Ministerie van Buitenlandse Zaken
Beantwoording vragen van het lid Peters over de uitbreiding van het industriegebied bij de stad Ariel op de Westelijke Jordaanoever (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2008/08/Beantwoording-vragen-van-het-lid-Peters-over-de-ui.html) 20-08-2008 |
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het lid Peters over de uitbreiding van het industriegebied bij de stad
Ariel op de Westelijke Jordaanoever. Deze vragen werden ingezonden op 22 juli
2008 met kenmerk 2070825850.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op
vragen van het lid Peters (GroenLinks) over de uitbreiding van het
industriegebied bij de stad Ariel op de Westelijke Jordaanoever.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de uitbreiding van het
industrieterrein bij de stad Ariel? 1) Deelt u de mening dat Israël met de
uitbreiding van dit industrieterrein in de bezette gebieden de afspraken van het
Annapolis akkoord over uitbreiding van nederzettingen niet nakomt?
Antwoord
Ja. Overigens is er geen sprake van een zogenaamd 'Annapolis-akkoord', maar van
een Annapolis-proces, dat tot op heden niet tot een akkoord heeft geleid. Wel is
in Annapolis een gezamenlijke verklaring afgelegd waarin beide partijen het
belang van de road map hebben onderstreept en de intentie hebben
uitgesproken implementatie van de road map voort te zetten.
Vraag 2
Deelt u de mening dat uitbreiding van dit industrieterrein met 27 fabrieken
onrechtmatig is volgens het internationaal recht, omdat deze uitbreiding in
bezet gebied (OPT) plaatsvindt? Heeft u hierover contact gehad met de Israë
lische autoriteiten? Zo neen, bent u van plan dit alsnog te doen?
Antwoord
Ik deel de mening dat uitbreiding van nederzettingen onrechtmatig is volgens het
internationaal recht, in het bijzonder het Vierde Verdrag van Genève. Nederland
dringt, in EU-verband en bilateraal, voortdurend bij Israël aan op stopzetting
van bouwactiviteiten in nederzettingen in de bezette gebieden. Zo heeft het
Franse voorzitterschap op 16 en 25 juli j.l. een verklaring afgegeven waarin ze
haar zorgen uitspreekt over de voorgenomen uitbreiding van dit industrieterrein.
Tijdens mijn laatste bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden, van 27 30
mei jl., heb ik er bij mijn Israëlische ambtgenoot, minister Livni, krachtig op
aangedrongen een moratorium af te kondigen op de bouwwerkzaamheden in de
nederzettingen. Ook tijdens een eerder bezoek aan o.a. Israël van 2024 januari
jl. heb ik Israël gewezen op het belang te komen tot ontmanteling van de
outposts en beëindiging van de uitbreiding van nederzettingen.
Vraag 3
Zijn er Nederlandse bedrijven direct betrokken bij dit industrieterrein en de
uitbreiding ervan? Gaat er direct of indirect Nederlands overheidsgeld naar dit
industrieterrein?
Antwoord
Bij de Nederlandse overheid zijn geen gevallen bekend van Nederlandse bedrijven
die betrokken zijn bij de uitbreiding of financiering van het industriegebied op
de Westelijke Jordaanoever. Bedrijven zijn niet verplicht zich te registreren
bij de Nederlandse ambassade in Tel Aviv en/of de Nederlandse vertegenwoordiging
in Ramallah. Beide ontmoedigen economische activiteiten van Nederlandse
bedrijven in de nederzettingen en bieden geen ondersteuning aan bedrijven die
zich wensen te vestigen of reeds gevestigd zijn in nederzettingen in de bezette
gebieden om redenen die staan beschreven in antwoord op vraag 2. Het is
Nederlandse bedrijven overigens niet verboden om dergelijke economische relaties
aan te gaan. De regering voert daarom geen actieve controle uit op dergelijke
relaties.
Vraag 4
Deelt u de mening dat uitbreiding van dit industrieterrein geen werkelijk
profijt oplevert voor Palestijnse werknemers zoals Israël betoogt, omdat
Palestijnse werknemers in dienst in de nederzettingen niet dezelfde (burger)
rechten genieten als Israëlische werknemers en niet beschermd worden door de
Israëlische arbeidswetten, zoals Israëlische arbeiders?
Antwoord
Het Israëlisch Hooggerechtshof heeft in oktober 2007 bepaald dat Israëlische
arbeidswetgeving van toepassing is op alle werknemers van bedrijven in Israël of
in de nederzettingen en dus ook op Palestijnse werknemers. In de praktijk blijft
de rechtspositie van Palestijnen achter bij die van niet-Palestijnen, als gevolg
waarvan de positie van Palestijnse werknemers kwetsbaarder is dan die van Israë
lische werknemers.
1) Jerusalem Post, 'Ariel given the OK for 27 new factories', 14 juli 2008.
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken