen. Over deze inventarisatie en de mogelijke oplossingen van de
problemen zal de Tweede Kamer afzonderlijk worden geïnformeerd.
· Nederland deelt de mening van de Commissie dat de lidstaten een belangrijke rol hebben in de
verbetering van de toegang van het MKB tot aanbesteden. Er blijkt in de praktijk een aantal
belemmeringen te zijn voor het MKB om mee te doen bij aanbesteden, onder andere hoge lasten,
onnodig hoge eisen en informatietekort. Nederland is van mening dat de Commissie naast de
uitgebrachte vrijwillige code of conduct ook zou moeten onderzoeken op welke wijze de
aanbestedende diensten van de Europese lidstaten de richtlijnen naleven en handhaven. Tevens zal
Nederland onder de aandacht brengen dat ook de Europese instellingen zich bij hun
aanbestedingen committeren aan oplossing van de geconstateerde knelpunten.
Fiche 4: Mededeling inzake Europese samenwerking op schoolgebied
1. Algemene gegevens
Titel voorstel: Mededeling Betere competenties voor de 21e eeuw: een agenda voor Europese
samenwerking op schoolgebied
Datum Commissiedocument: 3 juli 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 425
Pre-lex : http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197202
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld.
Behandelingstraject Raad: Via Raadswerkgroep Onderwijs naar OJC-Raad van 20-21 november 2008
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van OCenW
2. Essentie voorstel
De Europese Commissie presenteerde op 2 en 3 juli jl. een omvangrijk sociaal pakket, inclusief
richtlijnvoorstellen en mededelingen op het gebied van sociale zaken en gezondheidszorg. Deze
mededeling maakt hier onderdeel van uit.
Economische en sociale veranderingen in de 21e eeuw brengen nieuwe mogelijkheden en uitdagingen
met zich mee. De Europese Raad heeft herhaaldelijk gewezen op de sleutelrol van onderwijs en
scholing voor toekomstige groei, concurrentievermogen en sociale cohesie van de Unie. Een
belangrijke uitdaging voor de EU is het intensiveren van de hervorming van schoolsystemen zodat
iedere jongere zijn of haar volle potentieel kan ontwikkelen. Schoolonderwijs zou een kernprioriteit
voor de volgende cyclus van het Lissabonproces moeten zijn. Deze mededeling identificeert gebieden
waar verandering nodig is om de scholen in Europa in staat te stellen jongeren adequaat toe te rusten
voor het leven in de 21e eeuw.
Er wordt een agenda voorgesteld voor het versterken van Europese samenwerking op het gebied van
schoolonderwijs met als aandachtsgebieden:
1. Focus op competenties:
a. actieplannen ontwikkelen en streefcijfers vaststellen om lees-, schrijf- en rekenniveau te verhogen;
b. versterken van transversale- en vakcompetenties, vooral 'leren te leren';
c. een allesomvattende aanpak van de ontwikkeling van competenties.
2. Kwalitatief hoogwaardig leren voor elke leerling:
a. uitbreiden van de toegang tot voorschools onderwijs van hoge kwaliteit;
b. meten en verbeteren van de impact van schoolsystemen op kansgelijkheid en verminderen van
kwaliteitsverschillen tussen scholen;
c. vergemakkelijken van overgang tussen verschillende schooltypes en -niveaus;
d. terugdringen voortijdig schoolverlaten;
e. tijdige steun en een aanpak op maat binnen regulier onderwijs voor zorgleerlingen.
3. Leraren en schoolpersoneel:
a. zorgdragen dat lerarenopleiding, steun voor beginnende leerkrachten en professionele ontwikkeling
gecoördineerd, coherent, voldoende gefinancierd zijn en gewaarborgde kwaliteit hebben en
verbeteren van aanbod, kwaliteit en benutting van in-service lerarenopleiding;
b. verbeteren van werving van leraren, zodat de beste kandidaten geselecteerd kunnen worden en
goede leraren in uitdagende scholen geplaatst kunnen worden;
c. verbeteren van werving van schoolleiders en hen in staat stellen te focussen op verbetering van het
leren door leerlingen en ontwikkeling van schoolpersoneel.
Daarnaast wordt aangegeven dat de vooruitgang op de bestaande benchmarks op het terrein van
primair en voortgezet onderwijs (te weten: leesvaardigheid, voortijdig schoolverlaten, aantal leerlingen
met diploma bovenbouw middelbaar onderwijs) nog te wensen over laat.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de
toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële
gevolgen in?
De Commissie kondigt in de mededeling geen concrete wet- en regelgeving voor de toekomst aan,
maar formuleert een 'samenwerkingsagenda' met onderwerpen waarop toekomstige Europese
samenwerking zich zou moeten richten, ter ondersteuning van de lidstaten in hun streven naar
verbetering van het schoolonderwijs.
Deze ondersteuning vindt plaats op basis van vrijwilligheid. De Commissie benadrukt in de
mededeling haar rol van ondersteuner van de lidstaten, door faciliteren van uitwisseling van informatie
en goede praktijken ('leren van elkaar'). Het is aan de lidstaten of het van deze ondersteuning gebruik
wil maken. Lidstaten blijven zelf verantwoordelijk voor de organisatie en de inhoud van het onderwijs.
Nederland zal bij de uitwerking van deze mededeling alert zijn op subsidiariteits- en
proportionaliteitsaspecten.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Dit is de eerste keer dat er vanuit de Europese Commissie een mededeling verschijnt die een agenda
voorstelt voor het funderend onderwijs in zijn volle breedte. Deze ontwikkeling mag markant
genoemd worden en de Nederlandse inzet zal dan ook voorzichtig zijn: de rol van de EU kan slechts
ondersteunend zijn. Wat Nederland betreft is de belangrijkste meerwaarde van Europees optreden op
dit terrein het faciliteren van het 'leren van elkaar' door de lidstaten.
Veel van de in deze mededeling bepleite initiatieven worden in Nederland al ondernomen. Zo streeft
het kabinet ernaar dat alle doelgroepkinderen in 2011 bereikt worden met voor- en vroegschoolse
programma's en daarmaast naar het verhogen van de kwaliteit van het voorschools onderwijs in
Nederland. Verder leggen de kwaliteitsagenda's primair en voortgezet onderwijs (TK (2007-2008)
31293 nr 1 en TK (2007-2008) 31289 nr 42) al nadruk op het leren van de basisvaardigheden lezen en
rekenen. Ook geeft Nederland prioriteit aan het verminderen van voortijdig schoolverlaters en het
verbeteren van de doorstroming tussen opleidingen. Bovendien heeft Nederland onlangs het Actieplan
Leerkracht van Nederland (TK (2007-2008) 27923 nr 45) uitgebracht, waarin maatregelen genomen
worden om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken voor nieuw en zittend personeel, de leraar
te ondersteunen bij zijn professionele ontwikkeling en de school verder te ontwikkelen tot een sterke
organisatie. Momenteel werkt Nederland aan een kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren
waarin een aantal maatregelen aangekondigd zullen worden ter versterking van lerarenopleidingen
(met aandacht voor een goed evenwicht tussen vakinhoud en didactiek/pedagogiek); voor het
aantrekkelijker maken van lerarenopleidingen voor o.a. academici en werkenden en voor de
professionele ontwikkeling van leraren. Ten slotte heeft het idee van een passend onderwijsaanbod aan
zorgleerlingen ook in Nederland de aandacht.
In de mededeling wordt gesproken over intensivering van hervormingen van de onderwijsstelsels.
Mede in het licht van de uitkomsten van het recente parlementaire onderzoek Onderwijsvernieuwingen
zal van Nederlandse zijde bij de bespreking van de mededeling en eventuele daarop gebaseerde
Raadsconclusies worden benadrukt dat terughoudendheid betracht moeten worden bij oproepen tot
stelsel- en curriculumhervormingen en bij het neerleggen van bredere maatschappelijke opgaven bij
het onderwijs. Nederland geeft voorrang aan het versterken van het primaire proces, onder andere door
de positie van de leraar te verbeteren en door het opbrengstgericht werken in het primair onderwijs te
versterken.
Ook wordt in de mededeling gerefereerd aan kansengelijkheid. Wat Nederland betreft gaat dit ook om
kansen bieden aan alle talenten: het doorbreken van de zesjescultuur en het aanpakken van de
oorzaken van onderpresteren.
Nederland zal blijvend aandacht vragen voor de vermindering van de administratieve lastendruk voor
lidstaten en onderwijsveld. Het opstellen van rapportages, monitoring en indicatorenontwikkeling zal
tot een minimum beperkt moeten blijven. Nederland zal eventuele voorstellen van nieuwe benchmarks
op het terrein van schoolonderwijs kritisch beoordelen.