Beantwoording Kamervragen over mishandeling verdachten in Tunesie
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het lid Cörüz over het bericht dat verdachten in Tunesië mishandeld worden
onder het mom van de strijd tegen terrorisme. Deze vragen werden ingezonden op
26 juni 2008 met kenmerk 2070823830.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van
Buitenlandse Zaken op vragen van het
lid Cörüz
(CDA) over het bericht dat
verdachten in Tunesië mishandeld worden onder het mom van de strijd tegen
terrorisme.
Vraag 1
Bent u bekend met de verklaring van Amnesty International dat verdachten in
Tunesië mishandeld worden onder het mom van de strijd tegen terrorisme? 1)
Wat is uw reactie op dit bericht?
Antwoord
Ja, ik ben bekend met het bericht. De bevindingen van Amnesty International
geven aanleiding tot zorg. Zoals ik in mijn mensenrechtenstrategie Naar een
menswaardig bestaan heb gesteld, draagt Nederland in internationaal verband
en bilaterale contacten actief uit dat terrorismebestrijding zich dient te
voltrekken binnen de kaders van het internationaal recht, de
mensenrechtenverdragen in het bijzonder.
Vraag 2
Hebt u reeds uw afkeuring van het mishandelen van gevangenen overgebracht aan
Tunesië, daarbij wijzend op de verplichtingen van Tunesië als partij bij het
Verdrag tegen Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling
of bestraffing? 2) Zo ja, wat was daarop de reactie van de Tunesische
autoriteiten? Zo neen, bent u bereid dit alsnog bilateraal of in Europees of
internationaal verband te doen?
Antwoord
De Nederlandse ambassadestaf in Tunis heeft regelmatig zittingen in het
Soliman-proces bijgewoond. Naar dit proces wordt in het rapport 'In the name
of security. Routine abuses in Tunesia' van Amnesty International
regelmatig verwezen. Tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Tunesië in
de Mensenrechtenraad heeft Nederland gewezen op het belang dat Tunesië de
wettelijke waarborgen implementeert tegen marteling en mishandeling. Afgelopen
maand heeft het EU-voorzitterschap, mede op verzoek van Nederland, een démarche
uitgevoerd bij de Tunesische autoriteiten voor toelating van de speciale
VN-rapporteur tegen marteling. Ondanks toezeggingen van de Tunesische
autoriteiten, heeft de speciale VN-rapporteur tegen marteling nog immer geen
uitnodiging ontvangen.
Nederland volgt de situatie van de mensenrechten in Tunesië nauwgezet. De
zorgen over de situatie van de burgerlijke vrijheden worden in verschillende
fora bij de Tunesische autoriteiten overgebracht. Ook de nieuwe bevindingen uit
het Amnesty International rapport worden daarbij meegenomen.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat Tunesië het Facultatief Protocol bij het Verdrag
tegen Foltering (hierna: OPCAT) 3) niet heeft geratificeerd en, in tegenstelling
tot Nederland, zelfs niet heeft ondertekend?
Vraag 4
Onderschrijft u het belang van een subcomité, ingesteld conform dit protocol,
dat overtredingen van verdragsverplichtingen kan onderzoeken, daarbij toegang
hebbend tot alle plaatsen waar mensen worden vastgehouden? Bent u bereid dit in
bilateraal dan wel internationaal verband aan de orde te stellen bij de
Tunesische autoriteiten?
Antwoord
Ja. Ik onderschrijf het belang van een subcomité, ingesteld conform dit protocol
en ik ben bereid het toetreden tot het Facultatief Protocol bij het Verdrag
tegen Foltering bij de Tunesische autoriteiten te bepleiten.
Vraag 5
Op welke manier wordt vanuit het associatieakkoord tussen de EU en Tunesië druk
uitgeoefend op Tunesië om mensenrechtenverplichtingen na te komen temeer omdat
uit de voortgangsrapportage van april 2008 blijkt dat er geen officiële gegevens
zijn over de omstandigheden van gevangenen in Tunesië en dat Tunesië (nog) geen
VN-rapporteur heeft toegelaten? Indien dit nog niet wordt gedaan, bent u bereid
dit in Europees verband aan te kaarten?
Antwoord
Op 11 november 2007 heeft de eerste zitting van het sub-comité mensenrechten in
het kader van het EU-Associatieverdrag in Tunis plaatsgevonden. Tijdens deze
zitting en tijdens de EU-Tunesië Associatieraad op 19 november werden op
uitdrukkelijk Nederlands verzoek individuele gevallen bij de Tunesische
autoriteiten aan de orde gesteld. Zoals ik in mijn antwoord op vraag twee
verwoordde, heeft er in juni 2008 een EU-démarche plaatsgevonden over de
toelating van de speciale VN-rapporteur tegen marteling.
Ondertussen heeft de Tunesische regering begin juni 2008 de speciale
VN-rapporteur voor 'de promotie en protectie van mensenrechten tijdens het
bestrijden van terrorisme' voor onderzoek uitgenodigd. De Nederlandse inzet voor
de volgende Associatieraad en de tweede zitting van het subcomité mensenrechten
dit najaar zal zijn gebaseerd op de ontwikkelingen op mensenrechtengebied in
Tunesië in het algemeen, waarbij nadruk zal worden gelegd op de vraag in
hoeverre er vorderingen zijn gemaakt op gebied van mensenrechten in Tunesië
sinds november 2007.
1) - news.bbc.co.uk: 'Tunesia 'state torture' condemned', 23 June 2008
- www.guardian.co.uk
2) Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or
Punishment, New York, 10 December 1984 (ratificering: Nederland op 21 december
1988, Tunesië op 23 september 1988)
3) Optional Protocol to the Convention against Torture and other Cruel, Inhuman
or Degrading Treatment or Punishment, New York, 18 December 2002 (door Nederland
ondertekend op 3 juni 2005)
Ministerie van Buitenlandse Zaken