Ministerie van Buitenlandse Zaken
Kamerbrief inzake het bezoek van Minister Verhagen aan Aruba en de Nederlandse Antillen van 8 t/m 11 juli 2008
21-08-2008
Van 8 tot en met 11 juli bracht ik een kennismakingsbezoek aan Aruba en de
Nederlandse Antillen. In Oranjestad sprak ik met gouverneur Refunjol,
minister-president Oduber en de Directie Buitenlandse Betrekkingen. In
Willemstad sprak ik met gouverneur Goedgedrag, minister-president De
Jongh-Elhage, de Directie Buitenlandse Betrekkingen, en minister van staat en
voormalig gouverneur Saleh. Daarbij passeerde een keur aan politieke onderwerpen
de revue. Tevens werd aandacht besteed aan de toekomst van de buitenlandse
betrekkingen en de rol van Buitenlandse Zaken in de Caribische regio.
Tijdens alle gesprekken bleek dat Venezuela voor de Koninkrijksdelen in de
Cariben het buitenlandspolitieke onderwerp bij uitstek blijft. Voortdurend moet
worden gebalanceerd tussen de dagelijkse, hechte betrekkingen met het grote
buurland en de goede economische en veiligheidsrelaties (onder andere
bestrijding van internationale criminaliteit en terrorisme) met de VS. Wij waren
het erover eens dat het Koninkrijk gebaat is bij een evenwichtige buitenlandse
politiek in dit deel van de wereld.
Tevens kwamen, naar aanleiding van kort voor mijn bezoek uitgekomen
wetenschappelijke rapporten van de Rijksuniversiteit Groningen en de Erasmus
Universiteit Rotterdam over de juridische respectievelijk economische
implicaties van de status van UPG (Ultraperifeer Gebied), de toekomstige
relaties van Aruba en de Nederlandse Antillen met de Europese Unie ter sprake.
Gezien de politieke verdeeldheid over het al dan niet in stand houden van de
status van LGO (Landen en Gebieden Overzee), dan wel het opteren voor de status
van UPG (Ultraperifeer Gebied), zal in Aruba deze kwestie zeker een grote rol
spelen tijdens de Statenverkiezingen van 2009. De regering van de Nederlandse
Antillen, zo bleek, heeft in navolging van het Nederlandse besluiit met
betrekking tot de BES-eilanden besloten pas over vijf jaar op de zaak terug te
komen. Ik heb de autoriteiten in Oranjestad en Willemstad duidelijk gemaakt dat,
ook als men blijft bij de lossere band van de LGO-status en wil ontkomen aan
stringente Europese regelgeving, dit niet afdoet aan het feit dat nu eenmaal op
grond van voor het Koninkrijk geldende verdragen op het gebied van bijvoorbeeld
mensenrechten en milieu zonder meer de eigen autonomie wordt ingeperkt.
In alle gesprekken onderstreepte ik de noodzaak van een Rijksvisumwet. Ik gaf
daarbij ook de voordelen aan van verdere harmonisatie van het visumbeleid. De
uitvoering op de posten wordt eenvoudiger en het bij voorkeur instellen van één
visum voor alle Caribische landen en eilanden van het Koninkrijk zal het
reisverkeer en onderling toerisme ten goede komen. Mijn gesprekspartners in
beide landen toonden hier begrip voor. Natuurlijk zal daarbij, zo heb ik
aangegeven, gekeken moeten worden naar de eisen van de verschillende Caribische
Koninkrijksdelen. Het is van belang deze Rijkswet van het begin af aan als
gezamenlijk project te beschouwen.
Naast deze en andere zaken was een belangrijk onderwerp in elke discussie de
toekomstige organisatie van de buitenlandse betrekkingen van het Koninkrijk. De
complexiteit van het Koninkrijk, de mondialisering en de
eindverantwoordelijkheid, op grond van het Statuut, van de Minister van
Buitenlandse Zaken kwamen aan de orde. Ik acht in dit kader intensievere
communicatie en daadwerkelijke presentie van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken in de regio ter ondersteuning van de Directies Buitenlandse Betrekkingen
(DBB's) noodzakelijk. Ik opperde de mogelijkheid een liaison van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken bij de DBB's onder te brengen. Een en ander conform de
gedachten die ik eerder in juni 2007 in het Parlementair Overleg
Koninkrijksrelaties naar voren heb gebracht. Minister-president Oduber zei mij
het voorstel nog eens te willen laten bezinken; in Willemstad stelde men voor
gedurende een periode van vijf jaar met liaisons te werken en daarna te
evalueren.
Gezien mijn Koninkrijksbrede verantwoordelijkheid voor het buitenlands
beleid, stuur ik afschrift van deze brief aan de Staten van de Nederlandse
Antillen en van Aruba.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken